Overwegingen
1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven omdat zij in de periode van 1977 tot en met 2001 het slachtoffer is geweest van huiselijk geweld en daar lichamelijke en psychische klachten van ervaart.
2. Op grond van de Wsg kunnen uit het schadefonds uitkeringen worden gedaan aan een ieder die als gevolg van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.Verweerder heeft beleid opgesteld en vastgelegd in de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (Letsellijst) en de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (Beleidsbundel).
3. De Letsellijst bevat een lijst met geweldsmisdrijven die een indicatie geeft welk letsel als ernstig wordt beschouwd en welke uitkering daarbij past. Er zijn zes letselcategorieën, waaraan zes vaste bedragen zijn gekoppeld. Uit de Beleidsbundel volgt dat verweerder op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort.
Besluitvorming verweerder
4. Verweerder heeft in het primaire besluit een uitkering van € 5.000,- toegekend aan eiseres, gebaseerd op letselcategorie 3 van de Letsellijst. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het aannemelijk is dat eiseres over een zeer lange periode slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Als sprake is van stelselmatig huiselijk geweld over een zeer lange periode wordt ernstig psychisch letsel voorondersteld. Er wordt dan een uitkering uit letselcategorie 3 toegekend.Voor een hogere letselcategorie ziet verweerder geen aanleiding.
5. In het bestreden besluit heeft verweerder een bedrag van € 10.000,- toegekend, dat past bij letselcategorie 4 van de Letsellijst. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het aannemelijk is dat het huiselijk geweld de grootste oorzaak is van de PTSS-klachten van eiseres. Verder heeft verweerder bij de keuze voor letselcategorie 4 van belang geacht dat eiseres in 2007 tot en met 2018 voor verschillende soorten psychische klachten in behandeling is geweest. En dat deze behandeling is afgesloten omdat haar klachten een eindtoestand hebben bereikt en behandeling geen verdere verbetering meer op zal leveren. Ook hecht verweerder waarde aan de omstandigheid dat het stelselmatige huiselijk geweld van zeer lange duur is geweest. Volgens verweerder komt eiseres echter niet in aanmerking voor een uitkering op grond van letselcategorie 5, onder meer omdat uit de medische informatie niet blijkt dat sprake is van blijvende (gedeeltelijke) afhankelijkheid.
6. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte een uitkering heeft toegekend op basis van letselcategorie 4. Volgens eiseres komt zij in aanmerking voor een hogere vergoeding op grond van letselcategorie 5. Door dat niet toe te kennen, heeft verweerder gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De zoon van eiseres heeft namelijk wel een uitkering op basis van letselcategorie 5 gekregen, en hij en eiseres zijn slachtoffer geweest van hetzelfde huiselijk geweld. Het enige verschil met de situatie van eiseres is dat er van de zoon van eiseres meer medische informatie beschikbaar is. Dat komt echter doordat het voor eiseres heel moeilijk was om de stap naar hulpverlening te zetten, en zij het moeilijk vindt om over het huiselijk geweld te praten. Dit mag er echter volgens eiseres niet toe leiden dat zij een lagere uitkering dan haar zoon krijgt. Dat verweerder stelt dat eiseres haar aanvraag onvoldoende heeft onderbouwd, is ten onrechte omdat zij niet wist dat verweerder meer informatie nodig had. In de aanvraagprocedure wordt immers niet om veel bijlagen gevraagd.
7. Daarnaast betoogt eiseres dat verweerder ten onrechte geen medisch adviseur heeft geraadpleegd. Verweerder heeft namelijk erkend dat het om complexe psychische problematiek gaat, waardoor deze raadpleging wel voor de hand had gelegen. Eiseres stelt zich tot slot op het standpunt dat het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd is.
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat. Anders dan bij de zoon van eiseres, ontbreekt in het geval van eiseres objectieve informatie op basis waarvan verweerder de klachten die zijn opgegeven kan beoordelen. Uit de medische informatie die er wel is, blijkt dat eiseres eerst na het overlijden van haar oudste zoon hulp heeft gezocht en dat de aanmeldreden bij de hulpverlening ook lag in het overlijden van haar zoon. De situatie waarin eiseres zich thuis bevond in de jaren daarvoor wordt wel benoemd, na aansporing van haar zoon, maar lijkt niet het grootste aandeel te hebben. Hierdoor is sprake van multicausaliteit waarbij niet valt te bepalen of en zo ja, in hoeverre de klachten zijn te relateren aan het huiselijk geweld.
9. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat terecht geen medisch advies is ingewonnen. Eiseres is uitbehandeld en verweerder beschikt over verslagen van eerdere behandelaars waaruit blijkt wat de klachten van eiseres zijn. Eiseres dient zelf de aanvraag te onderbouwen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het gelijkheidsbeginsel niet heeft geschonden door eiseres een lagere uitkering te geven dan haar zoon. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van gelijke gevallen. Dat zij beiden slachtoffer zijn geweest van huiselijk geweld in hetzelfde huishouden is hiervoor onvoldoende. De hoogte van de uitkering wordt namelijk mede bepaald op basis van de ernst van het opgelopen psychische letsel, en dat letsel hoeft niet in beide gevallen hetzelfde te zijn.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen stellen dat er een verschil bestaat in de onderbouwing van de psychische klachten tussen de zoon van eiseres en eiseres zelf. De zoon van eiseres heeft verschillende objectieve medische stukken overgelegd die ingaan op de relatie tussen het huiselijk geweld en de psychische klachten. Uit de medische stukken van eiseres blijkt niet dat het huiselijk geweld de (primaire) reden is voor haar klachten. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres lastig kan zijn om zich tot hulpverlening te wenden en om over het huiselijk geweld te verklaren. Dit neemt echter niet weg dat verweerder zich mag baseren op de objectieve medische informatie die er is. Verweerder heeft daarom kunnen besluiten dat de situatie van eiseres anders is dan die van haar zoon en dat dit daarom rechtvaardigt dat hij een hogere uitkering ontvangt. De rechtbank oordeelt dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden.
12. Verder oordeelt de rechtbank – anders dan eiseres stelt – dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom letselcategorie 4 passend is voor de situatie van eiseres, en niet letselcategorie 5. De rechtbank overweegt dat verweerder bij het nemen van beslissingen op verzoeken om een uitkering beslissingsruimte heeft en daaraan invulling heeft gegeven in de Beleidsbundel en de Letsellijst.Uit de Letsellijst blijkt dat voor categorie 5 onder meer sprake moet zijn van een blijvende gedeeltelijke afhankelijkheid van het slachtoffer. Dit kan worden aangetoond met bijvoorbeeld beschikkingen van de WMO of het UWV.Verweerder heeft mogen stellen dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat daarvan sprake is. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom hij verder ook geen reden ziet om alsnog een uitkering conform letselcategorie 5 toe te kennen. Verweerder heeft hierbij van belang mogen vinden dat in de behandelstukken als oorzaak van de klachten van eiseres het overlijden van haar zoon meermalen wordt benoemd en dat de situatie waarin eiseres zich thuis bevond in het verleden niet het grootste aandeel lijkt te hebben in de klachten. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres dan ook niet.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder geen medisch adviseur in heeft hoeven schakelen. Uit de Beleidsbundel blijkt dat verweerder een medisch adviseur kan inschakelen als het letsel complex of onduidelijk is.In dit geval heeft verweerder mogen stellen dat het letsel voldoende duidelijk is. De stukken die eiseres over haar klachten en haar behandeling heeft overgelegd scheppen immers een voldoende duidelijk beeld over de klachten van eiseres en de behandeling die zij heeft gehad. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat verweerder niet kon volstaan met het zelf beoordelen van de medische stukken die eiseres heeft overgelegd.
14. De rechtbank concludeert dat verweerder de uitkering heeft mogen vaststellen op
€ 10.000,- en geen hogere uitkering had hoeven geven.
15. Het beroep is ongegrond.
16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.