ECLI:NL:RBMNE:2021:5342

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
16-251711-19; 16-113856-20 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van een motorkap in vereniging, schuldwitwassen, verduistering en wederspannigheid

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, zonder vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal van een motorkap in vereniging, tweemaal schuldwitwassen, verduistering en wederspannigheid. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het grote tijdsverloop in deze zaak, de jonge leeftijd van de verdachte, en het feit dat hij sinds 20 april 2020, met uitzondering van enkele overtredingen, geen nieuwe politie- of justitiecontacten heeft gehad. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, met de voorwaarde dat bij niet of niet naar behoren verrichten van de taakstraf, dit kan worden omgezet in 45 dagen hechtenis. De rechtbank heeft de vorderingen van twee benadeelde partijen volledig toegewezen. De verdachte is vrijgesproken van de tenlasteleggingen van graffiti en poging tot brandstichting, omdat niet kon worden uitgesloten dat een ander deze feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verzetten tegen zijn aanhouding, het witwassen van geldbedragen en het verduisteren van een aanbetaling voor een scooter. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf is in overeenstemming met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-251711-19; 16-113856-20 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1999] te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats
postadres: [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van de standpunten van verdachte en mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16-251711-19
feit 1 op 22 december 2018 in Woerden graffiti op een muur van een flatgebouw heeft gespoten en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, dan wel (subsidiair) vernieling;
feit 2op 27 december 2018 in Woerden samen met anderen heeft geprobeerd een auto in brand te steken door vuurwerk op die auto te laten ontploffen, dan wel (subsidiair) samen met anderen die auto heeft vernield;
feit 3op 21 april 2018 in Woerden zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door verbalisant [verbalisant 1] ;
feit 4in de periode van 12 december 2018 tot en met 17 december 2018 in Zeewolde en/of Woerden samen met anderen € 50,00 heeft witgewassen, dan wel (subsidiair) medeplichtig is geweest aan het witwassen van een geldbedrag van € 50,00 door zijn bankrekening, pinpas en pincode af te geven en/of ter beschikking te stellen;
feit 5in de periode van 8 april 2019 tot en met 14 april 2019 in Nijmegen en/of Woerden samen met anderen € 1.100,00 heeft witgewassen, dan wel (subsidiair) medeplichtig is geweest aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 1.100,00 door zijn bankrekening, pinpas en pincode af te geven en/of ter beschikking te stellen;
feit 6in de periode van 11 april 2019 tot en met 17 juni 2019 in Woerden, samen met anderen, [benadeelde 1] heeft opgelicht voor een bedrag van € 475,00, dan wel (subsidiair) samen met anderen een geldbedrag van € 475,00 heeft verduisterd, dan wel (meer subsidiair) een geldbedrag van € 475,00 heeft witgewassen, dan wel (meest subsidiair) medeplichtig is geweest aan het witwassen van een geldbedrag van € 475,00 door zijn bankrekening, pinpas en pincode af te geven en/of ter beschikking te stellen;
parketnummer 16-113856-20op 20 april 2020 in Woerden, samen met anderen, door middel van braak de motorkap van de auto van [benadeelde 2] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 primair, 5 primair en 6 primair ten laste gelegde feiten van parketnummer 16-251711-19 en het onder parketnummer 16-113856-20 ten laste gelegde feit op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht het onder 1 primair en het medeplegen ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde feiten van parketnummer 16-251711-19 en het onder parketnummer 16-113856-20
ten laste gelegde feit. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1 primair en subsidiair
De politie koppelt het telefoonnummer [telefoonnummer] aan verdachte, hetgeen verdachte tegenspreekt. Telefoons worden over en weer uitgeleend en de belastende gesprekken kunnen gevoerd zijn door een vriend die de telefoon had geleend. Indien de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer, dan kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten dat een ander dan verdachte de graffiti heeft gespoten.
De melder kan geen duidelijk beschrijving geven van de persoon die hij heeft gezien en de verdediging herkent verdachte niet in de persoon op de – onduidelijke – foto. Voorts is in de omgeving iemand aangehouden die binnen het signalement past en geen goede verklaring had voor zijn aanwezigheid. Verdachte wordt op geen andere wijze op de specifieke locatie geplaatst. De enkele berichten waarin wordt gezegd dat een handtekening is gezet en dat er kalk overheen is gegaan zijn daarvoor onvoldoende.
Subsidiair verzoekt de verdediging verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde. Uit de verklaring van de melder blijkt dat deze maar één persoon heeft gezien. Dat maakt dat van medeplegen geen sprake is.
feit 2 primair en subsidiair
Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten waaruit afgeleid kan worden dat verdachte betrokken is bij de autobrand. Het DNA van verdachte is aangetroffen op een flesje met brandstof. Dat is een verplaatsbaar object en kan niet zonder meer tot een bewezenverklaring leiden, temeer omdat er een mengprofiel is aangetroffen.
Gesprekken waarin de gebruiker van [telefoonnummer] in de nacht van de brandstichting zegt dat hij snel opgehaald moet worden en de gesprekspartner zegt “stop, we komen eraan” vinden een dag eerder ook al plaats. Deze gesprekken duiden dus niet per se op een dergelijke betrokkenheid. De verklaring van verdachte dat met “kolen” in de gesprekken shisha wordt bedoeld, is op basis van het dossier niet uit te sluiten. Verder leveren een tweetal tapgesprekken van het aan verdachte gekoppelde nummer een contra-indicatie voor zijn betrokkenheid . De gebruiker zegt daarin: “Gaan ze vandaag weer een auto in de fik steken, word ik aangehouden, bedankt”. Dit duidt erop dat anderen de auto in brand hebben gestoken. In een tweede gesprek vraagt de gebruiker aan [A] of hij staande is gehouden in verband met de autobranden, omdat [B] net is klemgereden. [A] zegt dan te zijn weggerend. Als verdachte één van die personen zou zijn, dan zou [A] hem toch niet hoeven bevestigen dat hij is weggerend.
feit 4 en feit 5
Juridisch gezien kan er gesproken worden van een civielrechtelijke wanprestatie, hetgeen geen misdrijf, oplichting, oplevert. Onduidelijk is op welk ‘ander misdrijf’ de officier van justitie duidt, waardoor er geen sprake kan zijn van witwassen.
feit 6
Naar het oordeel van de verdediging kan, gelet op de omstandigheden, het handelen van verdachte niet gekwalificeerd worden als oplichting, maar is er sprake van een civielrechtelijke wanprestatie. De enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als een bonafide verkoper - die in staat en voornemens is zijn verplichting na te komen - levert volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad niet het aannemen van een valse hoedanigheid en/of een listige kunstgreep op.
De verdediging heeft geen standpunt ingekomen over het onder feit 6 subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde.
parketnummer 16-113856-20
Verdachte kan op basis van het dossier niet gekoppeld worden aan de diefstal van de motorkap. Tussen de diefstal om 02:15 uur en het aantreffen van verdachte bij de controle om 02:50 uur zit behoorlijk wat tijd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij iemand af heeft gezet in [woonplaats] . Niet kan vastgesteld worden dat verdachte in die tussentijd constant in de bus heeft gezeten en dat [medeverdachte] de hele avond met dezelfde personen is geweest.
Daarnaast is de motorkap niet in de bus waar verdachte in zat aangetroffen en bevat het dossier geen andere aanwijzingen waaruit volgt dat verdachte betrokken was bij de diefstal.
Voorts hebben de verbalisanten, die verdachte en zijn medeverdachte hebben gecontroleerd, aangegeven dat de verdachte niet voldeed aan het signalement van degene die bij de diefstal gezien was.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 3 van parketnummer ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
vrijspraak
feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair en subsidiair van parketnummer 16-251711-19
De rechtbank is op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dat verdachte zijn telefoon voor langere en kortere periodes aan anderen uitleende acht de rechtbank niet aannemelijk omdat dit standpunt op geen enkele wijze onderbouwd en aannemelijk is gemaakt.
Parketnummer 16-251711-19 feit 1 primair en subsidiair
Uit de in het dossier aanwezige tapgesprekken leidt de rechtbank af dat verdachte heeft gezien dat de graffiti werd aangebracht. Echter uit de inhoud van deze tapgesprekken en de overige stukken in het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte zelf degene was die de graffiti op de muur heeft aangebracht. Niet uitgesloten kan worden dat dit door een andere persoon is gedaan.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1, primair en subsidiair, van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde feit.
Parketnummer 16-251711-19 feit 2 primair en subsidiair
Uit de in het dossier aanwezige tapgesprekken leidt de rechtbank af dat er aanwijzingen zijn dat verdachte ten tijde van poging tot brandstichting hiervan in ieder geval op de hoogte was. Echter op basis van de inhoud van deze tapgesprekken en de overige stukken in het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene was die geprobeerd heeft de auto in brand te steken. Niet uitgesloten kan worden dat dit door (een) andere perso(o)n(en) dan verdachte is gedaan. De omstandigheid dat het DNA van verdachte is aangetroffen in een mengprofiel op de hals van een plastic fles, waarin vermoedelijk benzine heeft gezeten, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2, primair en subsidiair, van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde feit.
feit 6 primair van parketnummer 16-251711-19
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het handelen van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het opzet had om [benadeelde 1] op te lichten. Verdachte heeft zich als bonafide verkoper voorgedaan. Verdachte heeft [benadeelde 1] , in samenspraak en overleg met [benadeelde 1] , een proefrit laten maken, waarna [benadeelde 1] een aanbetaling heeft gedaan en verdachte het kentekenbewijs en de sleutel van de scooter aan [benadeelde 1] heeft overhandigd. Vervolgens heeft verdachte naar eigen zeggen besloten de scooter niet te leveren omdat hij een beter bod op de scooter had gedaan, hetgeen de rechtbank gelet op de zojuist beschreven gang van zaken niet onaannemelijk acht.
Het feit dat verdachte zich op enig moment heeft bedacht en de verkoop niet door heeft laten gaan en heeft nagelaten het door [benadeelde 1] betaalde bedrag terug te betalen, levert naar het oordeel van de rechtbank geen oplichting op als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 6, primair, van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde feit.
4.3.2
Bewijsmiddelen
Parketnummer 16-251711-19 [1]
feit 3
Het feit is wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 oktober 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0900-2018111524-2, doorgenummerde pagina ‘s 426 en 427 (van het eind proces-verbaal in het onderzoek 09KARPA18, genummerd 2018350752Z).
feit 4 primair en feit 5 primair
feit 4 primair
[aangever 1] heeft verklaard dat zijn dochter op Marktplaats een advertentie had gevonden waarin een scooter te koop werd aangeboden. Deze scooter zou in een showroom staan.
De verkoper gebruikte de volgende contactgegevens: [e-mail adres] @outlook.com en [telefoonnummer] . De verkoper wilde voor € 50,00 de scooter reserveren. Op 12 december had [aangever 1] via zijn rekening: [rekeningnummer] € 50,00 overgemaakt naar [verdachte] op rekeningnummer: [rekeningnummer] [2] onder de vermelding “reservering scooter [nummer] ”. [3] Deze betaling werd op 13 december via de ING bank geboekt. De verkoper gaf aan dat hij op 17 december 2018 naar het adres [adres] in [woonplaats] konden komen. Ter plaatse zag aangever dat het een leeg bedrijfspand betrof. [4] De verkoper nam zijn telefoon met nummer [telefoonnummer] niet meer op. Via Marktplaats kwam bericht dat het adres in Amsterdam zou zijn. Via internet zag hij dat in Amsterdam op dat adres geen scooterzaak zat. Daarna kreeg zijn dochter contact met telefoonnummer [telefoonnummer] en kreeg te horen dat deze persoon niets over scooters wist. [5]
Door verbalisant [verbalisant 2] werd onderzoek gedaan naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer] . Door verbalisant werd het volgende bevonden.
Het bankrekeningnummer stond op naam van [verdachte] , geboren op [1999] .
Op 13 december 2018 was er € 50,00 overgemaakt vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer] (op naam van [C] ) naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . [6]
feit 5 primair
[aangever 2] heeft verklaard dat hij op 8 april 2019 € 800,00 overgemaakt had naar bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [naam] [7] met als omschrijving “3 x Longoni keuA06” [8] voor een set Longoni biljartkeuen. Het pakket zou dan opgestuurd worden. Twee dagen later mailde de verkoper, [verkoper] , via het mailadres [e-mail adres] @hotmail.com dat hij een beter bod had gekregen en dat aangever nog € 200,00 moest betalen als hij het nog wilde hebben. Op 14 april 2019 had aangever vervolgens
€ 200,00 overgemaakt [9] , met de omschrijving “Longoni set” [10] en het pakket zou dezelfde dag opgestuurd worden. Hij had daarna niets meer vernomen van de verkoper. [11]
Door verbalisant [verbalisant 2] werd onderzoek gedaan naar de bankrekening met nummer [rekeningnummer] . Door verbalisant werd het volgende bevonden.
Het bankrekeningnummer stond op naam van [verdachte] , geboren op [1999] .
Op 09 april 2019 was er € 900,00 overgemaakt vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer] (op naam van [aangever 2] ) naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Op 15 april 2019 was er € 200,00 overgemaakt vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer] naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . [12]
Bewijsoverwegingen
Oplichting
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat er sprake is van oplichting.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Aangever [aangever 1] heeft gereageerd op een advertentie van ” [e-mail adres] @outlook.com” waarin een scooter te koop werd aangeboden en aangever [aangever 2] is het contact aangegaan met “ [verkoper] uit Dronten” die reageerde op zijn advertentie waarin [aangever 2] om een product vroeg. Beide aangevers zijn met de verkoper(s) tot overeenstemming gekomen over de prijs, waarna zij een bedrag naar de opgegeven bankrekening hebben overgemaakt. De betalingen zijn naar de bankrekening van een ander, verdachte, overgemaakt. Hierdoor is het voor de slachtoffers moeilijker geweest om te traceren met wie zij te maken hadden.
Aangever [aangever 2] is nog bewogen om een extra bedrag naar dezelfde rekening over te maken om de verkoop door te laten gaan doordat de verkoper aangaf dat hij een beter bod had. Nadat [aangever 2] het gevraagde bedrag had overgemaakt, heeft hij niets meer gehoord van de verkoper.
In het geval van [aangever 1] heeft de verkoper aangegeven dat deze na de betaling van het voorschot, voor de scooter naar een adres in Woerden kon komen. Ter plaatse bleek het te gaan om een leeg bedrijfspand. In een e-mail werd vervolgens door de verkoper aangegeven dat het een adres in Amsterdam zou betreffen, echter na onderzoek op internet bleek op dat adres in Amsterdam geen scooterzaak gevestigd.
In beide gevallen heeft de verkoper nagelaten de (aan)betaalde goederen te leveren en zijn onjuiste namen en adresgegevens gebruikt, zodat de slachtoffers de verkoper(s) niet konden vinden. In beide gevallen is de indruk gewekt dat de betreffende goederen daadwerkelijk in het bezit van de verkoper waren.
Naar het oordeel van de rechtbank was er in beide gevallen niet enkel sprake van het zich voordoen als een bonafide verkoper. De verkoper heeft telkens volgens een soortgelijke bedrieglijke werkwijze gehandeld die er op gericht was kopers te bewegen tot betaling en de verhaalsmogelijkheden te beperken.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat de op zijn rekening gestorte bedragen van misdrijf afkomstig waren. Immers verdachte had moeten zien dat er bedragen door - voor hem, verdachte, - onbekende personen op zijn bankrekening waren overgemaakt. Dit maakt, mede gelet op de omschrijvingen bij de naar hem overgemaakte bedragen, dat hij onderzoek had moeten verrichten naar de herkomst van die geldbedragen. Nu hij dit heeft nagelaten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder feit 4 primair en 5 primair tenlastegelegde schuldwitwassen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en). Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van het onder feit 4 primair en feit 5 primair ten laste gelegde.
feit 6 subsidiair
[benadeelde 1] heeft op 19 juni 2019 verklaard dat hij op 11 april 2019 een advertentie zag waarin een scooter te koop werd aangeboden door [bijnaam] (
de rechtbank begrijpt dat hier verdachte wordt bedoeld). Afgesproken werd dat zij elkaar op 12 april 2019 op het station Woerden zouden ontmoeten. [bijnaam] kwam op de afgesproken dag op de scooter. [bijnaam] zei dat de scooter € 900,00 moest kosten [13] en dat hij daarbij nog € 50,00 rekende voor de bezorgkosten. [bijnaam] zou de scooter de volgende dag bij hem thuis afleveren. Aangever stelde voor dat hij de helft zou aanbetalen en dat [bijnaam] hem het kentekenbewijs en sleutel zou geven. [bijnaam] liet een bankpas zien, daarop stond: [verdachte] en het rekeningnummer [rekeningnummer] . Aangever maakte € 475,00 over naar dit rekeningnummer en kreeg van [bijnaam] een kentekenbewijs en een sleutel. Op 13 april 2019 kwam [bijnaam] de scooter niet brengen. [bijnaam] gaf aan dat hij de overschrijfcode kwijt was en stelde voor dat hij de scooter 15 april zou brengen. Op 15 april 2019 stuurde [bijnaam] een bericht dat hij ziek was en niet kwam. Via whatsapp spraken zij af dat hij zijn geld terug zou krijgen en dat [bijnaam] daarom op 16 april 2019 naar zijn huis zou komen. Op 16 april appte [bijnaam] met de vraag of aangever niet naar hem kon komen. Aangever appte terug dat dat niet kon en zag vervolgens dat zijn berichten niet meer aankwamen bij [bijnaam] , kennelijk had deze hem geblokkeerd. Op 19 april 2019 zag aangever dat [bijnaam] dezelfde scooter weer te koop aanbood en hij reageerde op die advertentie. [bijnaam] stelde voor dat hij het geld zou overmaken zodra hij de sleutel en het kentekenbewijs weer terug had. Aangever kreeg uiteindelijk geen geld terug en er gebeurde verder niets meer. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [benadeelde 1] had afgesproken dat hij zijn scooter zou kopen. Daarna had verdachte besloten om de scooter niet aan [benadeelde 1] te leveren, maar voor een hoger bedrag aan een ander te verkopen. Het door [benadeelde 1] betaalde geld had verdachte niet terugbetaald. [15]
Bewijsoverweging
[benadeelde 1] heeft een koopovereenkomst gesloten met verdachte. Door [benadeelde 1] is naar de rekening van verdachte het afgesproken voorschot overgemaakt. Verdachte heeft vervolgens besloten de levering niet uit te voeren en heeft zich het door [benadeelde 1] betaalde bedrag wederrechtelijk toegeëigend.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering.
Partiële vrijspraak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en). Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van het onder feit 6 subsidiair ten laste gelegde.
Parketnummer 16-113856-20 [16]
[benadeelde 2] heeft verklaard dat hij zijn auto, een Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken [kenteken] op 19 april 2020 onbeschadigd had geparkeerd op de carpool parkeerplaats in Woerden. Op 20 april 2020 zag hij dat de motorkap van zijn auto weggenomen was en dat de ruit van het linker voorportier vernield was.
[getuige] heeft verklaard dat hij op 20 april 2020 omstreeks 02.15 uur op de carpoolplaats in Woerden was. Hij zag dat een wit bestelbusje vlak voor hen stopte. Het kenteken van de bestelbus was [kenteken] . Hij zag een persoon vanaf de bijrijderskant uitstappen. Deze man zag er als volgt uit: Marokkaans uiterlijk, slank postuur, zwart trainingspak met drie witte strepen, baard en hij droeg een pet.
Hij zag dat de man naar een geparkeerde Volkswagen Polo liep, dat de man een ruit intikte en de deur van de Volkswagen Polo opende. De man liep vervolgens terug naar de bestelbus en stapte in, waarna het voertuig wegreed. [17] Ongeveer één minuut later zag hij dat de bestelbus weer de carpoolplaats op reed. De slanke man stapte weer aan de passagierszijde uit en aan de bestuurderszijde stapte een dikke man uit. Beide mannen liepen in de richting van de Volkswagen Polo. Hij zag dat zij de motorkap openden van de Volkswagen Polo.
Hij zag dat de mannen enige tijd aan het rommelen waren onder de motorkap. Vervolgens stapten zij in de bestelbus stapten en reden weg. [18]
Na een melding over verdachte personen op de carpoolplaats te Woerden ging verbalisant [verbalisant 3] met collega [verbalisant 4] op 20 april 2020 ter plaatse. Op de Tuurluur te Papekop kwam hen een witte bus met kenteken [kenteken] tegemoet. [19] Verbalisant herkende de bijrijder als [verdachte] en hoorde zijn collega zeggen dat de bestuurder [medeverdachte] was. Verbalisant vernam dat [medeverdachte] in 2019 was aangetroffen in een loods gelegen aan de [adres] te [plaats] . Verbalisant is vervolgens naar dat adres gereden. [20] De eigenaar van de loodsen wees verbalisanten naar de loods van [medeverdachte] . In de loods zag verbalisant een grijze motorkap liggen. [21]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een aanvullend proces-verbaal gerelateerd dat zij [verdachte] als volgt kon omschrijven. Noord-Afrikaans uiterlijk, tenger postuur, donkere bovenkleding, en zwarte trainingsbroek met witte bies op beiden zijkanten. Deze bies liep vanaf de heup tot op de knie, smal gezicht en een stoppelbaardje. [22]
Door verbalisant [verbalisant 5] werd een forensisch onderzoek ingesteld aan de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] en de in een loods aangetroffen motorkap. [23] Uit het onderzoek volgt dat de motorkap passend is voor dit type voertuig en voorzien was van dezelfde kleur. Ook lijkt het sporenbeeld van vuil en insecten op de bumper en motorklep overeenkomstig te zijn. Door de daders was het ruitensproeier-vloeistofslangetje tussen het voertuig en de motorkap verbroken. Eén deel was nog aan het voertuig verbondenen het andere deel was aan de motorklep verbonden. Beide uiteinden van de slangetjes werden in beslag genomen. [24]
Door verbalisant [verbalisant 6] werd een vergelijkend werktuigsporenonderzoek aan de twee in beslag genomen stukken slang uitgevoerd
. [25] Uit het onderzoek volgt dat de stukken slang zijn vervormd. De knipranden en knipvlakken vertonen een gelijkende structuur. Beide slangdelen hebben mogelijk oorspronkelijk een geheel gevormd. [26]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] , waarmee hij in de nacht van 20 april 2020 was gecontroleerd, de nacht en de avond daarvoor had gechilled. [27]
Bewijsoverweging
Getuige [getuige] zag op 20 april 2019 omstreeks 02.15 uur dat twee mannen uit een witte bestelbus de zijruit van de Volkswagen Polo insloegen, vervolgens de motorkap van de auto openden en enige tijd onder de motorkap aan het rommelen waren. Kort na de melding van 02.50 uur zagen verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 3] de betreffende witte bestelbus rijden met daarin als bijrijder verdachte en als bestuurder de medeverdachte [medeverdachte] . In een loods die eigendom was van [medeverdachte] werd vervolgens de motorkap behorende bij de Volkswagen Polo aangetroffen.
Verdachte past, gelet op de door verbalisant [verbalisant 4] gegeven beschrijving van verdachte, binnen het signalement van de door getuige [getuige] omschreven bijrijder van de bestelbus die de zijruit van de Volkswagen Polo insloeg.
Dat verdachte in de tussentijd, tussen het chillen en het moment dat zij werden staande gehouden, naar zijn vriendin in [woonplaats] is geweest, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft tijdens zijn verhoor bij de politie daar niets over gezegd en is pas ter terechtzitting met deze verklaring gekomen. Dit is door de verdediging en verdachte niet nader onderbouwd. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat hij met verdachte heeft gechilled en dat hij een andere vriend in [woonplaats] heeft afgezet. Uit de verklaring van [medeverdachte] volgt voorts niet dat verdachte op enig moment weggeweest is en dat zij later weer samen waren.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien en het korte tijdsverloop tussen de melding en het moment dat verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de bestelbus met daarin verdachte zagen rijden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] de motorkap van de Volkswagen Polo heeft gestolen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16-251711-19
feit 3
op 21 april 2018 te Woerden, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de staande- en/of aanhouding van verdachte, door een vuist te ballen en deze in de richting van die [verbalisant 1] te bewegen en zich met kracht los te trekken/rukken;
feit 4 primair
op 12 december 2018 te Woerden, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 50 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 5 primair
in de periode van 8 april 2019 tot en met 14 april 2019 te Woerden, meermalen een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1100 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 6 subsidiairin de periode van 12 april 2019 tot en met 17 juni 2019 te Woerden opzettelijk 475 euro, geheel toebehorende aan [benadeelde 1] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als aanbetaling op een reeds verkochte scooter, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
parketnummer 16-113856-20op 20 april 2020 te Woerden tezamen en in vereniging met een ander, een motorkap die geheel toebehoorde aan [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
hij op of omstreeks 20 april 2020 te Woerden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorkap in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 3, feit 4 primair, feit 5 primair en feit 6 subsidiair van parketnummer 16-251711-19 en onder parketnummer 16-113856-20 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
parketnummer 16-251711-19
feit 3wederspannigheid;
feit 4 primair en feit 5 primair
telkens: schuldwitwassen;
feit 6 subsidiair
verduistering;
parketnummer 16-113856-20
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden.
De officier van justitie heeft gesteld dat, gelet op de geringe overschrijding van de redelijke termijn, volstaan kan worden met de constatering daarvan.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de oriëntatiepunten van het LOVS waarin voor het grootste deel van de verdenkingen een taakstraf als uitgangspunt geldt. De ten laste gelegde feiten betreffen relatief geringe feiten en de laatste veroordeling van verdachte is al enige tijd geleden. Verdachte is inmiddels rustiger geworden, heeft afstand van een aantal personen genomen, heeft vrijwillig hulp gezocht bij Impact NL en is gemotiveerd om aan zijn toekomst te werken. Verder heeft de verdediging verzocht rekening te houden met het tijdsverloop, de overschrijding van de redelijke termijn en verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte de motorkap van een auto gestolen. Daarmee heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom. Verder zorgt dit soort feiten voor overlast en financiële schade bij de slachtoffers.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Verdachte heeft door zijn handelen er aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten bevorderd, vergemakkelijkt en in stand gehouden.
Verdachte heeft op geen enkel moment de verantwoordelijkheid voor deze feiten genomen.
Verder is verdachte zijn afspraken met [benadeelde 1] niet nagekomen en heeft een door [benadeelde 1] aanbetaald bedrag verduisterd. Verdachte heeft pas ter terechtzitting over dit feit verklaard en aangegeven dat hij bereid is dit bedrag terug te betalen. Verdachte had dit bedrag al veel eerder terug kunnen storten en de rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dit 2,5 jaar later nog steeds niet heeft gedaan.
Verdachte lijkt bij het plegen van deze feiten alleen aan zijn eigen verlangen naar geld te denken en zich niet druk te maken over de gevolgen van zijn gedrag voor anderen.
Daarnaast heeft verdachte zich verzet bij zijn aanhouding. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat het getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 september 2021, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten;
- een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 22 september 2020, opgemaakt door C.P.M. Cruijen, reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat het beeld over verdachte op 22 september 2020 als volgt was. Verdachte behoort tot de Persoonsgerichte Aanpak (PGA) van de gemeente Woerden en in dit kader wordt begeleid door een organisatie voor jongeren met problemen. Er is nog weinig verwezenlijkt omdat hij tussentijds gedetineerd raakte. Positief is dat verdachte zich laat begeleiden en enige motivatie voor gedragsverandering laat zien. Anderzijds blijft hij recidiveren en rondde hij vorig jaar een taakstraf niet af. Verdachte heeft een kwetsbare maatschappelijke positie. Hij heeft geen vaste woon- en/of verblijfplaats, beschikt niet over een startkwalificatie en werk, heeft geen inkomsten en er is sprake van schuldenproblematiek. Daarnaast heeft hij een pro-criminele houding die voornamelijk gerelateerd lijkt te zijn aan het hebben van een negatief sociaal netwerk. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Redelijke termijn
De rechtbank heeft geconstateerd dat er op de dag dat er vonnis in de zaak met parketnummer 16-251711-19 wordt gewezen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn met 27 dagen. De rechtbank zal volstaan met de constatering van de overschrijding van de redelijke termijn omdat er - naar het oordeel van de rechtbank - sprake is van een zeer geringe overschrijding en de rechtbank bij de strafmaat rekening houdt met het tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met:
  • het tijdsverloop in deze zaak, met name ten aanzien van het onder parketnummer 16-251711-19 bewezenverklaarde;
  • de jonge leeftijd van verdachte;
  • de omstandigheid dat verdachte sinds 20 april 2020, met uitzondering van enkele overtredingen, geen nieuwe politie- of justitiecontacten heeft gehad;
  • een door de verdediging overgelegd schrijven van Impact Nederland waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen jaren werkervaring heeft opgedaan en hij inmiddels hulp en begeleiding van Impact Nederland heeft waardoor verdachte op dit moment een postadres en een uitkering heeft en bezig is zijn schulden af te lossen.
De rechtbank houdt er bij het opleggen van de straf rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op
  • 9 maart 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken;
  • 15 december 2020 en 7 juni 2021 een stafbeschikking is opgelegd van respectievelijk € 450,00 en € 500,00.
De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder 1, 2 en 6 primair van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde feiten, wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. Een geheel voorwaardelijke taakstraf zoals door de verdediging bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten. Gelet op het tijdsverloop, het gedateerde reclasseringsadvies en omdat verdachte inmiddels een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daarbij bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat taakstraf van 90 uren passend en geboden is. Als de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht wordt de taakstraf vervangen door 45 dagen hechtenis
.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 50,00 ter zake materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 primair van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde feit.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat, bij een eventuele veroordeling voor witwassen, er geen sprake is van rechtstreekse schade. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk in de vordering te worden verklaard.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2015:216) volgt dat zonder het ter beschikking stellen van de bankrekening van verdachte de schade van het slachtoffer niet was ontstaan. Immers het geld is rechtstreeks van de rekening van de benadeelde overgemaakt op de rekening van verdachte. De bewezenverklaarde handeling staat in rechtstreeks verband met de wegnemingshandeling en is zodanig bepalend voor het ontstaan van de schade, dat deze schade moet worden gezien als het rechtstreekse gevolg van de bewezenverklaarde gedraging.
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 van parketnummer 16-251711-19 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 50,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 december 2018.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 december 2018 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 475,00 ter zake materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 6 subsidiair van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde feit.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen met daarbij de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft aangegeven dat hij bereid is om het bedrag terug te betalen.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 6 subsidiair van parketnummer 16-251711-19 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 475,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 april 2019.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 475,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 9 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, , 57, 63, 180, 311, 321 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair en subsidiair en feit 6 primair van parketnummer 16-251711-19 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 3, feit 4 primair, feit 5 primair en feit 6 subsidiair van parketnummer 16-251711-19 en onder parketnummer 16-113856-20 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 3, feit 4 primair, feit 5 primair en feit 6 subsidiair van parketnummer 16-251711-19 en onder parketnummer 16-113856-20 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 3, feit 4 primair, feit 5 primair en feit 6 subsidiair van parketnummer 16-251711-19 en onder parketnummer 16-113856-20 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 90 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 45 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
[aangever 1] (parketnummer 16-251711-19 feit 4 primair)
- wijst de vordering van [aangever 1] toe tot een bedrag van € 50,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 50,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 1] (parketnummer 16-251771-19 feit 6 subsidiair)
- wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 475,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 475,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. A. Blanke en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16-251711-19feit 1 (zaak 9)
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Woerden openlijk, te weten op of aan het Tournoysveld, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten een muur van een flatgebouw door daar verf/graffiti (' [naam] oorlog 30 te gaan') op te spuiten/smeren, al dan niet terwijl hij, verdachte dit goed opzettelijk heeft vernield;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 december 2018 te Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een muur van een flatgebouw, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan Groen West toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2 ( zaak 10)
hij op of omstreeks 27 december 2018 te Woerden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een auto (Ford Fusion), met dat opzet met een of meer van zijn mededaders, althans alleen, een stuk vuurwerk, althans explosief materiaal, op die auto heeft/hebben geplaatst en/of tot ontploffing gebracht en/of benzine, althans een brandbare vloeistof, op en/of nabij die auto heeft/hebben gegoten en/of in brand heeft/hebben gestoken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met die auto, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2018 te Woerden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Ford Fusion), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3 ( zaak 16)
hij op of omstreeks 21 april 2018 te Woerden, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 1] , hoofdagent van politie Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten de staande- en/of aanhouding van verdachte, door een vuist te ballen en deze in de richting van die [verbalisant 1] te bewegen en/of zich met kracht los te trekken/rukken;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )
4 ( zaak 17)
hij, in of omstreeks de periode van 12 december 2018 tot en met 17 december 2018 te Zeewolde en/of Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 50 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 12 december 2018 tot en met 17 december 2018 te Zeewolde en/of Woerden, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 50 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet , en/of van bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven persoon/personen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die een of meer onbekend gebleven personen, (toegang tot) zijn bankrekening te geven en/of zijn pinpas en/of pincode af te geven en/of ter beschikking te stellen;
( art 48 ahf/sub 1, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
5 ( Zaak 18)
hij, in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 14 april 2019 te Nijmegen en/of Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meermalen van een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1100 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 8 april 2019 tot en met 14 april 2019 te Nijmegen en/of Woerden, althans in Nederland, een of meermalen een voorwerp, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1100 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven persoon/personen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die een of meer onbekend gebleven personen, (toegang tot) zijn bankrekening te geven en/of zijn pinpas en/of pincode af te geven en/of ter beschikking te stellen;
( art 48 ahf/sub 1, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
6 ( zaak 19)
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2019 tot en met 17 juni 2019 te Woerden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 475 euro, door
- zich voor te doen als aanbieder van een scooter op de internetsite Marktplaats.nl en/of
- gebruik gemaakt van de/een (valse) identiteit, te weten een valse naam ( [bijnaam] ) en/of vals (woon)adres en/of telefoonnummer dat niet van hem, verdachte, is en/of
- zich voor te doen als bonafide verkoper en/of
- die [benadeelde 1] een proefrit te laten maken en/of
- die [benadeelde 1] een bankpas te tonen (op naam van [verdachte] ) en/of
- die [benadeelde 1] het kentekenbewijs en de sleutel van de scooter te overhandigen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 april 2019 tot en met 17 juni 2019 te Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 475 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als aanbetaling op een reeds verkochte scooter, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 11 april 2019 tot en met 17 juni 2019 te Woerden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meermalen van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 475 euro,
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen, in of omstreeks de periode van 11 april 2019 tot en met 17 juni 2019 te Woerden,althans in Nederland, een of meermalen een voorwerp, te weten een geldbedrag van 475 euro, heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van bovengenoemd geldbedrag, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl deze onbekend gebleven persoon/personen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die een of meer onbekend gebleven personen, (toegang tot) zijn bankrekening te geven en/of zijn pinpas en/of pincode af te geven en/of ter beschikking te stellen;
( art 48 ahf/sub 1, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
( art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
16-113856-20hij op of omstreeks 20 april 2020 te Woerden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorkap in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte eind proces-verbaal in het onderzoek 09KARPA18, genummerd 2018350752Z, opgemaakt door de districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd pagina 1 tot en met 447. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , met bijlagen, pagina 369.
3.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , bijlage pagina 379.
4.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , met bijlagen, pagina 369.
5.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , met bijlagen, pagina 370.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 400.
7.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , met bijlagen, pagina 380 en 381.
8.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , bijlage, pagina 384.
9.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , met bijlagen, pagina 380 en 381.
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , bijlage, pagina 383.
11.Proces-verbaal van aangifte [aangever 2] , met bijlagen, pagina 380 en 381.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 400.
13.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 391.
14.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 392.
15.Verklaring van verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2021.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 juli2020, genummerd PL0900-2020118805, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 92. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 43.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 44.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 19.
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 14.
23.Proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel Volkswagen [kenteken] , pagina 30.
24.Proces-verbaal forensisch onderzoek vervoermiddel Volkswagen [kenteken] , pagina 31.
25.Proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek, pagina 40.
26.Proces-verbaal vergelijkend werktuigsporenonderzoek, pagina 41.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 60.