Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 16 juni 2021
- de akte van 14 juli 2021van [gedaagde partij] BV, tevens houdende wijziging van eis in reconventie
- de akte van 14 juli 2021 van [eisende partij] met het verzoek tot schorsing of vernietiging van de procedure, dan wel niet-ontvankelijkheidverklaring van [gedaagde partij] BV, en tot matiging van de contractuele boetes, met producties
- de antwoordakte van 21 juli 2021 van [gedaagde partij] BV, zonder de daarin aangekondigde producties
- de akte van 4 augustus 2021 van [eisende partij]
- het tussenvonnis van 1 september 2021
- de akte van [gedaagde partij] BV met productie 12 tot en met 17, welke akte gelijk is aan de akte van 21 juli 2021; deze akte is gedateerd 2 september 2021, maar in het administratief systeem gedateerd op 15 september 2021
- de antwoordakte van [eisende partij] met 1 productie, van 29 september 2021 met één productie
- het verzoek tot wraking, ingediend door [eisende partij] van 8 oktober 2021, mondeling behandeld op 9 november 2021
- de akte van [eisende partij] van 13 oktober 2021, die een verwijzing inhoudt naar de akte van 29 september 2021
- de uitspraak van de wrakingskamer van 23 november 2021, waarbij [eisende partij] in haar verzoek tot wraking niet-ontvankelijk is verklaard.
3.De beoordeling
in conventie en in reconventie:
a. verweer in conventie en
b. bij een oordeel over de tegenvordering op grond van de verplichtingen uit de franchiseovereenkomst in het kader van een eventuele (heropening van de) vereffening.
€ 24.000,00. Dit abuis doet niet af aan de beslissing en het verzoek aan partijen, zoals vervat in punt 4.22 van het tussenvonnis. [gedaagde partij] BV heeft deze tegenvordering daarna in haar akte van 14 juli 2021 verlaagd tot € 10.000,00.
€ 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis. De gevorderde wettelijke handelsrente, als bedoeld in artikel 6:119a BW wordt afgewezen omdat het betalen van een boete niet kan worden aangemerkt als een na te komen handelsverplichting.