16.2.Op het verzoek van eiser om een cijfermatige onderbouwing van de indexeringspercentages en een onderbouwing van de waarde die aan de tuin is toegekend, heeft verweerder op zitting de volgende toelichting gegeven. Bij de waardering van de tuin is uitgegaan van een waarde van € 500 p/m². Deze waarde wordt gehanteerd voor tuinen tot 200 m². De verkoopcijfers van percelen in dit gebied tonen aan dat de prijzen voor de kaveloppervlakte tussen de € 700-800 p/m² liggen. Bovendien is de totale waarde voor de tuin van € 75.000,- passend, mede gelet op het feit dat de tuin 150 m² groot is, wat uniek is gelet op de ligging van de woning. Verder zijn de indexeringspercentages afgeleid uit een markanalyse, waarbij aansluiting wordt gezocht bij verkopen uit hetzelfde gebied en bij hetzelfde type woning. De rechtbank vindt dat verweerder, mede gelet op het zeer late moment waarop eiser heeft verzocht om de onderbouwingen, hiermee voldoende heeft toegelicht hoe het indexeringspercentage en waarde van de tuin is opgebouwd. Eiser heeft ook geen verdere gronden gericht tegen de wijze waarop de indexering en de waardering van de tuin is toegepast. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde van woning 2 niet te hoog is vastgesteld.
Ten aanzien van UTR 21/1527 [adres 3] in [woonplaats] (het bedrijfsobject)
18. De onroerende zaak is een bedrijfsobject (restaurant/bar/café) uit 1904, gelegen in het centrum van [woonplaats] . Het bedrijfsobject heeft een totale oppervlakte van 300 m² en is gesplitst in een restaurant/bar/café van 209 m² en een opslagruimte van 91 m².
19. Verweerder moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van het bedrijfsobject op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De WOZ-waarde van het bedrijfsobject is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor het bedrijfsobject zou zijn betaald. Verweerder heeft de waarde van het bedrijfsobject bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatie-methode en heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatiematrix en huurcijfers overgelegd. Verweerder heeft daarbij de WOZ-waarde van het bedrijfsobject bepaald door de huurwaarde van de winkel te vermenigvuldigen met een kapitalisatiefactor. Tussen partijen is niet in geschil dat de huurwaardekapitalisatie-methode geschikt is om de waarde van de winkel te bepalen.
20. Verweerder is uitgegaan van een huurwaarde van € 74.793,- (€ 63.327,- voor de restaurant- bar- of caféruimte en € 11.466,- voor de opslagruimte). Ter onderbouwing van de huurwaarde maakt verweerder in beroep gebruik van huurtransacties van de volgende acht, in [woonplaats] gelegen vergelijkingsobjecten:
- [adres 7] , verhuurd op 1-8-2018 voor € 49.000 per jaar;
- [adres 8] , verhuurd op 1-5-2018 voor € 25.750,- per jaar;
- [adres 9] , verhuurd op 1-2-2018 voor € 54.000,- per jaar;
- [adres 10] , verhuurd op 1-2-2018 voor € 53.450,- per jaar;
- [adres 11] , verhuurd op 1-2-2018 voor € 37.000,- per jaar;
- [adres 12] verhuurd op 1-5-2019 voor € 40.113 per jaar;
- [adres 13] , verhuurd op 7-5-2019 voor € 12.648 per jaar;
- [adres 14] , verhuurd op 1-1-2017 voor € 13.200 per jaar.
21. Daarnaast is verweerder uitgegaan van een kapitalisatiefactor van 14,4. De kapitalisatiefactor is in beroep herleid uit de verkopen van de volgende vijf in het centrum van [woonplaats] gelegen vergelijkingsobjecten: [adres 15] (kapitalisatiefactor: 13,4), [adres 16] (kapitalisatiefactor: 17,2), [adres 17] (kapitalisatiefactor: 14,4), [adres 18] (kapitalisatiefactor: 15,5) en [adres 19] (kapitalisatiefactor: 14,7).
22. Eiser heeft in beroep verzocht aan verweerder om de KOUDV-factoren, meetstaten, grondstaffels, huurcijfers en huurovereenkomsten over te leggen van de vergelijkingsobjecten. Eiser stelt dat verweerder deze gegevens had moeten overleggen.