In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.D. Pietersz, en verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder op 5 februari 2021 werd afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor zorg op basis van de Wlz, en baseerde zich op een medisch advies van M. Dekker, arts medisch adviseur CIZ.
Na het indienen van bezwaar door eiser, verklaarde verweerder op 26 juli 2021 het bezwaar ongegrond, met een aanvullend medisch advies van drs. I. Dammar. Eiser ging hiertegen in beroep en voegde aanvullende medische informatie toe. Tijdens de zitting op 22 november 2021, die via Skype plaatsvond, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat hij voldeed aan de voorwaarden voor zorg op grond van de Wlz. De rechtbank concludeerde dat de medische adviezen van verweerder zorgvuldig waren en dat er geen nieuwe informatie was die de noodzaak voor 24-uurs zorg onderbouwde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. De rechtbank erkende de lastige situatie van eiser, maar benadrukte dat de wens van eiser en zijn familie niet voldoende was voor toegang tot de Wlz zonder medische onderbouwing. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. H.J.J.M. Kock, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.