ECLI:NL:RBMNE:2021:5964
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering
In deze zaak gaat het om een beroep van eiseres tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over haar arbeidsongeschiktheid en de hoogte van haar WIA-uitkering. Eiseres, die zich op 1 november 2016 ziekmeldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een WIA-uitkering gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 75,23%. Na een herbeoordeling door het UWV op 8 september 2020, werd haar arbeidsongeschiktheidspercentage verlaagd naar 53,69%. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna het UWV haar arbeidsongeschiktheid opnieuw vaststelde op 70,82% per 7 september 2020. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat zij volledig arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering.
De rechtbank heeft het beroep op 26 oktober 2021 behandeld. Eiseres was aanwezig met haar gemachtigde, terwijl het UWV vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat het UWV besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen niet goed waren ingeschat en dat de geduide functies niet passend waren. De rechtbank concludeerde echter dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen correct had vastgesteld en dat de geduide functies binnen de mogelijkheden van eiseres lagen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres had vastgesteld op 70,82% en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries en is openbaar gemaakt op 1 december 2021.