1.4.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 1 oktober 2019 gerapporteerd dat eiser per 1 januari 2011 (arbitraire datum) toegenomen beperkt is door dezelfde psychische klachten als waarvoor hij eerder in het kader van de Wet WIA is beoordeeld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een functionele mogelijkheden lijst (FML) vastgesteld die geldig is per 1 januari 2011. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 21 november 2019 gerapporteerd dat eiser per 1 januari 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt is (0%). Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat eiser niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Verweerder ziet geen aanleiding om terug te komen op de beslissing van 16 oktober 2009, omdat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden. Ook heeft verweerder geconcludeerd dat op 1 januari 2011 bij eiser weliswaar sprake is van toegenomen beperkingen als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak (psychische klachten), maar dat dit niet kan leiden tot toekenning van een WIA-uitkering omdat eiser ook daarmee minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
3. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 januari 2015volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere afwijzing van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Eiser kan met zijn WIA-aanvraag van 17 januari 2019:
- beogen dat wordt teruggekomen op het eerdere besluit van 16 oktober 2009 (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb));
- beogen een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber), of
- verzoeken om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
4. Eiser beoogt met zijn brief van 17 januari 2019 dat wordt teruggekomen op het eerdere besluit van 16 oktober 2009 (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en hij beoogt een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber).
Verzoek om voor het verleden terug te komen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Awb)
5. Artikel 4:6, eerste lid, van de Awb, bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
6. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
7. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 20 november 2020 gerapporteerd dat er in beroep geen nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn ingebracht op basis waarvan het eerder ingenomen standpunt moet worden herzien.
De door psycholoog [A] na de datum in geding (2 september 2009) gestelde aanvullende/nieuwe diagnoses vormen geen aanleiding tot het wijzigen van het eerder ingenomen standpunt en de opgestelde belastbaarheid. De beoordeling van psycholoog [A] vindt zeer geruime tijd na de datum in geding plaats. Zoals psycholoog [A] zelf aangeeft, is het lastig om met terugwerkende kracht rond de eerdere datum in geding een DSM-V diagnose te stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep deelt deze visie en is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de gestelde diagnoses destijds. Deze diagnoses passen bij het functioneren van eiser in de thuissituatie destijds (zelfstandig wonen, zelfstandig activiteiten in de vorm van dagbesteding ondernemen en daarvan kunnen genieten). In bezwaar is uitgegaan van de reeds aanwezige uitgebreide medische informatie van de behandelende sector van rond de datum in geding. Er is geen reden om er vanuit te gaan dat de desbetreffende medische informatie en de destijds gestelde diagnoses te oppervlakkig/onjuist dan wel onvolledig zijn. Bovendien gaat het in de beoordeling van de belastbaarheid niet om de al dan niet gestelde diagnoses, maar om het feit of de aanwezige beperkingen ten aanzien van arbeid als gevolg van ziekte/gebrek adequaat zijn meegewogen. Dit laatste is in de aangepaste functionele mogelijkheden lijst (FML) gebeurd, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
8. De rechtbank vindt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden zijn op grond waarvan op het besluit van
16 oktober 2009 moet worden teruggekomen. Het rapport van [A] van 10 november 2020 dat eiser heeft ingebracht geeft hier geen aanleiding toe. [A] heeft in dit rapport de problematiek van eiser op het moment van het onderzoek beschreven en geconcludeerd welke beperkingen op grond hiervan zouden moeten worden aangenomen. Eiser heeft bij het onderzoek door [A] ook vragenlijsten ingevuld die zien op de situatie op dat moment, niet op de toestand op de datum in geding. Vervolgens heeft [A] gerapporteerd dat de vraag of en in hoeverre deze beperkingen ook golden rondom de datum in geding (2 september 2009) een lastig te beantwoorden vraag is, temeer omdat hij geen integrale geobjectiveerde DSM-V diagnose met terugwerkende kracht heeft kunnen vaststellen. De rechtbank merkt daarbij op dat voor het beoordelen van de mate van arbeidsongeschiktheid niet de diagnose bepalend is, maar de beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek op de beoordelingsdatum. Dat de verzekeringsartsen zijn uitgegaan van andere diagnoses, betekent niet dat zij daarmee de gezondheidstoestand van eiser op de datum in geding niet goed in beeld hadden.
Beroep op de regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber)
10. Eiser voert aan dat hij op 1 januari 2011 meer dan 35% arbeidsongeschikt is, omdat er sprake is van toegenomen klachten. Verweerder heeft volgens eiser ten onrechte geen verdergaande beperkingen in de FML aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren, en werktijden.