ECLI:NL:RBMNE:2021:6022

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
UTR 20/4626
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van eisers om als belanghebbenden bij omgevingsvergunning voor telecommast aan te merken

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de status van eisers als belanghebbenden bij een verleende omgevingsvergunning voor de bouw van een telecommast. Eisers, die in de nabijheid van de geplande zendmast wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft hen niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij volgens het college geen belanghebbenden zouden zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 22 oktober 2021 en heeft de argumenten van beide partijen gewogen.

De rechtbank oordeelt dat eisers wel degelijk als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. De eisers wonen op ongeveer 200 meter van de locatie van de zendmast en hebben zicht op de 40 meter hoge mast. De rechtbank stelt dat de afstand tot de zendmast, het zicht op de mast en mogelijke gezondheidsrisico's samenhangende factoren zijn die in overweging moeten worden genomen. De rechtbank wijst erop dat de gezondheidsrisico's van zendmasten, zoals aangegeven door de Gezondheidsraad, niet kunnen worden uitgesloten en dat eisers recht hebben op een inhoudelijke behandeling van hun bezwaren.

De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt hen op om binnen 8 weken na de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij de bezwaren van eisers inhoudelijk moeten worden behandeld. Tevens wordt het door eisers betaalde griffierecht van € 178,- vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van de betrokkenheid van omwonenden bij besluiten die hen direct kunnen raken, zoals de bouw van een zendmast.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4626

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2021 in de zaak tussen

[eiser] (en 27 anderen), uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F. Weenink).

Inleiding

1.1
Deze zaak gaat over de vraag of eisers belanghebbenden zijn bij een verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een telecommast. Volgens het college zijn eisers geen belanghebbenden. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of dat standpunt van het college juist is.
1.2
Op 11 februari 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een telecommast (hierna: zendmast) op het perceel [perceel] nabij het [naam] in [plaats] . Eisers wonen allemaal in de [straat] in [woonplaats] . Deze straat ligt op ongeveer 200 meter van de locatie waar de zendmast zal komen. Eisers zijn het niet eens met de komst van de zendmast en hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning.
1.3
In de beslissing op bezwaar van 8 oktober 2020, verzonden op 12 november 2020, (het bestreden besluit) heeft het college eisers niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar, omdat zij volgens het college niet als belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt.
1.4
Eisers zijn het niet eens met deze beslissing op bezwaar en hebben daarom beroep ingesteld bij de rechtbank. De zaak is op de zitting van 22 oktober 2021 behandeld. Namens eisers is [eiser] verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Volgens het college zijn eisers geen belanghebbenden in de zin van de Awb. [1] Het college meent dat eisers geen gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden vanwege de komst van de zendmast. Daartoe overweegt het college dat de afstand tussen de locatie van de zendmast en de dichtstbijzijnde woning meer dan 200 meter bedraagt, dat het zicht op de zendmast door verschillende houtopstanden wordt beperkt en dat van andere gevolgen, zoals vermeende gezondheidsrisico’s, niet is gebleken. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij vinden dat zij wel belanghebbenden zijn en dat hun bezwaren dan ook inhoudelijk zouden moeten worden behandeld. De rechtbank zal aan de hand van wat eisers aanvoeren beoordelen of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eisers geen belanghebbenden zijn.

Beoordeling van het geschil

Wie is er belanghebbende bij een besluit?
3.1
Op grond van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is belanghebbende bij een besluit degene wiens belang rechtstreeks bij dat besluit is betrokken. Voor beantwoording van de vraag wie aan te merken is als “belanghebbende” bij deze omgevingsvergunning kan aansluiting worden gezocht bij vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [2] De Afdeling hanteert als uitgangspunt voor de beoordeling van belanghebbendheid dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van bijvoorbeeld de komst van een zendmast, waar een omgevingsvergunning voor verleend is, in beginsel belanghebbende is bij die omgevingsvergunning.
3.2
Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ is een correctie op het voorgaande uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit (in dit geval de zendmast) voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
Zijn eisers in deze zaak belanghebbenden?
4. De rechtbank oordeelt van wel. Alle eisers wonen op of rond de 200 meter afstand van de voorgestane locatie en hebben enigszins zicht op de 40 meter hoge mast. Daarbij komen de onzekerheden met betrekking tot de gezondheidsrisico’s, waarvan de rechtbank vindt dat eisers zich daar inhoudelijk over moeten kunnen uitlaten. Gelet op de samenhang van deze factoren is de rechtbank van oordeel dat eisers als belanghebbenden bij de omgevingsvergunning voor de zendmast aan te merken zijn. De bezwaren van eisers moeten daarom inhoudelijk door het college behandeld worden. De rechtbank zal de verschillende factoren hierna apart bespreken.
De afstand
5. De rechtbank oordeelt dat het afstandscriterium op voorhand geen reden is om eisers niet als belanghebbenden aan te merken. Op de zitting is met partijen gesproken over de afstand tussen de [straat] en de voorgestane locatie voor de zendmast. Eisers voeren in dit kader aan dat verweerder voor de afstand heeft gemeten vanaf het midden van de straat in plaats van vanaf de dichtstbijzijnde woningen. Verweerder heeft dit op de zitting erkend. De bewoners die op minder dan 200 meter afstand wonen zijn volgens verweerder dus in ieder geval als belanghebbenden aan te merken. De rechtbank overweegt daarbij dat het ook niet is uitgesloten dat bewoners op meer dan 200 meter afstand als belanghebbenden aan te merken zijn. De grens van 200 meter is namelijk geen harde grens, maar moet worden gezien in samenhang met de overige factoren zoals bijvoorbeeld zicht en eventuele gezondheidsaspecten.
Het zicht op de mast
6. De rechtbank oordeelt verder dat het aannemelijk is dat een groot deel van de eisers in ieder geval deels zicht op de zendmast zullen hebben en dat het daarom niet uitgesloten is dat zij gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden. Onder verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant [3] betoogt het college dat eisers vanwege de afstand tot de locatie slechts in beperkte mate zicht zullen hebben op de zendmast en dat er daarom geen gevolgen van enige betekenis zullen zijn, maar de rechtbank volgt het college hierin niet. Het ging in die uitspraak namelijk om een zendmast van 25 meter hoog, terwijl het in de onderhavige zaak om een zendmast van 40 meter hoog gaat. In zoverre is deze situatie dan ook niet vergelijkbaar met de uitspraak waar het college naar verwijst. Eisers hebben daarentegen aannemelijk gemaakt dat er in ieder geval deels zicht op de zendmast zal zijn. Eisers hebben dus in ieder geval rechtstreeks feitelijke gevolgen van de zendmast. De correctie van ‘gevolgen van enige betekenis’ houdt in dat de gevolgen dermate gering zouden zijn dat een persoonlijk belang bij de omgevingsvergunning ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat niet is uitgesloten dat de feitelijke gevolgen voor eisers ook enige betekenis zullen hebben, mede gelet op de samenhang met de andere factoren.
Eventuele gezondheidsrisico’s
7. Naar het oordeel van de rechtbank is niet uitgesloten dat er gezondheidsrisico’s samenhangen met de aanwezigheid van een zendmast. De Gezondheidsraad heeft in haar advies van 2 september 2020 aangegeven dat voorzichtigheid in acht moet worden genomen in het kader van de gezondheidseffecten van zendmasten en 5G en dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar eventuele gezondheidseffecten. Het kabinet heeft dit advies overgenomen en gaat meer onderzoek (laten) doen naar deze effecten. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet uitgesloten dat eisers in het kader van eventuele gezondheidsrisico’s gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van de zendmast. De rechtbank vindt dat eisers hierover in ieder geval een inhoudelijke discussie moeten kunnen voeren in bezwaar.

Conclusie

8. Gelet op de samenhang van factoren is de rechtbank van oordeel dat eisers als belanghebbenden bij deze omgevingsvergunning zijn aan te merken. Het college heeft eisers dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
10. Omdat het beroep gegrond is, draagt de rechtbank verweerder op om het door eisers betaalde griffierecht van € 178,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- draagt het college op om binnen 8 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. P.J. Naus, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 december 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.In de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271.
3.De uitspraak van 9 maart 2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:1856.