In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 december 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een koper van een appartement en de verkoper. De koper, aangeduid als [eiser], stelde dat hij niet het exclusieve gebruiksrecht had gekregen over een deel van het appartement, namelijk een ruimte in het souterrain, die volgens hem tot de gemeenschappelijke ruimte van de Vereniging van Eigenaars (VvE) behoorde. De verkoper, aangeduid als [gedaagde sub 1], en de makelaar, [gedaagde sub 2], werden aangeklaagd voor schadevergoeding en een verklaring voor recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de koper bij de aankoop van het appartement ervan uitging dat de ruimte bij het appartement hoorde, en dat hij deze ruimte ook feitelijk in gebruik had. De rechtbank concludeerde echter dat de verkoper niet tekortgeschoten was in de nakoming van de koopovereenkomst, omdat het appartement, inclusief de ruimte, conform de overeenkomst was geleverd. De vorderingen van de koper werden afgewezen, en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verkoper en de makelaar. De rechtbank benadrukte dat de juridische situatie van de ruimte in het souterrain niet in strijd was met de feitelijke situatie, en dat de verkoper bevoegd was om het appartement inclusief de ruimte te verkopen. De uitspraak biedt inzicht in de uitleg van appartementsrechten en de verantwoordelijkheden van verkopers in dergelijke transacties.