ECLI:NL:RBMNE:2021:5453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/996
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en terugvordering voorschot door het Uwv

In deze zaak heeft eiser, die als productiemedewerker werkte, zich ziekgemeld en na een wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft zijn aanvraag afgewezen omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarde van 35% arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar ook na herbeoordeling door het Uwv bleef de conclusie dat hij niet aan de voorwaarden voldeed. Eiser heeft beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 23 juli 2021 de zaak heeft behandeld. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zich terecht heeft gebaseerd op de medische rapporten van de verzekeringsartsen. Eiser heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om aan te tonen dat hij meer beperkt is dan in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) is vastgesteld. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling voldoet aan de vereisten en dat het Uwv de afwijzing van de WIA-aanvraag en de terugvordering van het voorschot terecht in stand heeft gelaten. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/996
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. van der Ham),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Inleiding

1.1
Eiser werkte als productiemedewerker bij [bedrijf] voor gemiddeld 39,98 uur per week. Per 5 september 2018 heeft eiser zich voor zijn werk ziekgemeld. Zijn dienstverband is per 31 december 2018 beëindigd. Na een wachttijd van 104 weken ziekte, per 2 september 2020, heeft eiser een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Om hiervoor in aanmerking te komen moet vast komen staan dat eiser zijn eigen werk als productiemedewerker niet kan doen, en dat hij door ziekte of gebrek voor 35% of meer arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Het Uwv heeft eiser een voorschot op de WIAuitkering uitgekeerd van € 3.140,94.
1.2
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser op 2 september 2020 en heeft eisers klachten vertaald naar beperkingen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv geconcludeerd dat eiser vanwege deze beperkingen zijn eigen werk als productiemedewerker niet kan doen. Verder heeft de arbeidsdeskundige het maatmaninkomen van eiser (het inkomen dat eiser had voordat hij ziek werd) vastgesteld en drie functies geselecteerd die eiser volgens hem, ondanks zijn beperkingen uit de FML, nog wel kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen eisers maatmanloon heeft de arbeidsdeskundige berekend dat eiser met die functie 66,78% kan verdienen van zijn maatmaninkomen. Dat betekent dat eiser voor de overige 33,22% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Omdat dit geen 35% of meer is, voldoet eiser niet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. In het besluit van 22 oktober 2020 (
het primaire besluit 1) heeft het Uwv eisers WIAaanvraag daarom afgewezen en bepaald dat eiser daarom het uitgekeerde voorschot moet terugbetalen. In het besluit van 4 november 2020 (
het primaire besluit 2) heeft het Uwv het voorschot van € 3.140,94 van eiser teruggevorderd.
1.3
Eiser heeft bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv heronderzoek gedaan en geconcludeerd dat eiser aanvullend beperkt is voor ‘dragen’ en voor ‘temperatuurwisselingen’ in werk. Zij heeft daarom een nieuwe functionele mogelijkheden lijst (FML) voor eiser vastgesteld van 1 februari 2021. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv heeft vervolgens geconcludeerd dat de eerste arbeidsdeskundige is uitgegaan van een onjuist opleidingsniveau en de maatmanomvang niet goed heeft vastgesteld. Hierdoor zijn niet alle functies die de eerste arbeidsdeskundige had geselecteerd geschikt voor eiser. Op basis van de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de hand van een gewijzigd(e) opleidingsniveau en maatmanomvang, nieuwe functies geselecteerd die eiser volgens hem kan doen. Door het uurloon in de middelste functie af te zetten tegen het maatmanloon heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep berekend dat eiser met die functie 66,38% kan verdienen van zijn maatmaninkomen. Dat betekent dat eiser voor de overige 33,62% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Omdat dit nog steeds geen 35% of meer is, voldoet eiser ook na bezwaar niet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. In het besluit van 16 februari 2021 (
het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser daarom ongegrond verklaard en de primaire besluiten in stand gelaten.
1.4
Eiser heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 23 juli 2021 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Het geschil

2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, omdat hij vindt dat hij helemaal niet kan werken. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld op 33,62%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiser op 2 september 2020 (de datum per einde wachttijd).

Beoordeling van het geschil

3. Op de zitting heeft eiser zijn beroepsgrond over de terugvordering en zijn beroepsgrond over het opleidingsniveau dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gehanteerd, ingetrokken. De rechtbank zal in deze uitspraak daarom niet op deze beroepsgronden ingaan.
4. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiser aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiser zich zelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de medische beoordeling aan de drie voorwaarden?
5. Eiser voert aan dat de medische beoordeling niet aan de voorwaarden voldoet. Zowel de eerste verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben hem namelijk niet in levende lijve gezien en niet lichamelijk onderzocht.
6.1
De rechtbank volgt eiser hierin niet. De eerste verzekeringsarts heeft eiser en zijn zoon telefonisch gesproken en een uitgebreide anamnese bij eiser afgenomen. Verder heeft hij het dossier bestudeerd, inclusief de medische informatie van eisers huisarts, cardioloog, longarts en uroloog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alleen dossieronderzoek verricht. Hij heeft eiser niet gesproken en niet onderzocht, maar heeft wel kennisgenomen van eisers bezwaren en van wat eiser op de hoorzitting in bezwaar naar voren heeft gebracht. Ook heeft hij aanvullende medische informatie van eisers neuroloog-somnoloog en van de longarts bij de beoordeling betrokken.
6.2
De rechtbank overweegt dat het niet is vereist dat een spreekuurcontact fysiek plaatsvindt. Het gaat erom dat er feitelijk contact is tussen een verzekeringsarts en de betrokkene en dat kan ook, zoals in geval van eiser is gebeurd, telefonisch. [1] Het is vervolgens aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep om te beoordelen of, en zo ja in hoeverre, nader spreekuurcontact en/of lichamelijk onderzoek van toegevoegde waarde is. De rechtbank ziet niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daar in geval van eiser aanleiding toe had moeten zien. Het dossier bevatte immers al diverse medische stukken van eisers behandelaars over zijn medische gesteldheid. Eiser heeft ook niet concreet gemaakt welke beperkingen de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierdoor zou hebben gemist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De medische beoordeling voldoet daarmee aan de drie voorwaarden. Dat betekent dat het Uwv zich bij het bestreden besluit mocht baseren op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
7. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. In de FML zijn onvoldoende beperkingen aangenomen voor zijn nierklachten, hartklachten en geheugenproblemen. Bovendien is er geen rekening gehouden met de coronaklachten waar eiser al rond de beoordelingsdatum van 2 september 2020 last van had. Op 10 oktober 2020 is eiser positief getest op het coronavirus. Inmiddels zijn de coronaklachten zodanig verergerd dat eiser paramedische zorg nodig heeft. Hiervoor zijn ten onrechte geen beperkingen in de FML opgenomen.
8.1
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om de medische beoordeling onjuist te achten. Eiser heeft zijn betoog namelijk niet onderbouwd met nieuwe medische informatie. Ook heeft eiser niet concreet gemaakt waarom uit de medische informatie die al in het dossier zit, blijkt dat hij meer of verdergaand beperkt zou zijn dan in de FML is opgenomen. De rechtbank ziet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de nierklachten, hartklachten en geheugenproblemen die eiser noemt, heeft onderkend. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat er echter geen aanleiding om voor die klachten beperkingen aan te nemen.
8.2
Uit de informatie van de neuroloog blijkt dat eiser is behandeld voor zijn nierklachten die het gevolg waren van nierstenen, en dat de behandeling succesvol is afgerond. De nierklachten die eiser nu nog heeft kunnen niet medisch worden geobjectiveerd met de milde nierfunctiestoornis waar nog sprake van is. Wat de hartklachten van eiser betreft blijkt uit de informatie van de cardioloog dat eiser weliswaar een rechterbundeltakblok (een hartritmestoornis) heeft, maar dat de pompfunctie van zijn hart ongestoord is. Dat eiser hierdoor beperkt zou zijn is dus evenmin medisch onderbouwd. Tot slot heeft eiser voor zijn geheugenproblemen gewezen op verklaringen van zijn familie, maar de geheugenproblemen zijn niet (objectief) vastgesteld door een arts of medisch behandelaar. Ook voor de coronaklachten van eiser heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperkingen in de FML opgenomen. Dat eiser al ten tijde van de beoordelingsdatum van 2 september 2020 coronaklachten had blijkt niet uit medische informatie. Dat eiser zoals hij heeft aangevoerd op 10 oktober 2020, ruim een maand later, positief is getest op het coronavirus is daarvoor onvoldoende.
8.3
De rechtbank kan de redeneringen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Dat eiser zelf ervaart dat hij meer beperkt is, is tegenover het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende. Alleen klachten die kunnen worden geobjectiveerd met medische informatie, kunnen leiden tot het aannemen van beperkingen in een FML. De beroepsgrond slaagt niet.
Deskundige
9. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen die onafhankelijk onderzoek kan doen naar zijn medische toestand. De rechtbank ziet daar echter geen aanleiding toe. Zoals hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek aan de voorwaarden voldoet. Verder ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn betoog, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Ook twijfelt de rechtbank niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige. Het verzoek van eiser wordt daarom afgewezen.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
10. Uit wat hiervoor is overwogen volgt allereerst dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiser zoals opgenomen in de FML van 1 februari 2021, juist zijn. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiser de werkzaamheden die horen bij de functies die de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op grond van deze FML geselecteerd heeft, niet zou kunnen doen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige in zijn rapport per functie toereikend heeft gemotiveerd waarom daarin de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden.
11. Eiser heeft nog aangevoerd dat het de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet was toegestaan om in bezwaar de functie van ‘Productiemedewerker Industrie (samenstellen van producten) allround productiemedewerker schoenen’ te vervangen door de functie van ‘Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) assembly worker B’, zonder laatstgenoemde functie eerst aan eiser voor te houden. Eiser heeft zich hierdoor niet op deze nieuwe functie kunnen voorbereiden. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid, aldus eiser.
12. De rechtbank gaat niet mee in het betoog van eiser dat de functie van ‘Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) assembly worker B’ eerst aan eiser had moeten worden voorgehouden. Deze nieuwe functie valt binnen dezelfde SBCcode als de vervallen functie. Het vervangen van een functie door een functie binnen dezelfde SBC-code is toegestaan, omdat de nieuwe functie voldoende verwantschap vertoont met de al voorgehouden (vervallen) functie. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

13. Omdat uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiser met de middelste functie 66,38% kan verdienen van zijn maatmaninkomen en dus voor de overige 33,62% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd, heeft het Uwv terecht geconcludeerd dat eiser niet voldoet aan de voorwaarde voor een WIAuitkering. Het Uwv heeft de afwijzing van eisers WIAaanvraag en de terugvordering van aan eiser uitbetaalde voorschot, dan ook terecht in stand gelaten in het bestreden besluit.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(de rechter is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.