In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum. De eiser, die sinds 18 maart 2013 een bijstandsuitkering ontving, had een bankrekening op zijn naam die hij niet had gemeld bij de verweerder. Dit leidde tot een onderzoek door de verweerder, die concludeerde dat de eiser de inlichtingenplicht had geschonden. De verweerder heeft daarop de bijstandsuitkering beëindigd, het recht op bijstand herzien en een bedrag van € 25.784,35 teruggevorderd. De eiser stelde dat hij niet over de tegoeden op de bankrekening kon beschikken, omdat deze afkomstig waren van zijn zoon, die de pinpas bezat en de rekening gebruikte voor zijn eigen financiële transacties.
Tijdens de zitting op 28 september 2021 werd het beroep van de eiser behandeld. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij geen beschikking had over de bankrekening en de daarop bijgeschreven bedragen. De rechtbank stelde vast dat de eiser de bankrekening op zijn naam had staan en dat de bedragen op de rekening boven de bijstandsnorm lagen. De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door de bankrekening niet te melden, en dat de verweerder terecht had besloten tot herziening en intrekking van de bijstandsuitkering. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.