In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Portaal en de kinderen van een overleden huurder. De zaak betreft de huur van een woning die sinds 1 april 1992 door de moeder van de gedaagden werd gehuurd. Na haar overlijden in 2019 hebben de kinderen, gedaagden in deze procedure, de woning blijven bewonen op basis van een vaststellingsovereenkomst (VSO) die met de verhuurder, Portaal, was gesloten. Deze overeenkomst stelde hen in staat om tijdelijk gebruik te maken van de woning tegen een gebruikersvergoeding, gelijk aan de huurprijs, met de verplichting om de woning uiterlijk op 31 maart 2020 te verlaten.
De kinderen hebben echter geen andere woning kunnen vinden en hebben de overeenkomst verlengd. Portaal vorderde ontruiming van de woning, betaling van achterstallige huur en een boete wegens het niet nakomen van de overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VSO moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat de voorwaarden van de overeenkomst voldoen aan de kenmerken van een huurovereenkomst volgens het Burgerlijk Wetboek. De rechter heeft de vorderingen van Portaal afgewezen, omdat de gedaagden zich niet tekortgekomen hebben aan hun verplichtingen uit de overeenkomst. Portaal is veroordeeld in de proceskosten.