ECLI:NL:RBMNE:2021:5759

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
16/312583-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door niet verlenen van voorrang

Op 13 oktober 2020 vond er in Veenendaal een verkeersongeval plaats waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, geen voorrang verleende aan een fietser die op een voorrangsweg reed. De fietser, een 79-jarige man, liep als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel op, waarvoor een operatie noodzakelijk was. Na de operatie werd bij hem een hersenvliesontsteking vastgesteld, waaraan hij op 26 oktober 2020 overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, omdat de verkeersfout van de verdachte, een waarnemingsfout, niet voldoende was om schuld aan te nemen. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat zij door haar verkeersgedrag gevaar op de weg had veroorzaakt. De rechtbank legde een geldboete op van € 1.000,- en een voorwaardelijke rijontzegging van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/312583-20
Verkort vonnis van de meervoudige kamer van 25 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen en wonende op het adres:
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2021. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.J.J.S. Visser, en van wat verdachte en haar raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging, zoals ter terechtzitting gewijzigd, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
op 13 oktober 2020 te Veenendaal met een personenauto een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor een ander is gedood, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair:
op 13 oktober 2020 te Veenendaal met een personenauto gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt;
meer subsidiair:
op 13 oktober 2020 te Veenendaal als bestuurder van een personenauto, in strijd met het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geen voorrang heeft verleend aan een kruisende fietser.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW). Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bij het aan- en oprijden van de kruising weliswaar een waarnemingsfout heeft begaan, maar dat dit niet voldoende is om van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW te kunnen spreken.
De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW wettig en overtuigend bewezen, omdat verdachte door haar waarnemingsfout gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de WVW.
De raadsvrouw heeft ten aanzien de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de WVW bepleit verdachte vrij te spreken van het met onverminderde snelheid oprijden van de kruising. Ten aanzien van de bewezenverklaring van hetgeen overigens subsidiair en meer subsidiair ten laste is gelegd, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
Het ongeval
Verdachte is op 13 oktober 2020 te Veenendaal als bestuurder van een personenauto op een kruispunt linksaf geslagen, waarbij zij een van links komende fietser, die voorrang had, heeft aangereden.
4.3.3
De gevolgen
Het slachtoffer, de heer [slachtoffer] , destijds 79 jaar oud, heeft als gevolg van het ongeval een gedeeltelijke dwarslaesie opgelopen, met neurologische uitval tot gevolg. Vervolgens heeft het slachtoffer, na de operatie ter stabilisatie van zijn gebroken nekwervels, een hersenvliesontsteking opgelopen, waaraan hij op 26 oktober 2020 is overleden.
4.3.4
Vrijspraak primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de WVW
Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 van de WVW moet het ongeval zijn te wijten aan schuld van de verdachte in de zin van deze bepaling. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad (o.a. HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:660) kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen van een verkeersovertreding worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW. Om hiervan te kunnen spreken moet op zijn minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Een falende waarneming, verkeerde anticipatie of tijdelijke onoplettendheid in het verkeer hoeft daarom nog geen schuld in de zin van artikel 6 van de WVW op te leveren (vgl. HR 28 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9800).
Normatief kader
Verdachte is met haar personenauto bij een kruising linksaf geslagen. In een dergelijke situatie mag van een voorzichtig verkeersdeelnemer worden verlangd dat zij, naast het zich houden aan de verkeersregels, haar snelheid bij het naderen van de kruising mindert en zich er goed van vergewist dat de kruising vrij is, voordat zij deze oprijdt.
De snelheid voor en tijdens het oprijden van de kruising
Uit het Proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse in het dossier blijkt dat de snelheid van de personenauto van verdachte, gedurende een afstand van 218 meter tot een verkeersdrempel die op 16,8 meter voor de kruising is gelegen, gemiddeld 30,1 kilometer per uur bedroeg, terwijl de maximumsnelheid op dat traject 30 kilometer per uur bedraagt. Vanaf deze verkeersdrempel tot aan het kruispunt bedroeg haar snelheid 18,7 kilometer per uur.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke snelheid en snelheidsvermindering bij het naderen van een kruispunt gebruikelijk en acceptabel is, en dat verdachte hierover geen verwijt valt te maken.
Het zich goed vergewissen van een vrije kruising
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard, dat zij het latere slachtoffer niet heeft gezien voordat en terwijl zij het kruispunt opreed. Hierbij heeft zij verklaard dat zij niet weet waarom zij hem niet heeft gezien. Zij heeft verklaard dat zij voordat zij de kruising opreed naar links en naar rechts heeft gekeken, niet werd afgeleid en niet werd gehinderd door de laagstaande zon.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte een waarnemingsfout heeft begaan. Zij heeft het slachtoffer immers niet gezien toen deze de kruising naderde, terwijl deze, bij een ongehinderde waarneming, voor haar goed zichtbaar moet zijn geweest. Ook als verdachte vlak voor de kruising naar links heeft gekeken moet het slachtoffer op dat moment, bij een ongehinderde waarneming, voor haar goed zichtbaar zijn geweest.
In het Proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse wordt de mogelijkheid geopperd dat, doordat verdachte en het slachtoffer met ongeveer gelijke snelheid op het kruispunt afreden, het slachtoffer mogelijk langere tijd niet zichtbaar is geweest voor verdachte, doordat hij wegviel achter de zogenaamde A-stijl, de stijl tussen het voor- en het zijraam van de personenauto. De rechtbank houdt rekening met deze mogelijkheid en is daardoor van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte, zoals zij heeft verklaard, wel heeft gekeken of de kruising vrij was voordat zij deze opreed, maar het latere slachtoffer toch niet heeft gezien.
Dit betekent niet dat verdachte geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Zij had immers in ieder geval rekening moeten houden met de mogelijkheid dat haar zicht werd belemmerd door de A-stijl, en hierop dienen te anticiperen door bijvoorbeeld op enig moment actief voorbij de A-stijl te kijken. Het betekent naar het oordeel van de rechtbank wel dat niet kan worden vastgesteld dat zij ten tijde van het ongeval aanmerkelijk verwijtbaar onvoorzichtig heeft gereden.
Conclusie
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat de aanrijding weliswaar het gevolg is van een falende waarneming door verdachte, waarvan de gevolgen voor het slachtoffer groot zijn geweest, maar dat deze falende waarneming op zichzelf niet genoeg is om te kunnen spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW.
Ook is niet gebleken van bijkomende omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte toch een schuldverwijt in de zin van artikel 6 van de WVW kan worden gemaakt. Zo heeft verdachte bij het aanrijden van de kruising niet harder gereden dan is toegestaan, en heeft zij bij het naderen van de kruising haar vaart geminderd tot een gebruikelijk, acceptabel niveau.
Verdachte zal gelet op bovenstaande worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de WVW.
4.3.6.
Bewezenverklaring subsidiair tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de WVW
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte door haar verkeersgedrag artikel 5 van de WVW heeft overtreden. Het staat immers vast dat verdachte door haar waarnemingsfout en de verkeershandelingen die daarvan het gevolg waren, met name het geen voorrang verlenen aan het slachtoffer, gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte hierbij met onverminderde snelheid de betreffende kruising is opgereden. Van deze verkeershandeling zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Doordat de rechtbank bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair aan haar ten laste gelegde feit, komt zij niet meer toe aan bespreking van het meer subsidiair aan haar ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 oktober 2020 te Veenendaal, als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Veldweg, gaande in de richting van de kruising van de Grote Beer met de Veldweg,
- de kruising van de Veldweg met de Grote Beer is opgereden en vervolgens voor haar, verdachte, linksaf de Veldweg is opslagen en
- daarbij zonder te stoppen voornoemde kruising en de Grote Beer is opgereden en
- zich er daarbij in onvoldoende mate van heeft vergewist dat voornoemde kruising en de Grote Beer vrij waren van verkeer en
- daarbij geen voorrang heeft verleend aan een voor haar, verdachte, van links komende fietser, te weten [slachtoffer] , terwijl op de Veldweg voor genoemde kruising bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (voorrangsbord) was geplaatst en op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd regelement waren aangebracht en
- vervolgens niet heeft afgeremd en niet heeft uitgeweken voor voornoemde fietser en
- vervolgens tegen voornoemde fietser is aan gereden,

door welke gedragingen gevaar op die weg werd veroorzaakt.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis;
- een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Het overlijden van het slachtoffer is geen direct gevolg geweest van het ongeval. Er is hoogstwaarschijnlijk tijdens de operatie een medische fout begaan, waardoor het slachtoffer de acute hersenvliesontsteking heeft opgelopen waaraan hij is overleden. Daarom dient bij een bewezenverklaring de dood van het slachtoffer niet als strafverzwarende omstandigheid te gelden, aldus de raadsvrouw.
Verder heeft verdachte haar rijbewijs dringend nodig, onder andere omdat zij de enige mantelzorger is voor haar broer, die suikerziekte heeft en dementerend is. De raadsvrouw heeft daarom verzocht bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals hiervan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt, waardoor de heer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, waarna hij is overleden. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit overlijden redelijkerwijs als een gevolg van het verkeersongeval worden aangemerkt, omdat de hersenvliesontsteking waaraan [slachtoffer] is overleden, is ingetreden na de operatie vanwege de gebroken nekwervels, en niet was ingetreden als het ongeval niet had plaatsgevonden. Door haar handelen heeft verdachte de heer [slachtoffer] en zijn nabestaanden groot en blijvend leed toegebracht. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.3
De persoon van verdachte
Verdachte heeft ter zitting laten blijken dat zij haar verantwoordelijkheid voor het ongeval beseft en daar onder gebukt gaat. Verder heeft zij verklaard dat zij mantelzorger is voor haar broer, die dementeert en suikerziekte heeft. Zij heeft de auto nodig voor haar mantelzorg, boodschappen en sociale contacten.
8.3.4
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de straffen die in enigszins vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat zij blijkens haar justitiële documentatie d.d. 12 oktober 2021 niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op de leeftijd en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een taakstraf, zoals de officier van justitie heeft geëist, niet op zijn plaats. In plaats daarvan zal een geldboete worden opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, op zijn plaats. Daarnaast zal de rechtbank, ter voorkoming van recidive, een voorwaardelijke rijontzegging van twee maanden opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid:
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf:
veroordeelt verdachtetot:
-
een geldboete van € 1.000,-(duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen;
ontzegt verdachte:
  • de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    2 (twee) maanden;
  • bepaalt dat deze ontzegging
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mr. G. Perrick en
mr. S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging, zoals ter terechtzitting gewijzigd
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 13 oktober 2020 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Veldweg, gaande in de richting van de kruising van die Veldweg met de Grote Beer, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- de kruising van de Veldweg met de Grote Beer op te rijden en/of (vervolgens) voor haar, verdachte, linksaf de Grote Beer op te slaan en/of
- ( daarbij) met een onverminderde snelheid en/of zonder te stoppen voornoemde kruising en/of de Grote Beer op te rijden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van te vergewissen dat voornoemde kruising en/of de Groet Beer vrij was van verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorrang te verlenen aan een voor haar, verdachte, van links komende fietser, te weten [slachtoffer] , terwijl op de Veldweg voor genoemde kruising bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (voorrangsbord) was geplaatst en/of op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd regelement waren aangebracht en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor voornoemde fietser en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde fietser te botsen/aan te rijden, waardoor een ander, te weten [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen te weten een nekwervelfactuur en/of een (partiele) dwarslaesie en/of (vervolgens) is overleden;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 oktober 2020 te Veenendaal, in elk geval in Nederland, als
verkeersdeelnemer namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Veldweg, gaande in de richting van de Grote Beer,
- de kruising van de Veldweg met de Grote Beer op te rijden en/of (vervolgens) voor haar, verdachte, linksaf de Grote Beer is opgeslagen en/of
- ( daarbij) met een onverminderde snelheid en/of zonder te stoppen voornoemde kruising en/of de Grote Beer is opgereden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate, van heeft vergewist dat voornoemde kruising en/of de Groet Beer vrij was van verkeer en/of
- ( daarbij) geen voorrang heeft verleend aan een voor haar, verdachte, van links komende fietser, te weten [slachtoffer] , terwijl op de Veldweg voor genoemde kruising bord model B6 van de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (voorrangsbord) was geplaatst en/of op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd regelement waren aangebracht en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft uitgeweken voor voornoemde fietser en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde fietser is gebotst/is aangereden,
door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden
veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 13 oktober 2020 te Veenendaal, als bestuurder van een personenauto, op de voor het openbare verkeer openstaande weg, de Veldweg, ter plaatse waar voor een kruisende weg, te weten de voor het verkeer openstaande weg de Grote Beer, een bord B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (voorrangsbord) was geplaatst en/of op het wegdek aldaar haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van genoemd regelement waren aangebracht - aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg - geen gevolg heeft gegeven aan dat/die verkeerteken(s) dat/die een gebod of verbod inhoud(t)(en), immers de bestuurder van een op die kruisende weg rijdende fiets niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, tengevolge waarvan een aanrijding ontstond tussen de door haar bestuurde personenauto en de fiets, waarbij (dodelijk) letsel aan personen (te weten de bestuurder van de fiets: [slachtoffer] ) is ontstaan en/of schade aan goederen is toegebracht.
(art. 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990).