ECLI:NL:RBMNE:2021:5811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
16.146294.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 juni 2021 in Emmeloord zijn partner zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar meermaals met gebalde vuist in het gezicht te slaan. Het slachtoffer heeft hierdoor een gebroken neus, een gebroken oogkas en een hersenschudding opgelopen. De rechtbank heeft het letsel gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel, ondanks de verdediging die aanvoerde dat het letsel niet als zodanig kon worden gekwalificeerd vanwege het uitzicht op herstel. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als overtuigend beschouwd en heeft geoordeeld dat er sprake was van opzet van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 64 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht, deelname aan gedragsinterventies en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het geweld op het slachtoffer en de kinderen die getuige waren van de mishandeling. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.146294.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1983 te [naam gemeente] ,
wonende aan [adres 1] (bungalow [nummeraanduiding] ) te [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
primair:
op 2 juni 2021 te Emmeloord, [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar te slaan en/of te stompen;
subsidiair:
op 2 juni 2020 te Emmeloord, heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar te slaan en/of te stompen;
meer subsidiair:
op 2 juni 2020 te Emmeloord, [slachtoffer] heeft mishandeld door haar te slaan en/of te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw verzocht bij een bewezenverklaring verdachte van het gevolg van het zwaar lichamelijk letsel partieel vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verbalisant [verbalisant] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de vrouw een gezwollen neus en rood/blauw gezwollen oogkassen had. Deze vrouw gaf op te zijn: [slachtoffer] .
[slachtoffer (voornaam)] verklaarde het volgende:
- Zij en [verdachte (voornaam)] zijn verhuisd naar de [adres 2] te [plaatsnaam] .
- Dat [verdachte (voornaam)] op woensdag 02 juni 2021, omstreeks 21:30, haar zwaar had mishandeld.
Beiden bevonden zich op dat moment op de eerste etage van de woning.
[slachtoffer (voornaam)] kreeg van [verdachte (voornaam)] meer dan tien vuistslagen in het gezicht. [2]
Getuige [getuige] is volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat mijn vader met, volgens mij, zijn rechtervuist meerdere keren in het gezicht van mijn moeder sloeg. Ik zag dat mijn moeder door de klappen van mijn vader in haar gezicht bloedde. Ik zag dat mijn vader door bleef slaan. [3]
De Letselrapportage Forenisch Geneeskunde GGD [.] van 8 juni 2021 opgemaakt door [A] , Forensisch arts in opleiding onder supervisie van drs. [B] , forensisch arts KNMG, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Er is een CT-scan van het aangezicht gemaakt waarbij er een breuk van het neusbeen zichtbaar is. Tevens is er een breuk in de rechter oogkas aan binnenzijde geconstateerd. Er wordt geconcludeerd dat betrokkene een hersenschudding heeft.
Bewijsoverwegingen
Zwaar lichamelijk letsel
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat het letsel van slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, nu sprake lijkt te zijn van een volledig herstel bij het slachtoffer en uit de bewijsmiddelen niet blijkt hoe lang het herstel heeft geduurd.
De Hoge Raad is in zijn arrest van 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, ingegaan op de vraag wanneer sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). In dit arrest heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen: ‘als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit. (…) Een ander mogelijk gezichtspunt betreft het uitzicht op herstel. Daarbij geldt – ook buiten de situatie waarin operatief ingrijpen heeft plaatsgevonden – dat van zwaar lichamelijk letsel niet alleen sprake kan zijn indien het uitzicht op herstel in belangrijke mate ontbreekt, doch ook indien het letsel gepaard gaat met een langere periode van herstel of van onzekerheid over de mogelijkheid en de mate van herstel. Voorts kan van belang zijn in hoeverre tijdens de periode van herstel sprake is van pijn en/of fysieke beperkingen.’ [4]
De rechtbank overweegt dat uit de letselrapportage van 8 juni 2021 volgt dat het slachtoffer een gebroken neus, een gebroken oogkas en een hersenschudding had. Naast de pijn die het slachtoffer een paar dagen na het incident daarvan nog ondervond, stelt de rechtbank vast dat het slachtoffer ook op de langere termijn last heeft gehad van haar letsel. Zo heeft het slachtoffer op 3 juli 2021 de oogarts bezocht vanwege klachten van vlekken en flitsen. [5] Daarnaast geeft de forensisch arts in de letselrapportage van 10 augustus 2021 aan dat ten tijde van het telefonisch consult op voornoemde datum, het slachtoffer nog steeds last heeft van hoofdpijn, vlekken voor de ogen en vermoeidheid. [6] Ook op 1 oktober 2021 verklaart het slachtoffer nog regelmatig last te hebben van hoofdpijn, zo nu en dan nog zwarte vlakken te zien, dat haar zicht bij het rechteroog nog niet helemaal is hersteld, dat haar neus nog steeds niet pijnvrij is en dat zij onder meer door de mishandeling haar werkzaamheden nog niet heeft hervat. [7] De rechtbank stelt weliswaar vast dat er geen medische ingreep dan wel operatie heeft plaatsgevonden, echter maakt de combinatie van het aard van het letsel, te weten twee breuken in het gezicht en een hersenschudding, en de hinder en pijn waar het slachtoffer ook nog een paar maanden na het incident mee heeft gekampt, de rechtbank tot het oordeel dat sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Opzet
De raadsvrouw heeft subsidiair aangevoerd dat er geen sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu niet kan worden vastgesteld hoe vaak verdachte heeft geslagen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Het slachtoffer heeft verklaard dat verdachte meer dan tienmaal met zijn vuist in haar gezicht heeft geslagen. Haar dochter heeft verklaard dat verdachte met zijn rechtervuist meerdere keren in het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen. Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte in ieder geval meermaals met zijn vuist in het gezicht van het slachtoffer heeft geslagen. Hiermee heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank ‘vol opzet’ gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat het precieze aantal vuistslagen in het gezicht van het slachtoffer niet kan worden vastgesteld, maakt dit oordeel niet anders.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair:
op 2 juni 2021 te [plaatsnaam] , gemeente [naam gemeente] , aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en een gebroken oogkas
en een hersenschudding, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer]
meermaals, (met kracht) te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:
zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 64 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, een meldplicht bij de reclassering, deelname aan gedragsinterventies ten aanzien van agressiebeheersing en middelengebruik, meewerken aan ambulante behandeling met de mogelijkheid tot eventuele kortdurende opnames, een drugs- en alcoholverbod, een locatieverbod voor de gemeente waarin [slachtoffer] woonachtig is, te weten gemeente [plaatsnaam] , en meewerken aan elektronische controle op dit locatieverbod;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- de vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v Sr: een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de gemeente waarin [slachtoffer] woonachtig is, te weten gemeente [plaatsnaam] , voor de duur van 3 jaren, per overtreding 1 week hechtenis met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden, het uit te oefenen reclasseringstoezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat verzocht om geen langere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan verdachte al in voorarrest heeft gezeten. Door de raadsvrouw is naar voren gebracht dat, wanneer de rechtbank komt tot een bewezenverklaring voor het primair of subsidiair ten laste gelegde, naast een voorwaardelijke gevangenisstraf ook nog een forse werkstraf kan worden opgelegd. Ten aanzien van de duur van de proeftijd heeft de raadsvrouw verzocht de proeftijd op twee jaar te stellen. Met betrekking tot de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw opgemerkt dat een elektronisch toezicht niet noodzakelijk wordt geacht, subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om het eventuele elektronisch toezicht te beperken tot nog maximaal vier maanden of een half jaar. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om een mogelijk locatieverbod niet voor de gehele gemeente [plaatsnaam] op te leggen. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht de vrijheidsbeperkende maatregel zoals bepaald in artikel 38v Sr niet op te leggen, en deze niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 2 juni 2021 schuldig gemaakt aan zware mishandeling van zijn partner. Na een woordenwisseling heeft verdachte het slachtoffer, in het bijzijn van hun kinderen, meermalen met gebalde vuist in haar gezicht geslagen ten gevolge waarvan het slachtoffer een gebroken neus, een gebroken oogkas en een hersenschudding heeft opgelopen. Dit moet een zeer angstige situatie zijn geweest voor het slachtoffer en daarnaast ook voor de kinderen. Nadat de kinderen zagen dat hun vader hun moeder aan haar haren trok, zijn zij ertussen gesprongen.
Huiselijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Het geweld heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, bij uitstek de plek waar zij zich veilig en geborgen behoort te kunnen voelen. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt eens te meer dat het handelen van verdachte grote impact heeft gehad op het slachtoffer en op de kinderen. Het slachtoffer heeft in haar verklaring naar voren gebracht dat verdachte haar vrijheid heeft afgenomen en dat zij altijd in angst zal moeten leven. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 7 oktober 2021, waaruit blijkt dat hij al eerder wegens geweldsmisdrijven, waaronder partnermishandeling, is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat in aanmerking genomen het rapport van de reclassering van 29 oktober 2021 waarin de reclassering heeft geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, die dadelijk uitvoerbaar verklaard zouden moeten worden.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen de rapporten van de psychiater en de psycholoog waaruit volgt dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het excessief gebruik van cocaïne en alcohol voorafgaande aan het tenlastegelegde en de ontremmende en ontregelende effecten daarvan in de vorm van een agressieve impulsdoorbraak. De psychiater en psycholoog concluderen dat het tenlastegelegde verdachte volledig kan worden toegerekend.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de LOVS-richtlijnen en het strafblad van verdachte, zou een langere vrijheidsstraf dan de reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd zonder meer passend en geboden zijn. Toch ziet de rechtbank daar, mede gelet ook op de vordering van de officier van justitie, van af. Daarbij is het volgende van belang. Zeker gelet op het feit dat verdachte en slachtoffer samen kinderen hebben en ook gelet op de slachtofferverklaring, is het voornaamste strafdoel in deze zaak de speciale preventie. Aan dat strafdoel wordt niet tegemoet gekomen door verdachte, die al enige tijd geschorst is, weer naar de gevangenis te sturen, maar veeleer door hem in de gelegenheid te stellen zijn leven weer op te bouwen en zich te laten behandelen voor zijn middelengebruik en agressie. Met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar, naast een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, meent de rechtbank dat middels het opleggen van bijzondere voorwaarden voldoende recht gedaan kan worden aan de ernst van het feit en de beteugeling van herhalingsgevaar in de toekomst. In dat kader vindt de rechtbank ook de oplegging van de maatregel van artikel 38v Sr in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer passend en geboden.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 120 dagen met aftrek waarvan 64 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit, worden aan het voorwaardelijke strafdeel bijzondere voorwaarden verbonden, die dadelijk uitvoerbaar verklaard worden. Naar het oordeel van de rechtbank dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel van 38v Sr wordt eveneens dadelijk uitvoerbaar verklaard, omdat de rechtbank er – gelet ook op zijn eerdere overtreding van de schorsingsvoorwaarden ernstig rekening mee houdt dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. Met betrekking tot het locatieverbod en het elektronisch toezicht daarop, zal de rechtbank bepalen dat dit slechts gedurende 6 maanden geldt. Een langduriger verbod is te ingrijpend en de rechtbank gaat er van uit dat de situatie na 6 maanden voldoende tot rust is gekomen zodat daarna kan worden volstaan met het contactverbod. Verdachte zal daarnaast 240 uren taakstraf moeten verrichten; dit om de ernst van het feit te benadrukken.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
64 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie art Wilshire of een andere gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
* actief deelneemt aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere
gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* zich laat behandelen door [instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij bijvoorbeeld terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht;
* geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende 6 (zes) maanden zich niet bevindt in de plaats [plaatsnaam] . Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 3 (drie) jaren;
- beveelt dat de verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1983;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door de verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. H.B.W. Beekman en G.A. Hendriks, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 november 2021.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder , althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken oogkas en/of een hersenschudding, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal, (met kracht) te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of de borst en/of de armen althans tegen het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermaals (met kracht) voornoemde [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen in/tegen het gezicht en/of de borst en/of de armen, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 juni 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermaals, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of de borst en/of de armen althans tegen het lichaam, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een gebroken oogkas en/of een hersenschudding ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 oktober 2021, genummerd PL0900-2021173720, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 268. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 37-38.
3.Pagina 48.
4.Hoge Raad, 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051, r.o. 2.4 & 2.7.
5.Pagina 249.
6.Pagina 249.
7.Pagina 248.