ECLI:NL:RBMNE:2021:5841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2701
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de regeling overbruggingsuitkeringen en de gevolgen voor bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit ongegrond was verklaard. Het primaire besluit, genomen op 27 november 2019, hield in dat het restant van de overbruggingslening, verstrekt op grond van de Participatiewet, zou worden kwijtgescholden. Eiseres was van mening dat zij geen volledige terugbetaling van de overbruggingslening hoefde te doen, omdat gemeentelijk beleid zou aangeven dat deze bijstand om niet verstrekt kon worden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de regeling overbruggingsuitkeringen verkeerd had toegepast. De rechtbank stelde vast dat de beleidsregel over overbruggingsuitkeringen niet van toepassing was op de situatie van eiseres, aangezien zij een renteloze lening had ontvangen voor bijzondere bijstand. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had aangenomen dat de regeling op eiseres van toepassing was en dat de kwijtschelding van de lening niet gerechtvaardigd was.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de verrekening van de openstaande vordering met bijzondere bijstand terecht was, omdat de lening ingehouden was op de bijstandsuitkering voor levensonderhoud, die vatbaar is voor beslag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk kreeg. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. drs. N.L.K.J. Li, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2701

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H. Kouw),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: P.J.M. Hendriks).

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat het restant van de overbruggingslening die was verstrekt op grond van de Participatiewet (Pw) kwijtgescholden wordt. Het bedrag dat eiser na 1 juli 2019 nog heeft betaald voor deze lening wordt verrekend met een andere lening voor inrichtingskosten.
Bij besluit van 7 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2021, via een skypeverbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres voert aan dat de volledige overbruggingslening niet terugbetaald hoeft te worden. Uit gemeentelijk beleid blijkt namelijk dat die bijstand alleen om niet verstrekt kan worden. Omdat verweerder dit beleid toegepast heeft, mocht eiseres er op vertrouwen dat deze regeling op haar van toepassing was. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat de beleidsregel over overbruggingsuitkeringen niet had mogen worden toegepast in deze zaak en het besluit dus een fout was. De regeling ziet alleen op de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en niet op de bijzondere bijstand.
3. In de beleidsregel Overbruggingsuitkeringen van 19 juli 2019 is bepaald dat geen overbruggingsuitkeringen voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden verstrekt. Mocht door bijzondere omstandigheden toch een overbruggingsuitkering hiervoor gegeven worden, dan wordt de bijstand verstrekt als algemene bijstand om niet.
4. De beleidsregel van verweerder gaat alleen over het kwijtschelden van een bijstandslening, als deze lening voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan is gegeven. Dit is bij eiseres niet het geval, omdat zij een renteloze lening in de vorm van bijzondere bijstand heeft gekregen om de eerste maand huur en de administratiekosten te kunnen betalen. Verweerder heeft in het geval van eiseres dus beleid toegepast waar dat niet had gemoeten. Nergens blijkt uit dat verweerder op basis van deze beleidsregel in soortgelijke situaties de (overbruggings)leningen voor bijzondere bijstand wel kwijtscheldt. Het was immers een fout van verweerder om deze beleidsregel te gebruiken in de situatie van eiseres. Daarnaast heeft verweerder in het primaire besluit al opgeschreven dat alleen een deel van het bedrag niet meer betaald hoefde te worden en heeft daarmee niet de indruk gewekt dat het volledige bedrag kwijtgescholden werd. Eiseres heeft door deze fout van verweerder een voordeel gekregen waar ze eigenlijk geen recht op had. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Eiseres voert vervolgens aan dat de openstaande vordering niet verrekend mag worden met bijzondere bijstand. Een verrekening met een andere schuld is namelijk alleen mogelijk, wanneer deze uitkering vatbaar is voor beslag. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat de lening ingehouden is op de bijstandsuitkering voor levensonderhoud en dat deze wel vatbaar is voor beslag.
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het overgebleven bedrag van de lening verrekend heeft met de andere lening van eiseres voor inrichtingskosten. Op basis van de artikel 48, vierde lid, van de Pw is verweerder bevoegd om de schuld van bijzondere bijstand te verrekenen met de algemene bijstand. Op 4 juli 2018 is bij besluit vastgesteld dat de lening van de bijzondere bijstand ingehouden wordt op de algemene bijstandsuitkering. Eiseres heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waardoor dit in rechte vaststaat. Verweerder mag daarom het resterende bedrag van de lening dat eiser al betaald heeft, gebruiken ter aflossing van de andere lening. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
22 november 2021 en zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
(de rechter is verhinderd deze uitspraakte ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.