ECLI:NL:RBMNE:2021:5718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/3328
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en beroep ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.D. Pietersz, en verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), vertegenwoordigd door mr. J.E. Koedood. Eiser had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door verweerder op 5 februari 2021 werd afgewezen. Verweerder stelde dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor zorg op basis van de Wlz, en baseerde zich op een medisch advies van M. Dekker, arts medisch adviseur CIZ.

Na het indienen van bezwaar door eiser, verklaarde verweerder op 26 juli 2021 het bezwaar ongegrond, met een aanvullend medisch advies van drs. I. Dammar. Eiser ging hiertegen in beroep en voegde aanvullende medische informatie toe. Tijdens de zitting op 22 november 2021, die via Skype plaatsvond, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had onderbouwd dat hij voldeed aan de voorwaarden voor zorg op grond van de Wlz. De rechtbank concludeerde dat de medische adviezen van verweerder zorgvuldig waren en dat er geen nieuwe informatie was die de noodzaak voor 24-uurs zorg onderbouwde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. De rechtbank erkende de lastige situatie van eiser, maar benadrukte dat de wens van eiser en zijn familie niet voldoende was voor toegang tot de Wlz zonder medische onderbouwing. De uitspraak werd gedaan door mr. Y. Sneevliet, in aanwezigheid van griffier mr. H.J.J.M. Kock, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3328

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Koedood).

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Volgens verweerder voldoet eiser niet aan de voorwaarden [1] voor zorg op grond van de Wlz. Daarbij baseert verweerder zich op het medisch advies van M. Dekker, arts medisch adviseur CIZ, van
5 februari 2021.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor zorg op grond van de Wlz. Daarbij baseert verweerder zich op het aanvullend medisch advies in bezwaar van drs. I. Dammar, medisch adviseur bezwaar en beroep CIZ, van 30 juni 2021.
Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. In beroep heeft eiser aanvullende medische informatie ingebracht.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. In een aanvullend medisch advies van
8 november 2021 heeft de medisch adviseur I. Dammar gereageerd op de aanvullende medische informatie van eiser.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 november 2021 via Skype for Business. Partijen hebben zich op de zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. Eiser voert in beroep aan dat hij wel voldoet aan de voorwaarden voor zorg op grond van de Wlz. Want bij hem is sprake van een noodzaak tot 24-uurs zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Eiser kan door zijn psychische klachten en incontinentieklachten niet alleen zijn en zich niet door vreemden laten helpen. Anders leidt dit voor eiser en zijn omgeving tot onveilige situaties.
Ook heeft eiser aangevoerd dat er voor hem slechts in theorie behandelmogelijkheden aanwezig. De door verweerder genoemde instanties, Fivoor en Altrecht, hebben eiser afgewezen. En vanwege het coronavirus hebben de meeste instellingen een patiëntenstop. Dat een gedwongen behandeling noodzakelijk is, heeft de medisch adviseur niet onderbouwd.
Bovendien stelt eiser dat deze psychische behandeling niet de zorg ondervangt die eiser nodig heeft voor zijn lichamelijke klachten. De medisch adviseur heeft eisers lichamelijke klachten onvoldoende meegenomen. Eiser moet zowel voor zijn psychische klachten als zijn lichamelijke klachten zorg krijgen. Hij krijgt deze zorg nu in de veilige omgeving van zijn familie en wil die zorg met een PGB bestendigen.
3. De rechtbank ziet in de stellingen van eiser in beroep, en de aanvullende medische informatie, geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van de medische adviezen van verweerder. De medisch adviseurs hebben de beschikbare informatie over eiser bestudeerd. Ook is aanvullend informatie bij de huisarts van eiser opgevraagd. De rechtbank acht dit zorgvuldig.
In de medische adviezen hebben de medisch adviseurs vervolgens uitgebreid en eenduidig uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen. Volgens de medisch adviseurs is sprake van een psychische en somatische grondslag. Weliswaar heeft eiser een verminderd intelligentieniveau, maar voor een verstandelijke handicap zien zij geen onderbouwing. De hulpvraag van eiser komt met name vanuit zijn psychische klachten, aldus de medisch adviseurs.
De medisch adviseurs zien geen aanknopingspunt voor de conclusie dat eiser blijvend 24 uurs zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig heeft. De medisch adviseurs zien hiervoor geen onderbouwing van een ter zake deskundige. Uit de informatie van de huisarts, JHP en Altrecht volgt namelijk dat er nog behandelmogelijkheden zijn.
4. Eiser heeft zijn stellingen in beroep niet onderbouwd met medisch objectiveerbare informatie. De aanvullende medische informatie in beroep ziet op radiologisch onderzoek van de lichamelijke klachten van eiser. Deze informatie werpt geen nieuw licht op de psychische klachten van eiser. Ook volgt hieruit niet dat eiser een blijvende noodzaak tot 24 uurs zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig heeft. Dat valt uit de dossierstukken ook niet af te leiden.
5. De rechtbank ziet dat het een lastige situatie is. De rechtbank begrijpt ook dat eiser complexe problemen heeft en gepaste behandeling niet makkelijk te vinden is. De beschikbaarheid van de behandeling is echter geen criterium voor toegang tot de Wlz. Er zijn ook geen aanknopingspunten voor de conclusie dat de behandeling bij Fivoor niet beschikbaar is, ondanks dat wat namens eiser ter zitting is opgemerkt, en niet volledig voorziet in de behoefte van eiser. De lichamelijke problemen van eiser op zichzelf leiden niet tot een medisch objectiveerbare onderbouwing voor toegang tot de Wlz. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat als op enig moment mocht blijke dan voor eiser geen enkele behandeling voorhanden is dan een nieuwe aanvraag gedaan kan worden en de situatie opnieuw wordt bekeken.
6. De rechtbank begrijpt tot slot dat eiser op dit moment 24 uur per dag wordt verzorgd en geholpen door zijn zussen en dat zij willen dat die zorg op deze manier gecontinueerd wordt. Die wens is invoelbaar. Maar de wens van eiser en zijn familie kan op zichzelf niet leiden tot toegang tot de Wlz. Daarvoor moet een medische onderbouwing zijn dat eiser die zorg medisch gezien ook echt nodig heeft. De Wlz is het laatste redmiddel.
7. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, slaagt niet. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Artikel 3.2.1 van de Wlz