8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vernielen van een autoruit en de ruit van een woning van familie van zijn ex-vriendin, die de moeder van zijn zoon is. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen zaken die aan anderen toebehoren vernield, maar ook angst en vrees bij de slachtoffers teweeg gebracht. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Deze personen waren als hulpverlener bij verdachte betrokken. De verdachte heeft met de door hem geuite bewoordingen bij deze hulpverleners angst en vrees teweeg gebracht. Verdachte handelde op de momenten dat hij deze feiten beging uit frustratie over het feit dat hij zijn zoon van zijn ex-vriendin niet mag zien. Dat verdachte gefrustreerd is over het feit dat zijn zoon mist, is alleszins invoelbaar. Zoals verdachte ter zitting ook zelf heeft aangegeven, rechtvaardigt dat echter niet de vernielingen en de bedreigingen die hij heeft geuit. Verdachte heeft met zijn handelen geen rekening gehouden met het effect van zijn daden en woorden op de slachtoffers, maar steeds alleen zijn eigen frustraties en woede op de voorgrond gesteld. De rechtbank rekent dat verdachte aan. Dat geldt in het bijzonder ten aanzien van de bedreigingen van de hulpverleners, omdat zij juist de intentie hadden om verdachte te helpen.
Verdachte heeft ten slotte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het behoeft geen nadere toelichting dat verdachte daarmee de maatschappij en ook zichzelf in gevaar heeft gebracht.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 26 juli 2021 is gebleken dat verdachte in het verleden eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Naar de persoon van verdachte heeft M.L. Reijmerink, GZ-psycholoog, onderzoek verricht. In het door hem opgemaakte rapport van 20 oktober 2021 staat beschreven dat volgens de psycholoog bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde schizospectrumstoornis. Tevens is bij verdachte sprake van ADHD, een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken, een stoornis in het gebruik van cannabis en een licht verstandelijke beperking op het gebied van probleemoplossende vaardigheden, bij gemiddelde verbale vaardigheden. Tijdens het plegen van de bewezen verklaarde feiten was hier ook sprake van. De psycholoog heeft geadviseerd verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in het hiervoor geldende wettelijk strafmaximum, en op de straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd.
Verder houdt de rechtbank rekening met de adviezen van de psycholoog en de reclassering.
In het hiervoor bedoelde rapport van de psycholoog van 20 oktober 2021 is te lezen dat de kans dat verdachte in de komende periode tot gewelddadig handelen (vergelijkbaar met het tenlastegelegde) zal overgaan zonder behandeling wordt ingeschat als hoog. Gezien de complexe, duurzame problematiek, die zich zowel op het psychiatrisch als het verstandelijk vlak manifesteert en gelet op het hoge recidiverisico en de eerdere ambulante behandelingen die verdachte gevolgd heeft, kan de behandeling voor verdachte het beste in een klinische setting worden vormgegeven (bij voorkeur binnen een forensisch psychiatrische afdeling). De verwachting van de psycholoog is dat verdachte hieraan mee zal werken en er op die manier gewerkt kan worden aan verminderen van het recidiverisico. Een en ander kan volgens de psycholoog worden vormgegeven in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel, met toezicht door de reclassering.
In het reclasseringsadvies van 29 oktober 2021 sluit de reclassering zich aan bij de hiervoor weergegeven bevindingen van de psycholoog. Als gevolg van de ADHD, de antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken en de stoornis in het gebruik van cannabis heeft verdachte beperkte probleemoplossende vaardigheden en is hij onvoldoende geremd, wat leidt tot agressieve impulsdoorbraken. Het risico op recidive, letselschade en onttrekking aan de voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als hoog. Een behandeling in een klinisch kader wordt geïndiceerd geacht, omdat eerdere begeleiding en behandeling onvoldoende toereikend bleek. De reclassering adviseert bij een veroordeling de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden, kort gezegd, een meldplicht bij de reclassering, een klinische opname voor de duur van maximaal een jaar, waarbij verdachte aansluitend meewerkt aan indicatiestelling en plaatsing ten behoeve van een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang als de reclassering dat gewenst vindt, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod met elektronisch toezicht. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen naar haar inschatting groot is. De reclassering heeft daarbij opgemerkt dat zij een periode tussen de detentie van verdachte en opname bij een kliniek onwenselijk acht en adviseert om bij bewezenverklaring een gevangenisstraf op te leggen die passend is bij de wachttijd van een klinische opname.
Verdachte heeft laten weten open te staan voor behandeling op een forensisch psychiatrische afdeling.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf onder meer acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van de feiten niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen zal een deel daarvan, te weten vier maanden, in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal een proeftijd van drie jaren worden verbonden. De rechtbank ziet in het feit dat er op dit moment nog geen plek is voor verdachte op een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) of in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK) (zie hierna), geen reden om de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf de voorwaarden verbinden zoals gevorderd door de officier van justitie, met uitzondering van het contactverbod nu dat in het kader van de vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd. De rechtbank ziet, anders dan de raadsman en mede gelet op de inhoud van de rapporten van de psycholoog en de reclassering, wel aanleiding om verdachte te verplichten mee te werken aan klinische opname voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Dat er op dit moment geen plek zou zijn in een FPA of een FPK is voor de rechtbank geen reden om deze bijzondere voorwaarde niet aan verdachte op te leggen.
De rechtbank zal daarnaast de elektronische controle (GPS) op naleving van het op te leggen locatieverbod bevelen voor de duur van maximaal zes maanden, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht. Anders dan de raadsman stelt, acht de rechtbank de elektronische controle in het kader van de bijzondere voorwaarden wel een aangewezen middel om de naleving van het locatieverbod te controleren, mede gelet op het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten jegens zijn ex-vriendin en haar familie. De rechtbank beperkt de elektronische controle tot maximaal zes maanden, gelet op de impact die het middel heeft op het leven van verdachte.
Het rapport van de psycholoog en reclasseringsrapport vermelden dat de kans op een misdrijf met schade voor personen, zonder klinische behandeling, groot is. Daarin ziet de rechtbank reden om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht te gelasten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op het gedrag van verdachte jegens zijn ex-vriendin en haar familie en het feit dat verdachte eerder al is veroordeeld voor strafbare feiten jegens zijn ex-vriendin en haar familie, ziet de rechtbank aanleiding om de volgende vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten. Die maatregel is een contactverbod, dat inhoudt dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] , [benadeelde 2] , [slachtoffer 1] en [benadeelde 1] .
Anders dan de raadsman ter zitting naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om van de vrijheidsbeperkende maatregel af te zien omdat het hof Arnhem-Leeuwarden aan verdachte reeds eerder een contactverbod heeft opgelegd. De gepleegde feiten rechtvaardigen een vrijheidsbeperkende maatregel. Daarnaast geldt het contactverbod niet jegens alle vier de hiervoor genoemde personen en heeft de rechtbank geen zicht op de exacte voorwaarden van het contactverbod zoals dat volgens de raadsman door het hof aan verdachte is opgelegd. Ten slotte is het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, ook als er door het hof een contactverbod is opgelegd, niet in strijd met enige rechtsregel.
De rechtbank zal deze vrijheidsbeperkende maatregel opleggen voor de duur van drie jaren. Hierbij zal de rechtbank bevelen dat voor iedere keer dat verdachte dit contactverbod overtreedt, een vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van in totaal zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Gelet op de omstandigheden die de rechtbank heeft genoemd voor het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel, met name gelet op het verleden van verdachte, moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens zijn ex-vriendin en haar familie. Daarom beveelt de rechtbank, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.