ECLI:NL:RBMNE:2021:5625

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
C/16/529217 / JL RK 21-740
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de zorg voor de ontwikkeling en veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2021 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2008. De minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)], was eerder onder toezicht gesteld en had al een periode op een crisisgroep verbleven. De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige (voornaam)].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling, veiligheid en het gedrag van [minderjarige (voornaam)]. De thuissituatie was onhoudbaar door escalaties, en de minderjarige had problemen met drugsgebruik, diefstal en het ontlopen van school. Ondanks eerdere pogingen om ambulante hulp te krijgen, was dit niet gelukt door complicaties met het woonplaatsbeginsel. Hierdoor verbleef [minderjarige (voornaam)] al geruime tijd op een crisisplek zonder dagbesteding.

Tijdens de mondelinge behandeling waren de moeder en stiefvader aanwezig, en zij gaven aan achter een uithuisplaatsing te staan, maar gaven de voorkeur aan een gesloten setting voor diagnostiek. De kinderrechter heeft de GI (gecertificeerde instelling) erop gewezen dat, indien de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] in het geding komt, er een spoedverzoek voor een gesloten plaatsing kan worden ingediend. De kinderrechter verleende de machtiging tot uithuisplaatsing in een 24-uursvoorziening voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 19 januari 2022, en verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/529217 / JL RK 21-740
Datum uitspraak: 28 oktober 2021

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

locatie [plaatsnaam 1] , hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats] ,

SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [plaatsnaam 2] .

Het procesverloop

Bij beschikking van 19 oktober 2021 heeft de kinderrechter [minderjarige (voornaam)] voorlopig onder toezicht gesteld tot 19 januari 2022. Ook heeft de kinderrechter bij die beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] verleend in een 24-uursvoorziening tot 2 november 2021. Het meer of anders gevraagde is aangehouden.
Op 28 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
  • de heer [belanghebbende 2] , stiefvader;
  • mevrouw [A] namens de Raad;
  • mevrouw [B] namens de GI.
[minderjarige (voornaam)] is opgeroepen maar niet ter zitting verschenen.

De feiten

Voor de vaststaande feiten en het verdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikking van 19 oktober 2021.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal het aangehouden deel van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een 24-uursvoorziening daarom verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling. De kinderrechter acht voor deze beslissing het volgende van belang.
Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling, de veiligheid en het gedrag van [minderjarige (voornaam)] . Omdat het in de thuissituatie regelmatig escaleerde, is [minderjarige (voornaam)] in het vrijwillig kader uit huis geplaatst. Nadat [minderjarige (voornaam)] eerst een periode op een crisisgroep heeft verbleven, daarna weer thuis en toen na wederom een escalatie thuis is geplaatst bij [instelling 1] , verblijft [minderjarige (voornaam)] nu geruime tijd bij [instelling 2] . De situatie is echter onhoudbaar. [minderjarige (voornaam)] loopt weg, gebruikt drugs en alcohol, pleegt winkeldiefstallen, trekt naar oudere jongeren met een slechte invloed en vervalst treinkaartjes. Recent is zijn maag leeggepompt na inname van een grote hoeveelheid extacy. Eerder, in de periode tussen de plaatsing op de crisisgroep en de plaatsing van [minderjarige (voornaam)] bij [instelling 1] , is het in de thuissituatie niet gelukt om ambulante crisishulp van de grond te krijgen in verband met het woonplaatsbeginsel. Het gezin verbleef in [plaatsnaam 2] , terwijl ze ingeschreven stonden in [.] . Dit had tot gevolg dat de gemeentes voor (financiering van) de hulpverlening naar elkaar wezen. Op dit moment verblijft [minderjarige (voornaam)] al twee maanden op een crisisplek zonder enige vorm van dagbesteding. Ook gaat [minderjarige (voornaam)] al lange tijd niet naar school. De kinderrechter acht dit een zeer zorgwekkende situatie. Het is van groot belang dat er snel hulp ingezet gaat worden, waarbij het belangrijk is dat [minderjarige (voornaam)] op een plek komt waar hij de hulp en begeleiding krijgt die hij nodig heeft. Ook is het belangrijk dat er een dagbesteding komt voor [minderjarige (voornaam)] en dat er een persoonlijkheidsonderzoek gaat plaatsvinden. De kinderrechter vindt het onverantwoord dat [minderjarige (voornaam)] gelet op de ernst van zijn problematiek in combinatie met zijn jonge leeftijd al twee maanden op een crisisgroep zit en er nog steeds geen geschikte plek voor hem gevonden is.
Een plaatsing in een open behandelsetting is op dit moment aangewezen. Het is echter gezien de ernst van de zorgen en de problematiek de vraag of dat haalbaar is. De moeder en stiefvader hebben ter zitting aangegeven dat zij achter een uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] kunnen staan. Zij prefereren echter een plaatsing in een gesloten setting waarbij diagnostiek kan plaatsvinden. De kinderrechter is van oordeel dat de komende periode goed moet worden gemonitord of het verblijf van [minderjarige (voornaam)] in een open setting verantwoord is. De kinderrechter wijst de GI er op dat als de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] ernstig in het geding komt, er eventueel een spoed verzoek voor een gesloten plaatsing kan worden ingediend.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een 24-uursvoorziening voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 19 januari 2022;
verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021 door mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in tegenwoordigheid van S. Splinter, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.