3.1.[A] verzoekt de kantonrechter, na de wijziging van het verzoek op de zitting, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het volgende:
bij wijze van voorlopige voorziening:
een dag vast te stellen waarop de zaak ter zitting wordt behandeld;
[verweerder] voor de duur van het geding te veroordelen tot betaling aan [A] van het salaris van € 1.899,00 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 juni 2021 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder] in gebreke blijft;
het ontslag op staande voet te vernietigen;
[verweerder] te veroordelen tot betaling van het salaris van [A] van € 1.899,00 bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten vanaf 1 juni 2021 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
subsidiair:
[verweerder] te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding aan [A] van
€ 7.178,22 bruto;
aan [A] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen van
€ 4.101,84 bruto;
aan [A] een transitievergoeding toe te kennen van € 601,54;
meer subsidiair:
voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet, [verweerder] te veroordelen tot betaling aan [A] van een transitievergoeding van € 601,54;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
[verweerder] te veroordelen tot betaling aan [A] van het achterstallig loon over de periode van 1 november 2020 tot 1 juni 2021 van € 13.083,00 bruto, te verminderen met € 4.565,06 netto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
[verweerder] te veroordelen tot betaling aan [A] van de vakantiebijslag over de periode van 16 september 2020 tot 1 mei 2021 van € 1.115,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW;
[verweerder] te veroordelen tot betaling aan [A] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
tot het verstrekken van een maandelijkse deugdelijke bruto/netto-specificatie vanaf december 2020 en een correcte jaaropgave 2020, waarin het onder sub i en sub j gevorderde is verwerkt, op straffe van verbeurte van een dwangsom ter hoogte van
€ 500,00 netto per dag met een maximum van € 10.000,00 netto voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verweerder] niet voldoet aan de beschikking;
veroordeling in de proceskosten;
tot betaling van de nakosten, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van deze betekening.