ECLI:NL:RBMNE:2021:5433

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
16.292431-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met geweld tijdens aanhouding op heterdaad

Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 december 2019 te Utrecht samen met anderen kledingstukken en parfum heeft gestolen uit verschillende winkels. Tijdens de vlucht heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een verbalisant, wat heeft geleid tot zijn aanhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanhouding kan worden gekwalificeerd als een aanhouding op heterdaad, ondanks het tijdsverloop tussen de diefstal en de aanhouding. De rechtbank oordeelt dat het losrukken van de verbalisant door de verdachte als geweld kan worden aangemerkt in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de diefstal en het geweld wettig en overtuigend bewezen, en legt een taakstraf op van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank houdt rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte ten tijde van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.292431.19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen aan de [adres 1] ,
[postcode] [woonplaats] (hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen de raadsvrouw, mr. A. Baatenburg de Jong, advocaat te Hoofddorp, uitdrukkelijk gemachtigde, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 4 december 2019 te Utrecht, samen met één of meer anderen, kledingstukken en parfum heeft gestolen van [onderneming 1] , [onderneming 2] , [onderneming 3] en [onderneming 4] , waarna hij tijdens zijn vlucht geweld heeft gebruikt tegen [verbalisant 1] (hierna te noemen: [verbalisant 1] ).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover de tenlastelegging ziet op de diefstallen in vereniging. Van het geweldsaspect moet verdachte volgens de raadsvrouw worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen in vereniging gevolgd van geweld.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen [1] :
In het aangifteformulier van [onderneming 3] , vestiging [plaatsnaam 1] , staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:15 uur en 17:45 uur zijn goederen gestolen. [2] Het gaat om een vest van het merk Adidas in de kleur blauw. [3]
In een schriftelijke verklaring van aangeefster [A] , die als bijlage bij het aangifteformulier van [onderneming 3] is gevoegd, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 omstreeks 17:15 uur zag ik vier mannen de winkel van [onderneming 3] te [plaatsnaam 1] binnen komen lopen. Man 1 droeg onder andere rode schoenen. Man 2 droeg een zwarte jas en een zwart petje. Man 3 droeg onder andere knalblauwe schoenen. Hij had een witte [..] tas om. Man 4 droeg onder andere een groene jas. Eén van de mannen heeft een vest aan zijn tas hangen die hij uit onze winkel heeft gepakt. Vervolgens loopt hij de deur uit zonder dat er een alarm afgaat. [4]
In het aangifteformulier van [onderneming 4] , vestiging [plaatsnaam 1] , staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:30 uur en 17:36 uur zijn goederen gestolen. [5]
In een schriftelijke verklaring van aangever [B] , die als bijlage bij het aangifteformulier van [onderneming 4] is gevoegd, staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ben camerabeelden van de diefstal in de [onderneming 4] op 4 december 2019 gaan bekijken. Ik zag hierop het volgende.
Omstreeks 17:32 uur zag ik voor mij vier onbekende mannen op de afdeling van de winkel [onderneming 4] staan. Man 1 had onder andere blauw kleurige schoenen. Man 2 had onder andere een groene jas. Man 3 had onder andere rood kleurige schoenen. Man 4 had onder andere een zwart kleurige pet met een wit logo en een zwart kleurige jas van het merk Nike. [6]
Ik zag dat man 1 een verpakking van het merk Dolce Gabbana uit het vak pakte. Ik zag dat man 1 naar de andere mannen toe liep. Ik zag dat man 1 naar een hoekje van de winkel liep waar geen camera’s hangen. Ik zag dat man 1 zonder de parfum terug in beeld kwam. Ik zag dat man 1 een parfum van het merk Armani uit het schap pakte. Ik zag dat man 1 direct weer naar dezelfde hoek ging waar geen zicht is. Ik zag dat man 1 zonder het parfum van het merk Armani terugkwam. [7] Ik zag dat man 1 de kassa passeerde zonder enig goed ter betaling aan te bieden. [8]
In het aangifteformulier van [onderneming 1] , vestiging [plaatsnaam 1] , staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 17:56 uur en 18:07 uur zijn goederen gestolen. [9] Ik heb de beelden teruggekeken en zag het volgende gebeuren.
Ik zag dat er om 17:56 uur vier donkere jongens de winkel binnen liepen.
Jongen 1 liep met een zwarte capuchon op in de winkel.
Jongen 2 had een groene winterjas.
Jongen 3 had een NY zwarte pet.
Ik zag dat jongen 1 en 2 elk een pak boxershots pakten. Ik zag dat jongen 1 en 2 beiden willekeurig broeken uit een rek haalden en de boxershorts verstopten in de inmiddels gevouwde broeken.
Ik zag dat jongen 1 en 2 de heren paskamers om 18:00 uur naar binnen gingen.
Ik zag dat jongen 3 een wit hemdje uit een rek haalde en daarvan de hanger weghaalde. Ik zag dat jongen 3 het witte hemdje in zijn tas deed.
Ik zag hierna dat jongen 3 en 4 nog twee witte hemdjes uit een rek haalden en daarna om 18:03 uur de heren paskamers naar binnen gingen.
Om 18:04 uur zag ik jongen 1, 2, 3 en 4 de heren paskamers verlaten en maar drie kledingstukken terughangen.
Om 18:07 uur zag ik dat jongen 1, 2, 3 en 4 de winkel verlieten zonder iets af te rekenen. [10]
In het aangifteformulier van [onderneming 2] , vestiging [plaatsnaam 1] , staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 4 december 2019 tussen 18:17 uur en 18:26 uur zijn goederen gestolen. [11] Het gaat om drie paar badslippers van het merk Nike. [12] Omstreeks 18:17 uur kwamen vier donkere mannen binnen. Zij zijn naar de achterkant gelopen waar de badslippers van Nike hangen. Daar hebben de mannen de slippers gepakt. Daarna stopten zij de slippers in hun tas. Omstreeks 18:27 uur verlaten zij de winkel zonder de slippers te betalen. [13]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Uit beelden van de bewakingscamera’s bleek dat opnamen waren gemaakt van de vermoedelijke verdachten van de winkeldiefstal op 4 december 2019 in de [onderneming 2] te [plaatsnaam 1] . Door mij werd het volgende bevonden:
18:17:47 uur: Twee verdachten komen de winkel binnen. [14]
  • 18:18:00 uur: Andere twee verdachten zijn ook in de winkel.
  • 18:20:17 uur: Drie verdachten houden zich bij het rek met slippers op.
  • 18:20:51 uur: Vierde verdachte is bij de overige verdachten gaan staan en biedt een geopende tas / zak aan één van hen aan.
  • 18:20:53 uur: Vierde verdachte heeft een paar slippers aangepakt en stopt deze in de zak / tas.
  • 18:21:39 uur: Een andere verdachte stopt een paar slippers in de rode geopende zak / tas, welke door de andere verdachte wordt vastgehouden.
  • 18:21:52 uur: Een verdachte heeft de rode zak / tas overgepakt.
  • 18:22:16 uur: Andere verdachte heeft de rode zak / tas overgenomen en stopt daar slippers in.
  • 18:24:01 uur: Twee verdachten verlaten de winkel.
  • 18:24:08 uur: Derde verdachte verlaat de winkel.
  • (tijdstip onbekend): Vierde verdachte verlaat de winkel.
Beveiliger [C] heeft als getuige – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2019 was ik werkzaam als beveiliger samen met mijn collega [B] . Omstreeks 19:09 uur kreeg ik een Whatsapp bericht van de hoofdbeveiliger waarin stond: ‘Deze gasten hebben rond half 6 bij ons gestolen’. Ik zag dat bij het bericht vier foto’s waren gevoegd waarop vier personen stonden. Ik maakte uit de foto’s op dat de diefstal was gepleegd bij [onderneming 4] . Ik herkende de personen direct. Alle vier de personen had ik gezien die dag in winkelcentrum [naam winkelcentrum] te [plaatsnaam 1] . Omstreeks 18:20 uur heb ik de vier verdachten voor het eerst gezien. [20] Verdachte 1 had onder meer een groene jas. Verdachte 2 had onder meer lichtblauwe schoenen en een witte tas van [onderneming 3] . Verdachte 3 had onder andere rode schoenen. Verdachte 4 had onder andere een donkere pet. Ik zag dat de vier verdachten ons tegemoet kwamen lopen. [21] Direct nadat wij de verdachten hadden herkend, hebben wij contact opgenomen met de hoofdbeveiliger. Wij hebben de verdachten vanaf dat moment op afstand gevolgd. Ik zag dat op het [straatnaam] twee politieagenten naar de verdachten toeliepen. Ik zag dat alle vier de verdachten wegrenden. [22]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft - zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 4 december 2019 om 19:17 uur kreeg ik de opdracht te gaan naar het [.] te [plaatsnaam 1] . Ik hoorde dat er eerder vanavond een diefstal had plaatsgevonden bij de [onderneming 4] en dat de verdachten nu richting de [...] zouden lopen. Ik hoorde dat het om vier verdachten zou gaan. Ik hoorde dat alle vier de verdachten een negroïde huidskleur hadden. Ik zag vervolgens een groep van vier negroïde mannen lopen op het [straatnaam] . Ik zag dat één man een donkergroene jas aan had. Ik haalde de man met de donkergroene jas in en
pakte hem, tijdens het rennen, vast aan zijn jas. Ik voelde dat hij zijn arm, welke
ik vast had, probeerde los te rukken. Vervolgens trok ik de verdachte aan zijn jas
naar de grond. Ik kwam hierdoor, samen met de verdachte, ten val. [23] Later bleek de verdachte te zijn [verdachte] . [24]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Tijdens de insluiting zagen wij dat verdachte [verdachte] meerdere kledingstukken bij zich had waar de prijskaartjes nog aan zaten. Verder troffen wij slippers met kaartjes en een broek met een kaartje aan. [25]
Op de foto [26] die als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd en in de kennisgevingen van inbeslagneming [27] is te zien dat het om slippers van het merk Nike gaat.
Verdachte heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 4 december 2019 was ik met drie andere jongens in [plaatsnaam 1] . [28] Eerst gingen we naar [onderneming 4] , daarna naar de [onderneming 1] , [onderneming 2] en [onderneming 3] . Ik ben degene die een groene jas aan heeft. [29]
Bewijsoverwegingen
Vastgesteld kan worden dat verdachte op 4 december 2019 te [plaatsnaam 1] samen met drie anderen in de [onderneming 3] , [onderneming 4] , [onderneming 1] en [onderneming 2] is geweest. In die winkels zijn die dag diefstallen gepleegd. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte daarbij betrokken is geweest als medepleger. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte na het plegen van de diefstallen is aangehouden door verbalisant [verbalisant 1] ( [verbalisant 1] ) en dat verdachte en de verbalisant daarbij ten val zijn gekomen. Het voorgaande is ten laste gelegd als een diefstal gevolgd van geweld, om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Aan de orde is allereerst de vraag of de aanhouding van verdachte kan worden aangemerkt als een aanhouding op heterdaad. Volgens de raadsvrouw kan dat niet. Tussen het verlaten van de [onderneming 2] , de winkel waar de laatste diefstal is gepleegd, en het moment van aanhouding is een uur verstreken. Dit tijdbestek is in de visie van de raadsvrouw te groot voor een aanhouding op heterdaad.
De rechtbank stelt voorop dat het bij de uitleg van het begrip heterdaad in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) gaat om de totaliteit van het gebeuren. Geen sprake hoeft te zijn van coïncidentie van de diefstal en het geweld. Het gebruik van het geweld moet door de heterdaadsituatie wel in voldoende verbinding staan met de diefstal.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval sprake is. Beveiliger [C] heeft de vier verdachten voor het eerst gezien op 4 december 2019 omstreeks 18:20 uur. Uit de tijdsaanduiding van de camerabeelden van de [onderneming 2] kan worden afgeleid dat de vier verdachten de [onderneming 2] toen net hadden verlaten. Vervolgens heeft de beveiliger de vier verdachten vanaf 19:09 uur weer in beeld gekregen. Hij heeft de verdachten vanaf dat moment continu gevolgd, totdat zij werden aangehouden door de politie. Onder de gegeven omstandigheden is het tijdsbestek tussen de laatste diefstal en de aanhouding van verdachte voldoende kort geweest om als een situatie van heterdaad aan te merken. Dat in het proces-verbaal van aanhouding staat dat het mogelijk om een aanhouding buiten heterdaad gaat (reden waarom achteraf alsnog toestemming voor de aanhouding is gevraagd), maakt het voorgaande niet anders.
De volgende vraag die aan de orde is, is of het losrukken door verdachte kan worden aangemerkt als geweld in de zin van artikel 312 Sr. Dat is het geval. Het enkele trekken aan iemand arm levert al geweld op in voormelde zin. [30] Dat neemt niet weg dat dit de ondergrens is van het geweldsaspect dat hier aan de orde is. De rechtbank zal dit tot uitdrukking laten komen in de strafmaat.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 4 december 2019 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met anderen,
- onderbroeken (boxershorts) en een broek en
- drie paar badslippers (merk Nike) en
- een vest (merk Adidas) en
- twee parfums (merk Giorgio Armani en Dolce en Gabbana)
in elk geval enig goed, dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde,
te weten aan
- [onderneming 1] en
- [onderneming 2] en
- [onderneming 3] en
- [onderneming 4] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [verbalisant 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door zich los te rukken nadat die [verbalisant 1] hem had vastgepakt, waarna hij, verdachte en die [verbalisant 1] ten val zijn gekomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal door meer verenigde personen, meermalen gepleegd, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 100 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen jeugddetentie, waarvan een gedeelte van 20 uren, subsidiair 10 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de officier van justitie te volgen in de strafmodaliteit. Op die manier zal hij niet worden gehinderd om de goede weg die hij is ingeslagen, voort te zetten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van meerdere kledingstukken en twee flesjes parfum uit meerdere winkels. Tijdens zijn aanhouding heeft hij zich vervolgens proberen los te rukken, waardoor hij en de verbalisant ten val zijn gekomen.
Winkeldiefstal is een vervelend feit dat voor de gedupeerde winkelier in het algemeen schade en overlast teweegbrengt. Daarnaast brengt winkeldiefstal ook hinder en gevoelens van onveiligheid teweeg bij het overige winkelend publiek.
Voor de verbalisant die tijdens de aanhouding door toedoen van verdachte is gevallen, is het vervelend dat hij fysiek ongemak heeft moeten ondervinden tijdens zijn werk. Gelukkig heeft hij hierbij geen letsel opgelopen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 1 oktober 2021 is te zien dat hij eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Het gaat om een onherroepelijke veroordeling door de politierechter van de rechtbank Amsterdam op 12 november 2019. Hij heeft toen een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd gekregen van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren. Aan deze proeftijd zijn bijzondere voorwaarden verbonden. Het onderhavige feit heeft verdachte binnen de proeftijd gepleegd.
Verder is over verdachte op 11 september 2020 een reclasseringsrapport opgemaakt. Daarin staat onder meer dat bij verdachte sprake is van een instabiele leefsituatie en dat beschermende factoren lijken te ontbreken. Het recidiverisico wordt op dat moment ook hoog geschat door de reclassering. De reclassering heeft in de omstandigheden van verdachte aanleiding gezien om reclasseringstoezicht te adviseren, met als aanvullende voorwaarde bij het lopende toezicht meewerken aan het tot stand komen van verdiepingsdiagnostiek. Ook heeft de reclassering toepassing van het jeugdstrafrecht geadviseerd.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw een e-mail van de reclassering van 8 oktober 2021 overgelegd, waarin informatie wordt gegeven over de voortgang van het toezicht van verdachte. Hieruit komt een positief beeld naar voren. Verdachte heeft een woning, werk en houdt zich aan de afspraken. Hij houdt de reclassering op de hoogte van zijn ontwikkelingen en vraagt om hulp als hij dat nodig heeft. Er zal worden onderzocht of hij in aanmerking komt voor een VG-indicatie. Meer inzicht in zijn verstandelijke beperking zal helpen bij het behouden van stabiele huisvesting en begeleiding.
De straf
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde 19 jaar oud en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De Reclassering heeft in het rapport van 11 september 2020 geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank neemt dit advies over.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor jeugdigen als uitgangspunt. Door gebruik van deze oriëntatiepunten wordt binnen de rechtspraak ernaar gestreefd voor soortgelijke feiten ook soortgelijke straffen op te leggen.
In dit geval acht de rechtbank het geweldsaspect van het bewezenverklaarde feit zo beperkt, dat zij aansluiting zal zoeken bij de oriëntatiepunten voor jeugdigen voor winkeldiefstal in vereniging. Voor zo een winkeldiefstal is het oriëntatiepunt een taakstraf van 30 uren. Verdachte heeft zich echter schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Ook is sprake van medeplegen en recidive. Daartegenover staat dat er na het feit bijna twee jaren zijn verstreken, dat verdachte in die twee jaren geen vermogensfeiten meer heeft gepleegd en dat het toezicht door de reclassering positief verloopt. Onder die omstandigheden acht de rechtbank een taakstraf van 60 uren passend en geboden. Zij zal daarvan een gedeelte van 20 uren voorwaardelijk opleggen, zodat daaraan gedurende nog een proeftijd van twee jaren de bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld die al gelden in het thans lopende toezicht. De rechtbank acht het van belang dat deze voorwaarden worden gecontinueerd. Daaraan zal zij als voorwaarde toevoegen dat verdachte moet meewerken aan het tot stand komen van verdiepingsdiagnostiek. Indien de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, zal deze worden vervangen door 30 dagen jeugddetentie.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
-
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van 20 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jarenvast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 10 dagen;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich blijft melden op afspraken met de reclassering te [plaatsnaam 2] ( [naam organisatie] aan de [adres 2] ), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren, waarbij
veroordeelde meewerkt aan toezicht en begeleiding door de reclassering, huisbezoeken daaronder begrepen;
* meewerken aan het verkrijgen en behouden van een dagbesteding;
* aanmelden voor een begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de reclassering dit nodig vindt en zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat die instelling;
* meewerken aan het tot stand komen van verdiepingsdiagnostiek;
- geeft aan Reclassering Nederland de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2021.
Mr. I. Jadib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2019 te Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- 20 onderbroeken (boxershorts) en/of een multipack sokken en/of 3 tanktops
(t-shirts) en/of twee broeken (kleuren grijs en zwart) en/of
- drie paar badslippers (merk Nike) en/of
- een vest (merk Adidas) en/of
- twee parfums (merk Giorgio Armani en Dolce en Gabbana)
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
- [onderneming 1] en/of
- [onderneming 2] en/of
- [onderneming 3] en/of
- [onderneming 4] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [verbalisant 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door zich (met
kracht) los te rukken nadat die [verbalisant 1] hem had vastgepakt (waarna hij,
verdachte en die [verbalisant 1] ten val zijn gekomen).
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 januari 2020 met dossiernummer PL0900-2019365481Z doorgenummerd van pagina 1 tot en met 165, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht, Basisteam Utrecht-Centrum. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 129.
3.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 132.
4.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 133.
5.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 80.
6.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 84 en 85.
7.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 85.
8.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 86.
9.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 136 en 137.
10.Een geschrift, te weten een bijlage bij een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 141.
11.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 125.
12.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 126.
13.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers d.d. 4 december 2021, pag. 127.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 70.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 71.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 72.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 73.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 73.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2019, pag. 74.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 88.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 89.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 december 2021, pag. 90.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, pag. 43.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2019, pag. 44.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2019, pag. 47.
26.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 december 2019, pag. 55.
27.Kennisgevingen van inbeslagneming met registratienummers PL0900-2019363650-17 en PL0900-2019363650-21.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2019, pag. 114.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 december 2019, pag. 115.