ECLI:NL:RBMNE:2021:6138

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/16/524561 / FO RK 21-710
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verbod op verhuizing van de moeder met het kind

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van de vader, die zonder gezag is, om de moeder te verbieden te verhuizen met hun kind, [voornaam 1]. De vader verzocht om een provisionele voorziening, omdat hij vreesde dat de verhuizing naar [plaatsnaam 2] de omgang met zijn kind zou bemoeilijken. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader afgewezen, omdat zij van oordeel was dat de verhuizing de belangen van [voornaam 1] niet ernstig in het gedrang zou brengen. De moeder heeft toegelicht dat de verhuizing naar [plaatsnaam 2] noodzakelijk is voor haar en haar nieuwe partner, die daar al een koopwoning heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder met eenhoofdig gezag bevoegd is om de woonplaats van [voornaam 1] te bepalen en dat er geen bijkomende omstandigheden zijn die een verzwaard toetsingskader rechtvaardigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verhuizing naar [plaatsnaam 2] rust en duidelijkheid biedt voor [voornaam 1], en dat de gevolgen voor de omgang met de vader niet zodanig zijn dat de belangen van het kind ernstig worden geschaad. De vader heeft geen overtuigende argumenten gepresenteerd die de rechtbank zouden doen twijfelen aan deze conclusie. De rechtbank heeft daarom besloten dat iedere ouder zijn eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/524561 / FO RK 21-710
Provisionele voorziening
Beschikking van 24 augustus 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. M.R. de Boorder, te Amsterdam,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. D. de Waal, te Veenendaal.

1.1. De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 8 juli 2021;
  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 13 augustus 2021;
  • het F9-formulier van de vader van 16 augustus 2021 (met bijlagen)
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 17 augustus 2021. Op de zitting waren aanwezig:
  • de vader, bijgestaan door mr. A.M. Warffemius als waarneemster voor zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.2. Waar gaat het over?

2.1.
De vader en de moeder hebben een relatie gehad.
2.2.
Zij zijn de ouders van [voornaam 1] , geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] .
De geboortenaam van [voornaam 1] is
[voornaam 2] [voornaam 3] [voornaam 4 (eerste voornaam van de vader)] [achternaam (van de moeder)]. In de beschikking van 12 maart 2020 heeft de rechtbank op verzoek van de moeder de naam van [voornaam 1] gewijzigd in
[voornaam 2] [voornaam 3] [achternaam (van de moeder)]. Op 9 juni 2020 heeft de vader hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Op 30 juni 2020 is de voornaamswijziging vermeld op de geboorteakte van [voornaam 1] . In de beschikking van het gerechtshof van 20 november 2020 is de vader niet-ontvankelijk verklaard. De vader is daarna in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Deze procedure loopt nog.
2.3.
[voornaam 1] woont bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [voornaam 1] . Dit betekent dat de moeder de belangrijke beslissingen over hem mag nemen.
2.5.
In de beschikking van 29 maart 2021 heeft de rechtbank de vader vervangende toestemming verleend voor de erkenning van [voornaam 1] en heeft de rechtbank de overeenstemming tussen partijen over de kinderalimentatie opgenomen in de beschikking.
2.6.
In de beschikking van 25 mei 2021 heeft de rechtbank beslist dat:
  • een voorlopige omgangsregeling wordt vastgesteld, in die zin dat [voornaam 1] bij de vader verblijft: iedere woensdag van 13.00 uur tot 17.30 uur en de ene week van vrijdag 8.30 uur tot 17.30 uur en de andere week van vrijdag 8.30 uur tot zaterdag 17.30 uur;
  • een voorlopige informatieregeling geldt, die inhoudt dat de moeder één keer per maand een e-mail of brief zal sturen aan de vader.
De rechtbank heeft de definitieve beslissing over de verzoeken van de vader ten aanzien van een omgangsregeling en een informatieregeling, alsmede een beslissing over het gezamenlijk gezag aangehouden in afwachting van de uitkomst van het traject Parallel Ouderschap.
2.7.
De vader verzoekt om:
  • de moeder te verbieden om met [voornaam 1] te verhuizen van het huidige adres in [plaatsnaam 1] tot de rechtbank in de bodemprocedure een definitieve beslissing heeft genomen over het gezag van de vader, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan dit verbod voldoet;
  • de moeder te verplichten om [voornaam 1] opnieuw in te schrijven in [plaatsnaam 1] , tot de rechtbank in de bodemprocedure een definitieve beslissing heeft genomen over het gezag van de vader, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan dit verbod voldoet;
  • de moeder te verplichten om met [voornaam 1] terug te keren naar [plaatsnaam 1] , tot de rechtbank in de bodemprocedure een definitieve beslissing heeft genomen over het gezag van de vader, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan dit verbod voldoet.
2.8.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader. Zij vraagt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel om zijn verzoeken af te wijzen.
3. De beoordeling
Beslissing
3.1.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader afwijzen. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Ontvankelijkheid
3.2.
De vader heeft verzocht om een provisionele voorziening te treffen voor de duur van de procedure. Een provisionele voorziening is een noodmaatregel die geldt voor de duur van de procedure tussen partijen. De procedure waar het om gaat, wordt de bodemprocedure genoemd. De rechtbank kan alleen een provisionele voorziening treffen, als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat voldaan is aan de wettelijke vereisten. Om te beginnen vindt de rechtbank dat de verzoeken van de vader voldoende
samenhangen met de bodemprocedure die loopt ten aanzien van het gezag. De verhuizing van de moeder met [voornaam 1] is immers een gezagsbeslissing en heeft gevolgen voor de omgang tussen de vader en [voornaam 1] . Daarnaast vindt de rechtbank dat van de vader niet verwacht kan worden dat hij de beslissing van de rechtbank in de bodemprocedure afwacht, omdat de moeder voornemens is om eind augustus 2021 te verhuizen naar [plaatsnaam 2] . Bovendien is de bodemprocedure aangehouden in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject Parallel Ouderschap. Dit traject is nog niet gestart. Kortom, de rechtbank is van oordeel dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoeken.
Inhoudelijke beoordeling
3.4.
Vast staat dat de moeder op dit moment alleen belast is met het gezag over [voornaam 1] . Dat betekent dat zij bevoegd is om [voornaam 1] naar eigen inzicht te verzorgen en op te voeden. Die bevoegdheid omvat ook de bevoegdheid om de woonplaats van [voornaam 1] te bepalen. De moeder moet als ouder met eenhoofdig gezag wel rekening houden met haar verplichting om de ontwikkeling van de banden tussen [voornaam 1] en de vader te bevorderen. [1]
3.5.
De vader legt artikel 1:247 BW in verbinding met artikel 1: 377a BW aan zijn verzoeken ten grondslag. Die artikelen gaan over de verplichtingen van de ouder met eenhoofdig gezag en over het recht op omgang van de ouder zonder gezag. Tegelijkertijd stelt de vader dat bij het beoordelen van zijn verzoeken het toetsingskader moet gelden zoals dat in de jurisprudentie is ontwikkeld in verhuiszaken in geval van gezamenlijk gezag. Anders dan de vader is de rechtbank echter van oordeel dat er in dit geval geen bijkomende omstandigheden zijn die maken dat het verzwaarde toetsingskader zoals in het geval van gezamenlijk gezag zou moeten worden toegepast. Het feit dat de vader een verzoek heeft ingediend om samen met de moeder belast te worden met het gezag over [voornaam 1] maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de maatstaf moet worden toegepast die geldt bij gezamenlijk gezag. Daarom zal de rechtbank de maatstaf die geldt bij eenhoofdig gezag toepassen.
3.6.
Uit vaste jurisprudentie volgt dat de rechtbank in het geval van eenhoofdig gezag moet beoordelen of de beslissing van de moeder om te verhuizen met [voornaam 1] ervoor zorgt dat de belangen van [voornaam 1] ernstig in het gedrang zouden komen of de ontwikkeling van de banden tussen [voornaam 1] en de vader ernstig zou worden geschaad.
3.7.
De vader heeft toegelicht dat hij graag een volwaardige vader voor [voornaam 1] wil zijn en dat dat niet mogelijk is als [voornaam 1] in [plaatsnaam 2] woont. Ten eerste stelt de vader dat de voorgenomen verhuizing grote gevolgen heeft voor de omgang tussen hem en [voornaam 1] . De omgang met [voornaam 1] is nu afgestemd op de omgang met een van zijn andere zoons, [voornaam 5] , die hij in [plaatsnaam 3] ziet op woensdag en op vrijdag dan wel zaterdag, nadat hij [voornaam 1] naar [plaatsnaam 1] heeft gebracht. Dat is niet meer mogelijk als [voornaam 1] in [plaatsnaam 2] woont. Daarnaast vindt de vader het niet in [voornaam 1] ’s belang dat hij meer in de auto zal zitten dan nu het geval is. Verder vindt de vader het niet goed voor [voornaam 1] dat hij uit zijn vertrouwde omgeving wordt weggehaald. Ten slotte wil de vader deel zijn van [voornaam 1] ’s sociale leven en bijvoorbeeld als [voornaam 1] ouder is naar sportwedstrijden gaan kijken.
3.8.
De rechtbank zal de verzoeken van de vader afwijzen. Zij is van oordeel dat de belangen van [voornaam 1] door de verhuizing naar [plaatsnaam 2] niet ernstig in het gedrang komen, noch dat de ontwikkeling van de banden tussen [voornaam 1] en de vader ernstig wordt geschaad, als gevolg van de verhuizing van de moeder met [voornaam 1] . De moeder heeft toegelicht wat maakt dat zij en haar nieuwe partner hebben gekozen voor [plaatsnaam 2] . Haar partner heeft daar al een koopwoning en haar eigen woning is te klein om samen te gaan wonen. Op dit moment reist de moeder veel op en neer met [voornaam 1] tussen [plaatsnaam 2] en haar eigen woonplaats. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit zowel voor de moeder als voor [voornaam 1] onrustig is. Zoals door de Raad ter zitting ook is geadviseerd, is rust en duidelijkheid in het belang is van [voornaam 1] . De rechtbank is van oordeel dat de verhuizing naar [plaatsnaam 2] rust met zich mee brengt voor [voornaam 1] . Nu verblijft [voornaam 1] in verschillende woningen: in het huis van de moeder, in het huis van de nieuwe partner van de moeder en in het huis van de vader. Nu het huis van de moeder weg valt en zij samen met haar nieuwe partner in een woning in [plaatsnaam 2] gaat verblijven, verblijft [voornaam 1] nog maar in twee woningen.
3.9.
Verder vindt de rechtbank dat de gevolgen die de verhuizing heeft voor de omgang tussen [voornaam 1] en de vader niet zodanig zijn dat daarmee de belangen van [voornaam 1] ernstig in het gedrang komen of dat daardoor de ontwikkeling van de banden tussen [voornaam 1] en de vader ernstig zou worden geschaad. De verhuizing heeft geen wezenlijke invloed op de voorlopig vastgestelde omgangsregeling. Weliswaar wordt de reisafstand vergroot met ruim twintig kilometer, maar de reistijd bedraagt filevrij slechts ongeveer tien minuten extra. De tijd die [voornaam 1] in de auto doorbrengt vindt de rechtbank, ook in geval van file zo nu en dan, aanvaardbaar. Dat de combinatie van de omgang met [voornaam 1] in [plaatsnaam 2] en met [voornaam 5] in [plaatsnaam 3] minder eenvoudig wordt kan de rechtbank zich voorstellen. Tegelijkertijd ziet de rechtbank niet, zoals de vader tijdens de mondelinge behandeling leek te suggereren, wat maakt dat die combinatie onmogelijk is.
Over het weghalen van [voornaam 1] uit zijn vertrouwde omgeving merkt de rechtbank op dat [voornaam 1] pas twee jaar oud is, waardoor hij nog niet gehecht zal zijn aan de omgeving waar hij nu woont. Gelet op zijn leeftijd zal [voornaam 1] voornamelijk gehecht zijn aan de belangrijke mensen in zijn leven, en nog niet zo zeer aan de omgeving waar hij woont aangezien hij nog geen eigen leven kan opbouwen. Niet is gebleken dat [voornaam 1] deze belangrijke mensen in zijn leven door de verhuizing niet meer zal zien. Daarnaast is de partner van de moeder al het grootste deel van [voornaam 1] in zijn leven, waardoor ook hij voor [voornaam 1] vertrouwd zal zijn.
Ten slotte volgt de rechtbank de vader niet in zijn stelling dat het voor hem lastiger wordt om naar de school van [voornaam 1] te kunnen of aanwezig te zijn bij activiteiten zoals voetbal. Op dit moment is [voornaam 1] net twee jaar oud en gaat hij nog niet naar school of naar activiteiten zoals bijvoorbeeld voetbal. Gelet op het karakter van de provisionele voorziening is dat nu niet aan de orde. Het gaat om de situatie op dit moment, niet om toekomstige omstandigheden.
De kosten van deze procedure
3.10.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat de rechtbank geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken van de vader af;
4.2.
bepaalt dat de ouders ieder hun eigen proceskosten betalen.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, tot stand gekomen in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2021.

Voetnoten

1.Artikel 1:247 lid 3 van het Burgerlijke Wetboek (BW).