ECLI:NL:RBMNE:2021:5534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1092
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor laptopkosten op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De eiser had op 5 augustus 2020 een laptop, inktcartridges en een USB-stick aangeschaft en op 31 augustus 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) om deze kosten te dekken. Het college heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de kosten al gemaakt waren voordat de aanvraag was ingediend. De eiser voerde aan dat hij de kosten moest maken vanwege bijzondere omstandigheden, waaronder een door verweerder opgelegde bijstandsverplichting en coronamaatregelen die hem verhinderden om naar buiten te gaan.

De rechtbank overwoog dat volgens artikel 35 van de Pw bijzondere bijstand alleen kan worden verleend voor kosten die zich voordoen ten tijde van de aanvraag. Aangezien de eiser de kosten al had gemaakt voordat hij de aanvraag indiende, was er volgens de rechtbank geen recht op bijzondere bijstand. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die de eiser aanvoerde niet relevant waren, omdat hij zelf over de middelen beschikte om in de kosten te voorzien. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van de timing van de kosten in relatie tot de aanvraag voor bijzondere bijstand en bevestigt de strikte toepassing van de voorwaarden zoals beschreven in de Participatiewet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1092

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigden: M. van Manen en I. Badrising).

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021, via een skypeverbinding. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op 5 augustus 2020 een laptop, inktcartridges en een USB-stick gekocht en betaald. Op 31 augustus 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor deze kosten.
2. Verweerder verleent aan eiser geen bijzondere bijstand voor de genoemde kosten, omdat hij deze kosten al heeft gemaakt en voldaan voordat hij de aanvraag heeft ingediend. De kosten deden zich dus ten tijde van de aanvraag niet meer voor.
3. Eiser voert aan dat hij de kosten wegens bijzondere omstandigheden moest maken voordat hij de aanvraag om bijzondere bijstand kon indienen. Hij moest namelijk met spoed de laptop en bijbehorende spullen kopen, omdat hij in verband met een door verweerder opgelegde bijstandsverplichting zijn boedelscheiding moest regelen. Vanwege de coronamaatregelen kon eiser zelf niet naar buiten en moest die boedelscheiding, meer in het bijzonder het contact met zijn advocaat grotendeels digitaal plaatsvinden. Eisers zoon, die er tijdelijk was, heeft de spullen gekocht.
5. In artikel 35, eerste lid, van de Pw zijn de voorwaarden beschreven voor het recht op bijzondere bijstand. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) moet bij toepassing van dit artikel eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. [1]
6. Uit artikel 35, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van de Pw, volgt dat in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verleend voor kosten waarin ten tijde van de aanvraag al is voorzien.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen bijzondere bijstand heeft verleend aan eiser, omdat de kosten die hij heeft gemaakt zich ten tijde van de aanvraag niet meer voordeden. Eiser heeft de aanvraag immers op 31 augustus 2020 ingediend, terwijl de kosten zich hebben voorgedaan en door eiser zijn betaald op 5 augustus 2020. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB heeft eiser dan geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten. [2] De omstandigheden die eiser heeft genoemd waardoor hij de kosten al moest maken voordat hij de aanvraag kon indienen, zijn niet relevant. Het gaat er namelijk om dat eiser zelf beschikte over de middelen om in de kosten te kunnen voorzien.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs. N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 27 januari 2015, ECLI:NL:CRvB:2015:168.
2.Voetnoot 1.