ECLI:NL:RBMNE:2021:5383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2003
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WIA-uitkering en zorgvuldigheid medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het Uwv inzake de toekenning van een loongerelateerde werkhervattingsuitkering op basis van de Wet WIA. Eiser, die eerder als warehouse operator werkte, meldde zich op 19 december 2018 arbeidsongeschikt en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Op 10 december 2020 ontving hij een loongerelateerde WGA-uitkering, maar hij was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 56,55%. Eiser stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat hij nooit fysiek was onderzocht door een verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat het Uwv inderdaad niet zorgvuldig had gehandeld, aangezien er in de primaire fase geen fysiek contact had plaatsgevonden met een verzekeringsarts, wat in strijd is met de geldende richtlijnen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het Uwv op om een nieuw, zorgvuldig medisch onderzoek uit te voeren. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
(gemachtigde: mr. M.H.J. van Kuilenburg).

Inleiding

1.1
Eiser was werkzaam als warehouse operator bij [bedrijf] Dit dienstverband eindigde op 1 maart 2016. Aansluitend ontving eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 19 december 2018 meldde eiser zich arbeidsongeschikt bij verweerder (hierna: het Uwv). Vervolgens is aan eiser een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend. Op 22 september 2020 heeft eiser een uitkering aangevraagd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2
Met het besluit van 10 december 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (loongerelateerde WGA-uitkering) in het kader van de Wet WIA toegekend voor de periode van 16 december 2020 tot en met 9 januari 2021. Het Uwv heeft zich hiervoor gebaseerd op medisch en arbeidskundig onderzoek waaruit volgt dat eiser 56,55% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
1.3
Met de beslissing op bezwaar van 16 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. In de bezwaarfase is opnieuw een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. Dit heeft geleid tot wijzigingen in de belastbaarheid van eiser, maar niet tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
1.4
Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 30 juli 2021 via Skype. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit, omdat hij vindt dat de mate van arbeidsongeschiktheid onjuist is vastgesteld. Het Uwv blijft in beroep bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht heeft vastgesteld op 56,55%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiser op 16 december 2020, de datum in geding in deze zaak.

Beoordeling van het geschil

Toetsingskader
3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk. Dat betekent dat hoe eiser zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Voldoet de beoordeling van het Uwv aan de voorwaarden?
4. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek door het Uwv niet zorgvuldig is uitgevoerd. Op de zitting heeft hij toegelicht dat hij nooit is uitgenodigd voor een medisch onderzoek door een arts, maar dat hij alleen telefonisch of digitaal contact heeft gehad met de verzekeringsartsen van het Uwv. Omdat eiser vooral te maken heeft met lichamelijke klachten was er juist aanleiding om hem uit te nodigen voor een medisch onderzoek door de verzekeringsarts of de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
5.1
De rechtbank geeft eiser hierin gelijk. Uit recente rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in dit type zaken, volgt dat er tijdens de medische beoordeling door het Uwv in beginsel één keer sprake moet zijn van fysiek contact met een verzekeringsarts. Een uitzondering is mogelijk als een verzekeringsarts kan uitleggen waarom in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, fysiek contact met een verzekerde niets aan zijn beoordeling zou toevoegen. [1]
5.2
In deze zaak is het medisch onderzoek in de primaire fase verricht door een arts door middel van telefonisch contact met eiser. Deze beoordeling is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts van het Uwv. In de bezwaarfase heeft eiser contact gehad met een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit contact heeft plaatsgevonden via MS Teams, zo volgt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 maart 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport wel toegelicht dat er gelet op de beschikbare medische informatie en de gegevens van het medisch onderzoek in de primaire fase, voldoende informatie beschikbaar is om tot een herbeoordeling te komen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende onderbouwing om van fysiek onderzoek in de bezwaarfase af te kunnen zien. Tijdens de zitting heeft het Uwv nog toegelicht dat hij een andere werkwijze hanteert vanwege de coronapandemie. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. De uitspraak vermeldt onder voetnoot 1 van de CRvB is na de aanvang van de coronapandemie gewezen. In de tekst wordt geen specifiek voorbehoud gemaakt voor de situatie die door de pandemie is ontstaan. Dit wijst er op dat het Uwv ondanks de pandemie niet zonder meer kan afzien van contact tussen een verzekerde en een verzekeringsarts. Weliswaar heeft de verzekeringsarts het standpunt ingenomen dat het dossier voldoende inzicht gaf, maar hierbij is niet betrokken dat eiser ook in de primaire fase niet medisch is onderzocht door een verzekeringsarts. Uit het voorgaande volgt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank gaat in de rechtsoverwegingen 10. en 11.van deze uitspraak in op de gevolgen die daaraan verbonden moeten worden.
Medische beoordeling
6. Eiser voert aan dat hij vanwege zijn rugklachten meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 8 maart 2021. Eiser heeft ter onderbouwing in bezwaar en beroep diverse brieven van zijn huisarts en neurochirurg overgelegd. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij al op 18 januari 2021 een afspraak had bij de neurochirurg. Dit heeft eiser ook in zijn bezwaarschrift kenbaar gemaakt aan het Uwv. Deze afspraak is echter afgezegd door het ziekenhuis in verband met uitval van de behandelend neurochirurg. Vervolgens is in maart pas een nieuwe afspraak gepland met een vervangend neurochirurg op 10 mei 2021. Inmiddels is bekend dat eiser op 2 september 2021 geopereerd zal worden aan zijn rug.
7. Voor het Uwv was deze informatie geen aanleiding om in het bestreden besluit tot een ander oordeel te komen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in een aanvullend rapport van 20 juli 2021 nog gereageerd op de medische informatie die eiser in beroep heeft overgelegd. Daaruit volgt dat er met de bestaande rugklachten voldoende rekening is gehouden met de beperkingen die voor eiser zijn aangenomen in de FML van 8 maart 2021. Wat betreft de toegenomen rugklachten gaat het UWV er van uit dat eiser zich pas per 10 mei 2021 heeft gemeld bij zijn behandelaar. Omdat dit meer dan zes maanden na de datum in geding is, leidt dit niet tot een toename van de beperkingen van eiser op de beoordelingsdatum 16 december 2020. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv nog toegelicht dat eiser per 10 mei 2021 een melding kan doen in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid.
8. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv niet. Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat al eerder sprake was van toegenomen rugklachten bij eiser. De rechtbank baseert dit op de ingebrachte medische informatie in combinatie met de toelichting van eiser.
Op 18 januari 2021 stond immers al een afspraak gepland met neurochirurg [neurochirurg]. Gelet op het vakgebied waarin de neurochirurg zich specialiseert was er op dat moment al een indicatie voor een operatieve behandeling aan de rugklachten van eiser. De afspraak op 18 januari 2021 bevindt zich kort na de datum in geding zodat deze informatie door de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn beoordeling had moeten worden betrokken. Dat deze afspraak vervolgens is afgezegd in verband met uitval van de behandelend neurochirurg en eiser vervolgens pas in mei 2021 bij een vervangend neurochirurg terecht kon betekent gelet op het voorgaande niet dat een toename van de rugklachten per definitie pas na de datum in geding is ontstaan. Het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onzorgvuldig uitgevoerd omdat ten onrechte geen rekening is gehouden met de informatie uit de behandelend sector die ook rondom de datum in geding al een rol speelde. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank gaat in de rechtsoverwegingen 10. en 11. van deze uitspraak in op de gevolgen die daaraan verbonden moeten worden.
9. Eiser heeft naast de stelling dat hij meer beperkt is in verband met zijn rugklachten, ook aangevoerd dat hij meer beperkt is in verband met zijn psychische klachten. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser daarin te volgen. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 9 maart 2021 volgt dat rekening is gehouden met de psychische klachten van eiser door aanvullende beperkingen aan te nemen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML. Eiser heeft in beroep geen medische informatie ingebracht waardoor ten aanzien van de psychische klachten moet worden getwijfeld aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De beroepsgrond van eiser dat hij meer beperkt is in verband met zijn psychische klachten, slaagt daarom niet.
Wat betekent dit voor partijen?
10. Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het beroep van eiser gegrond wordt verklaard. Het bestreden besluit van 16 maart 2021 wordt daarom vernietigd. In de bezwaarfase is het medisch onderzoek niet zorgvuldig uitgevoerd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarnaast kan het Uwv, gelet op de ingebrachte medische informatie, niet worden gevolgd in de conclusie dat de toegenomen rugklachten van eiser pas (ruim) na de datum in geding zijn ontstaan. Het bestreden besluit is daarom niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd zodat het in strijd is met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
11. Het Uwv dient op basis van de beschikbare medische informatie een nieuwe zorgvuldige medische beoordeling uit te voeren waarbij wordt vastgesteld in hoeverre de toegenomen rugklachten van eiser van invloed zijn op zijn belastbaarheid op de datum in geding. Bij een nieuw besluit dient het Uwv ook een standpunt in te nemen over de vergoeding van eventuele proceskosten van eiser in bezwaar. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.

Conclusie

12. Het beroep van eiser is gegrond. Het Uwv moet op basis van een nieuw medisch onderzoek de belastbaarheid van eiser vaststellen op 16 december 2020.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan hem te vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder daarnaast in de door eiser gemaakte proceskosten in deze beroepsprocedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de digitale zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op om binnen acht weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
(De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.