ECLI:NL:RBMNE:2021:6135

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
C/16/523469 / FO RK 21-619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2021 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een moeder en een vader, die eerder met elkaar getrouwd waren en samen twee minderjarige kinderen hebben. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met de kinderen te verhuizen naar een locatie binnen een straal van vijftig kilometer van de huidige woonplaats van de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de noodzaak voor de verhuizing voldoende is onderbouwd door de moeder, die aangaf dat zij samen met haar nieuwe partner wil gaan wonen. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verhuizing goed is voorbereid en dat er overleg is geweest tussen de ouders. De vader was tegen de verhuizing, omdat hij vreesde dat dit zijn band met de kinderen zou schaden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de frequentie van de omgang met de kinderen niet zal veranderen en dat de moeder voldoende voorstellen heeft gedaan om de verhuizing te compenseren. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de verhuizing toegewezen, maar het verzoek om toestemming voor de schoolinschrijving van de kinderen afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder met de kinderen mag verhuizen, ook als de vader in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/523469 / FO RK 21-619
Verhuizing
Beschikking van 20 december 2021
in de zaak van:
[vezoekster] ,
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.M.M. Mikkers,
tegen
[verweerder] ,
wonende in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Beuker.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 14 juni 2021;
  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 8 september 2021;
  • het F9-formulier van 10 september 2021 van de moeder (met bijlagen).
1.2.
Het verzoek is op 21 september 2021 door de meervoudige kamer (dat wil zeggen dat de zaak behandeld wordt door drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting). Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door mr. N.D. Wassink als vervanger van zijn advocaat;
  • mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming, locatie [plaatsnaam 1] (hierna: de Raad).
1.3.
Tijdens de zitting hebben partijen besloten dat zij in mediation gaan om te kijken of zij er alsnog samen uit kunnen komen. De rechtbank heeft de zaak daarom aangehouden.
1.4.
Daarna heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-formulier van 29 oktober 2021van de vader;
  • het F9-formulier van 4 november 2021 van de moeder.
1.5.
Het verzoek is vervolgens door de meervoudige kamer besproken tijdens de zitting van 22 november 2021. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en in aanwezigheid van een kantoorgenoot van zijn advocaat mr. [B] ;
  • mevrouw [C] namens de Raad.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van [2017] is tussen hen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op [2018] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [gemeente 1] .
2.2.
De vader en de moeder hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [2010] in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [2013] in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over de minderjarigen [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.
2.4.
De ouders hebben in het op 6 december 2017 getekende ouderschapsplan, gehecht aan de beschikking van [2017] , onder meer afgesproken dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] elke twee weken van zaterdag tot zondag bij de vader verblijven.
Ten aanzien van verhuizingen hebben de ouders de volgende bepaling opgenomen in het ouderschapsplan: “
De ouders spreken de intentie uit om niet buiten een straal van twintig kilometer van de andere ouder te gaan verhuizen, totdat het jongste kind zestien jaar is. Indien een van beide ouders van plan is om te verhuizen, waardoor hij of zij op een afstand van meer dan twintig kilometer van de ander komt te wonen, zullen zij ten minste drie maanden van tevoren overleggen om de afspraken in dit ouderschapsplan waar nodig te herzien.”
2.5.
De ouders hebben de zorgregeling in onderling overleg gewijzigd, in die zin dat [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] vanaf 1 januari 2021 eenmaal per veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdagmiddag 17.30 uur tot en met dinsdagochtend voor school. Deze afspraak geldt totdat de moeder met de kinderen zou verhuizen.
2.6.
De moeder vraagt de rechtbank om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verhuizen naar [plaatsnaam 3] , [plaatsnaam 4] of [plaatsnaam 5] , althans binnen een straal van maximaal vijftig kilometer rondom [plaatsnaam 2] . Verder vraagt de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor het inschrijven van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] als leerling op de dichtstbijzijnde basisschool en middelbare school gerekend vanaf haar nieuwe adres.
2.7.
De vader is het niet mee eens met de verzoeken van de moeder. De vader vindt dat het verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing moet worden afgewezen en dat de moeder in het verzoek over de vervangende toestemming van de scholen niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat dit verzoek wordt afgewezen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder toewijzen ten aanzien van de verhuizing. Dat betekent dat de moeder met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] naar [plaatsnaam 3] , [plaatsnaam 4] of [plaatsnaam 5] , althans binnen een straal van maximaal vijftig kilometer rondom [plaatsnaam 2] , mag verhuizen. De rechtbank zal het verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming voor de school en het verzoek van de vader ten aanzien van een proceskostenveroordeling afwijzen.
De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De verhuizing
3.2.
Iedere ouder heeft in beginsel het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan kan de ouder die wil verhuizen aan de rechtbank vervangende toestemming voor een verhuizing vragen. De rechtbank brengt dan alle omstandigheden in kaart en maakt dan een belangenafweging. Het belang van de kinderen staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen. Omstandigheden die volgens de rechtspraak van de Hoge Raad [1] een rol kunnen spelen zijn:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • hoe goed de verhuizing is voorbereid en doordacht;
  • de voorstellen die zijn gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;
  • hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;
  • hoe vaak er contact plaatsvindt tussen de kinderen en de niet verhuizende ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de kinderen, hun mening en in hoeverre zij zijn gewend aan hun omgeving of juist aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
3.3.
De moeder heeft verteld dat zij wil gaan samenwonen met haar nieuwe partner. Het is voor haar nieuwe partner niet mogelijk om naar [plaatsnaam 2] te verhuizen. De nieuwe partner van de moeder heeft ook kinderen die volgens een co-ouderschapsregeling ook regelmatig bij hem verblijven. Daarom willen de moeder en haar nieuwe partner op zoek naar een plaats die voor zowel de vader als de ex-partner van de nieuwe partner van de moeder goed bereikbaar is. Daarom hebben zij gekozen voor [plaatsnaam 3] , [plaatsnaam 4] of [plaatsnaam 5] , althans een plaats binnen een straal van maximaal vijftig kilometer rondom [plaatsnaam 2] .
3.4.
De vader verzet zich tegen een verhuizing omdat hij bang is dat een verhuizing ten koste gaat van zijn band met de kinderen. De vader heeft aangevoerd dat hij door een verhuizing minder betrokken zal zijn bij het leven van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , terwijl hij juist in de toekomst meer voor hen wil gaan zorgen. Een verhuizing staat een uitbreiding van de zorgregeling in de weg.
Noodzaak om te verhuizen
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder de noodzaak om te verhuizen voldoende heeft onderbouwd. Zij heeft sinds mei 2018 een relatie met haar nieuwe partner. De moeder heeft onbetwist gesteld dat haar partner toestemming voor de verhuizing heeft gekregen van zijn ex-partner. Haar partner woont nu in [plaatsnaam 6] en heeft een eigen bedrijf in [plaatsnaam 7] . Met name vanwege de kinderen van de partner en de kinderen van de moeder willen haar partner en zij een woning zoeken die min of meer in het midden tussen [plaatsnaam 6] en [plaatsnaam 2] in ligt. De kinderen van haar partner zijn wat ouder dan [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , waardoor zij makkelijker zelfstandig kunnen reizen. Sinds twee en een half jaar brengen de partner en zijn kinderen de weekenden door met de moeder, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , afwisselend in [plaatsnaam 6] en [plaatsnaam 2] . Dat gaat goed. De rechtbank vindt de wens van de moeder om, nu duidelijk is dat de relatie bestendig is en het tussen de kinderen ook goed loopt, de twee gezinnen nu samen te voegen een begrijpelijke wens. Zij heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd wat maakt dat zij daarvoor (minimaal) halverwege [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 6] moeten gaan wonen, en dat het geen optie is dat de partner van de moeder naar de directe omgeving van [plaatsnaam 2] gaat verhuizen.
Verhuizing voldoende doordacht en voorbereid, overleg gezocht
3.6.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de moeder de verhuizing voldoende heeft voorbereid en doordacht. De moeder heeft aangegeven dat zij in de zomervakantie van 2022 wil verhuizen. Het verzoek is dus ruim op tijd gedaan. Zij heeft aangegeven dat [minderjarige 1 (voornaam)] na de zomer van 2022 naar de middelbare school gaat en dat ze dat een goed moment vindt om te gaan verhuizen. De moeder heeft de verhuizing meerdere malen met de vader besproken, waarbij de ouders samen naar oplossingen hebben gezocht. De moeder heeft de juiste weg bewandeld door eerst het overleg met de vader aan te gaan, en, toen dat overleg niet goed van de grond kwam, vervangende toestemming aan de rechtbank te vragen voor de verhuizing voordat zij daadwerkelijk stappen onderneemt om de verhuizing te realiseren. De rechtbank heeft de zaak als gezegd tijdens een eerdere zitting aangehouden omdat partijen alsnog in mediation wilden gaan. Dat heeft niet tot een oplossing geleid.
3.7.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder hiermee in overeenstemming met het ouderschapsplan heeft gehandeld. Weliswaar legden zij vast dat zij de intentie hadden om niet meer dan twintig kilometer bij elkaar vandaan te gaan wonen tot het jongste kind zestien was, maar zij maakten ook afspraken voor het geval een ouder wel van plan was om verder te verhuizen. Het overleg dat daar wordt genoemd heeft de moeder gezocht en zij heeft dat ook tijdig gedaan. Hiermee handelt zij ook in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , zodat zij niet onnodig blootgesteld worden aan wijzigingen in hun woonsituatie zonder dat daar duidelijkheid over is of een definitieve beslissing over is genomen.
Frequentie omgang en compensatie
3.8.
Vast staat dat de moeder het grootste deel van de zorg voor de kinderen draagt en dat de kinderen ook na de verhuizing met dezelfde frequentie als nu naar de vader kunnen gaan. De rechtbank vindt in dit geval van groot belang dat de zorgregeling dus niet hoeft te wijzigen. Hoewel de vader in eerste instantie heeft gesteld dat de huidige zorgregeling niet meer uitvoerbaar zal zijn na de verhuizing, heeft hij op de zitting verteld dat hij door de autorit mogelijk juist meer gesprekken met de kinderen zou kunnen voeren, omdat ze daar dan meer tijd voor hebben. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de zorgregeling kan doorlopen na de verhuizing. Dat de kinderen sinds januari 2021 tot dinsdagochtend bij de vader verblijven, maakt het voorgaande niet anders. De moeder stelt dat partijen afspraken dat deze recente wijziging van de zorgregeling alleen zou gelden tot de voorgenomen verhuizing. Zij onderbouwt dat met de overgelegde Whatsapp-conversatie die ouders hierover hebben gevoerd. Dat de vader de zorgregeling wil uitbreiden en wil toewerken naar een co-ouderschapsregeling maakt het oordeel van de rechtbank evenmin anders. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is gezegd, is de rechtbank niet gebleken dat een wijziging van de zorgregeling naar een co-ouderschapsregeling in de (nabije) toekomst in de rede ligt. Bovendien heeft de vader de rechtbank niet gevraagd om de zorgregeling te wijzigen of de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij hem te bepalen.
3.9.
De moeder heeft verder verschillende voorstellen gedaan om de verhuizing te compenseren. Zo heeft de moeder voorgesteld dat de kinderen op de woensdagmiddag, in de vakanties of een derde weekend in de maand extra bij de vader verblijven. Hoewel de moeder liever wil dat de kinderen ook om het weekend bij haar zijn, is ze bereid om mee te werken aan een oplossing. Ook heeft de moeder aangeboden om de vader te compenseren in de vorm van een financiële vergoeding voor de extra reistijd.
Bezwaren voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] ?
3.10.
De rechtbank ziet in de verhuizing ten slotte geen andere belemmeringen voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De rechtbank begrijpt dat er de komende tijd veel zal wijzigen in hun leven en dat zij tijd nodig zullen hebben om aan de nieuwe situatie te wennen. Zij zijn namelijk gewend aan de omgeving in [plaatsnaam 2] . Tegelijkertijd hebben beide ouders aangegeven dat het goed gaat met de kinderen en dat zij geen zorgen over hen hebben. De vader heeft niet gesteld noch onderbouwd dat de kinderen een verhuizing niet aan zouden kunnen. Daarbij komt dat de kinderen de nieuwe partner van de moeder en zijn kinderen al een lange tijd kennen en zij hen op regelmatige basis zien. [minderjarige 1 (voornaam)] gaat volgend schooljaar naar de middelbare school. Dat is hoe dan ook een grote verandering en de rechtbank is het met de moeder eens dat dit een natuurlijk moment voor de verhuizing is. Gezien deze omstandigheden is de rechtbank, net als de Raad, van oordeel dat de kinderen in staat moeten zijn om zich aan hun nieuwe leefomgeving aan te passen.
3.11.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de door de moeder verzochte vervangende toestemming voor de verhuizing verlenen. De rechtbank merkt daarbij op dat de moeder geen datum aan de verhuizing heeft gekoppeld aan haar verzoek. Gelet op wat de moeder heeft verklaard gaat de rechtbank ervan uit dat zij [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in staat stelt het huidige schooljaar op hun huidige school af te maken, en dat zij de datum van de verhuizing daarop aanpast.
De school
3.12.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in de nieuwe woonplaats in te schrijven als leerling op de dichtstbijzijnde basisschool en middelbare school afwijzen. De rechtbank vindt dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat het verkrijgen van de toestemming noodzakelijk is. De ouders hebben op de zitting gezegd dat zij de schoolkeuze van hun kinderen graag in onderling overleg zouden willen regelen. De rechtbank gaat ervan uit dat het de ouders zal lukken om gezamenlijk tot schoolkeuzes te komen. Bovendien hebben de ouders nog ruim de tijd om samen, in goed overleg, een geschikte school voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] uit te zoeken.
3.13.
De rechtbank merkt op dat het ook belangrijk is dat de ouders met elkaar in gesprek gaan over de andere gevolgen van de verhuizing. Dit is immers in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Als zij er samen niet uit komen, kunnen ze ook het wijkteam of buurtteam van de gemeente waar de kinderen staan ingeschreven om hulp vragen.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.14.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.
Dat betekent dat de moeder met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] mag verhuizen, ook als de vader hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing over de verhuizing neemt.
De kosten van deze procedure
3.15.
De rechtbank zal, anders dan de vader heeft verzocht, beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen. Er is immers niet nodeloos geprocedeerd, maar er is juist pas geprocedeerd nadat partijen onderling niet tot overeenstemming kwamen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent aan de moeder vervangende toestemming om met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verhuizen naar [plaatsnaam 3] , [plaatsnaam 4] of [plaatsnaam 5] , althans binnen een straal van maximaal vijftig kilometer rondom [plaatsnaam 2] ;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de ouders ieder hun eigen proceskosten moeten betalen;
4.4.
wijst het overige of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Dopheide (voorzitter), mr. M.W.V. van Duursen en mr. N.J.W.G. Simons, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. S. Clement als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901.