ECLI:NL:RBMNE:2021:6131

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
UTR 21/31 t/m UTR 21/35 en UTR 21/37 t/m UTR 21/48
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarden van woningen en niet-woningen; beoordeling van misbruik van procesrecht en vaststelling van waarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de heffingsambtenaar van de gemeente over de vastgestelde WOZ-waarden van onroerende zaken voor het belastingjaar 2020. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die haar bezwaar ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft de zaak in twee delen beoordeeld: de woningen en de niet-woningen. Ten aanzien van de woningen heeft de rechtbank geoordeeld dat de door de heffingsambtenaar voorgestane WOZ-waarden niet te laag zijn vastgesteld. Eiseres had tijdens de zitting en hoorzitting betoogd dat de waarden te laag waren, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn standpunt voldoende had onderbouwd met een taxatiematrix.

Voor de niet-woningen oordeelde de rechtbank echter anders. Eiseres had ook hier bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar had geen adequate onderbouwing gegeven voor de vastgestelde waarden. De rechtbank heeft de waarden van de niet-woningen vastgesteld op € 94.000,- voor de eerste niet-woning en € 92.000,- voor de tweede niet-woning, en de uitspraak op bezwaar in zoverre vernietigd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht door eiseres, ondanks dat haar beroepsgronden soms algemeen waren. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.598,- en het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/31 t/m UTR 21/35 en UTR 21/37 t/m UTR 21/48

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: B.A. Schras).

Inleiding

1.1.
In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarden van de onroerende zaken voor het belastingjaar 2020 vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2019.
1.2.
Het gaat om de volgende onroerende zaken, alle te [plaats] gelegen, met de volgende vastgestelde waarde:
UTR 21/31 [adres 1] : € 123.000,- (woning)
UTR 21/32 [adres 2] : € 150.000,- (woning)
UTR 21/33 [adres 3] : € 226.000,- (woning)
UTR 21/34 [adres 4] : € 137.000,- (woning)
UTR 21/35 [adres 5] : € 177.000,- (woning)
UTR 21/37 [adres 6] : € 135.000,- (woning)
UTR 21/38 [adres 7] : € 155.000,- (woning)
UTR 21/39 [adres 8] : € 133.000,- (woning)
UTR 21/40 [adres 9] : € 152.000,- (woning)
UTR 21/41 [adres 10] : € 123.000,- (woning)
UTR 21/42 [adres 11] : € 152.000,- (woning)
UTR 21/43 [adres 12] : € 120.000,- (woning)
UTR 21/44 [adres 13] : € 140.000,- (woning)
UTR 21/45 [adres 14] : € 145.000,- (woning)
UTR 21/46 [adres 15] : € 147.000,- (woning)
(de woningen)
UTR 21/47 [adres 16] : € 95.000,- (niet-woning)
UTR 21/48 [adres 17] : € 93.000,- (niet-woning)
(de niet-woningen)
1.3.
Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van de woningen en niet-woningen ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waardes als heffingsmaatstaf zijn gehanteerd.
1.4.
In de uitspraak op bezwaar van 19 november 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.5.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2021 door middel van een Skype-verbinding. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en de taxateur, [taxateur] .

Overwegingen

Standpunten partijen
2. Eiseres stelt zich in beroep, net als tijdens de hoorzitting, ten aanzien van de woningen op het standpunt dat de door verweerder voorgestane waarden te laag zijn. Voor de niet-woningen bepleit eiseres lagere waarden dan verweerder.
3. Verweerder is in het verweerschrift en de daarbij behorende taxatiematrix alleen ingegaan op de woningen. Verweerder brengt naar voren dat (de gemachtigde van) eiseres misbruik van procesrecht maakt door het indienen van tegenstrijdige, algemene argumenten en het verstoren van een goede procesorde. Er is sprake van onredelijk gebruik van procesrecht en het beroep moet niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook vraagt verweerder om eiseres te veroordelen in de kosten in verband met de inhuur van een taxateur (4 uur x
€ 75,-) en ambtelijke inzet (4 uur x € 50,-). Uit de taxatiematrix volgt volgens verweerder dat de WOZ-waarden van de woningen niet te laag zijn vastgesteld. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat geen verweerschrift is opgesteld met betrekking tot de niet-woningen, omdat eiseres daarover geen beroepsgronden heeft aangevoerd en tijdens de hoorzitting niet op de niet-woningen is ingegaan.
Misbruik van procesrecht
4. De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 13, gelezen in verbinding met artikel 15, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen, niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich derhalve tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist die onder meer aanwezig zijn indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Het recht op de toegang tot de rechter mag in dat geval worden beperkt, en dat is niet in strijd met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De rechtbank zoekt voor dit toetsingskader aansluiting bij de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over misbruik van recht, ook voor WOZ-zaken zoals deze. [1]
5. Toegepast op deze zaak oordeelt de rechtbank dat niet is gebleken dat (de gemachtigde van) eiseres misbruik maakt van het procesrecht. Weliswaar heeft eiseres niet altijd een duidelijk standpunt ingenomen doordat de beroepsgronden vrij algemeen waren, maar het instellen van beroep tegen de uitspraak op bezwaar kan ertoe leiden dat de vastgestelde waarde van de objecten wordt aangepast. Die aanpassing zal over het algemeen ten gunste komen van eiseres. Het is bovendien mogelijk dat iemand belang heeft bij een hogere WOZ-waarde, en het is ook niet ondenkbaar dat dit belang zich pas gedurende de bezwaar- of beroepsprocedure voordoet, terwijl daarvoor een lagere waarde werd voorgestaan. Omgekeerd geldt hetzelfde. Het door de rechtbank kunnen laten toetsen van de uitspraak op bezwaar is waar het beroepsrecht voor is bedoeld, en uit de gang van zaken blijkt onvoldoende dat eiseres haar recht om beroep in te stellen evident voor een ander doel heeft gebruikt. Er is dan ook geen aanleiding om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren vanwege misbruik van procesrecht.
Woningen
Goede procesorde
6. Ten aanzien van de woningen heeft eiseres zowel tijdens de hoorzitting als tijdens de zitting bepleit dat de door verweerder voorgestane WOZ-waarden te laag zijn. Verweerder heeft tijdens de zitting verklaard dat wat tijdens de hoorzitting wordt gezegd, volgens hem het geschil vormt. In lijn daarmee heeft verweerder een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat de waarden van de woningen niet te laag zijn vastgesteld. De rechtbank is het met verweerder eens dat het beroepschrift en de overige schriftelijke stukken voor verwarring kunnen zorgen omdat eiseres hierin soms juist een lagere waarde lijkt te bepleiten en niet aangeeft voor welke objecten dit geldt. Maar kennelijk was deze verwarring niet zo groot dat verweerder niet meer wist of hij moest onderbouwen dat de woningen niet te laag of juist niet te hoog zijn gewaardeerd. Aangezien verweerder de WOZ-waarden van de woningen heeft kunnen onderbouwen, levert dit geen strijd met de goede procesorde op. Dat betekent dat de rechtbank de WOZ-waarden van de woningen inhoudelijk zal beoordelen.
WOZ-waarden
7. De rechtbank overweegt dat verweerder aannemelijk moet maken dat hij de WOZ-waarden van de woningen niet lager dan de waarde in het economisch verkeer heeft vastgesteld. De waarde in het economisch verkeer wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen. Dit volgt uit de artikelen 17 en 18 van de Wet WOZ, de Uitvoeringsregeling en de rechtspraak in WOZ-zaken.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarden van de woningen niet te laag zijn vastgesteld. Daartoe overweegt zij als volgt. De gemiddelde marktprijs van de referentiewoningen is € 732,- per m³. De meeste woningen van eiseres hebben een hogere prijs per m³. [adres 3] en [adres 5] hebben weliswaar een lagere gemiddelde marktprijs per m³, namelijk respectievelijk € 645,- en € 722,-, maar volgens verweerder kan dat worden verklaard door de wet van het afnemend grensnut. De rechtbank kan dit gezien de inhoud van deze twee woningen volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Niet-woningen
Goede procesorde
9. Uit het verslag van de hoorzitting van 16 april 2020 blijkt niet dat is gesproken over de niet-woningen. In het dossier bevindt zich wel een e-mail van (de gemachtigde van) eiseres van 7 september 2020 met argumenten over de niet-woning [adres 16] . Uit de samenvatting van de bezwaargronden in de uitspraak op bezwaar blijkt dat eiseres met betrekking tot de niet-woning [adres 17] soortgelijke argumenten heeft aangevoerd, maar de correspondentie daarover bevindt zich niet in het dossier. In de uitspraak op bezwaar is verweerder ingegaan op de door eiseres aangevoerde bezwaargronden met betrekking tot de niet-woningen. Verweerder heeft deze weerlegd en de WOZ-waarden gehandhaafd. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak op bezwaar en noemt geen beperking ten aanzien van de objecten waartegen het beroep zich richt. Ook uit latere correspondentie van eiseres blijkt niet dat zij het beroep beperkt heeft.
10. De rechtbank kan het standpunt van verweerder dat de niet-woningen niet (meer) in geschil zijn niet volgen. Uit de uitspraak op bezwaar blijkt dat verweerder bezwaargronden van eiseres over de niet-woningen heeft gezien en die heeft verworpen. Aangezien het beroepschrift van eiseres zich tegen de gehele uitspraak op bezwaar richtte, was er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om te veronderstellen dat de niet-woningen niet langer in geschil waren. De rechtbank ziet geen strijd met de goede procesorde doordat eiseres tot de zitting geen specifieke beroepsgronden met betrekking tot de niet-woningen heeft aangevoerd. De door eiseres aangevoerde beroepsgronden waren weliswaar algemeen, maar bepleitten een lagere waarde. Dat is in lijn met de bezwaargronden die verweerder in de uitspraak op bezwaar heeft betrokken. Eiseres is later in de beroepsprocedure ook niet van standpunt gewijzigd door alsnog een hogere waarde te gaan bepleiten. Er was geen sprake van een situatie waarin verweerder niet de kans heeft gekregen om adequaat te reageren op het standpunt van eiseres over de niet-woningen. Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van strijd met de goede procesorde.
WOZ-waarden
11. Volgens eiseres zijn de niet-woningen te hoog gewaardeerd, omdat geen rekening is gehouden met de onderhoudssituatie en verloedering. Ook wil eiseres de kapitalisatiefactor en het leegstandsrisico weten. Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarden niet te hoog zijn vastgesteld. Verweerder heeft geen enkele onderbouwing van de waarden van de niet-woningen gegeven. Zo is er is geen taxatiematrix of andere onderbouwing en is de toelichting in de uitspraak op bezwaar hiertoe onvoldoende. De rechtbank is dus van oordeel dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarden van de niet-woningen niet te hoog zijn vastgesteld.
Gevolgen
12. Het beroep is ongegrond ten aanzien van de woningen. Het beroep is gegrond ten aanzien van de niet-woningen en de uitspraak op bezwaar moet in zoverre worden vernietigd.
13. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of eiseres de door haar voorgestane waarden aannemelijk maakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Eiseres heeft namelijk volstaan met te zeggen dat de WOZ-waarden van de niet-woningen te hoog zijn, maar geen concrete WOZ-waarden genoemd die zij voorstaat en daarvan ook geen onderbouwing gegeven.
14. Partijen hebben beide de waarden die zij voor de niet-woningen voorstaan niet aannemelijk gemaakt. Rekening houdend met alle feiten en omstandigheden zal de rechtbank de waarden schattenderwijs vaststellen op € 94.000,- voor [adres 16] en € 92.000,- voor [adres 17] . De rechtbank zal verder bepalen dat verweerder de aanslag onroerendzaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.598,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van
€ 265,- en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,- met wegingsfactor 1).
Verzoek schadevergoeding overschrijding redelijke termijn
17. Eiseres heeft verzocht om toekenning van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Omdat de redelijke termijn niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ten aanzien van zaaknummers UTR 21/47 en UTR 21/48 (de niet-woningen) gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar ten aanzien van zaaknummers UTR 21/47 en
UTR 21/48;
  • stelt de waarde van de [adres 16] (UTR 21/47) vast op € 94.000,- en voor [adres 17] (UTR 21/48) op € 92.000,- en bepaalt dat verweerder de aanslag onroerendezaakbelastingen dienovereenkomstig vermindert;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
  • verklaart het beroep ten aanzien van zaaknummers UTR 21/31 t/m UTR 21/35 en UTR 21/37 t/m UTR 21/46 (de woningen) ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.598,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M.A. Koeman, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256.