ECLI:NL:RBMNE:2021:5341

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
16-202278-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking met bijzondere aandacht voor de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van stalking van twee slachtoffers, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 20 februari 2021 [slachtoffer 1] heeft gestalkt door hem herhaaldelijk te bellen en berichten te sturen, en dat zij in de periode van 28 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 [slachtoffer 2] heeft gestalkt door haar bedreigende berichten te sturen en haar veelvuldig te bellen. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte, die aanvoerde dat de contacten niet als stalking gekwalificeerd konden worden, verworpen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de indringende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van beide slachtoffers en het gevoel van onveiligheid dat dit met zich meebracht. De verdachte heeft echter ook positieve ontwikkelingen laten zien, zoals het volgen van een behandeling en het meewerken aan mediation met [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 48 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is er een contactverbod opgelegd met [slachtoffer 1] voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende redenen waren om de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-202278-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1989] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 september 2021 en 21 oktober 2021.
De inhoudelijke behandeling van de zaak heeft op 21 oktober 2021 plaatsgevonden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van de standpunten van verdachte en mr. J.J.J.L. Maalsté, advocaat te Utrecht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 21 oktober 2021 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 in de periode van 1 januari 2020 tot en met 20 februari 2021 te Bunnik en Utrecht [slachtoffer 1] heeft gestalkt;
feit 2: in de periode van 28 juli 2020 tot en met 21 februari 2021 te Bilthoven en Utrecht [slachtoffer 2] heeft gestalkt, dan wel (subsidiair) in de periode van 28 juli 2020 tot en met 5 augustus 2020 in Bilthoven [slachtoffer 2] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit acht de officier van justitie de periode van februari 2020 tot en met 20 februari 2021 wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde acht de officier van justitie de periode van 28 juli 2021 tot en met 5 augustus 2021 wettig en overtuigend te bewijzen. De aard en inhoud van de berichten hebben een dusdanige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] gemaakt dat de onder primair ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de periode heeft de verdediging bepleit om verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde periode over 1 januari 2020 tot en met 5 mei 2020. Het dossier bevat, mede gelet op de verklaring van verdachte en de knipperlichtrelatie tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1] , onvoldoende aanknopingspunten om tot een bewezenverklaring van deze periode te komen.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat het aantal contacten en de duur van de periode van deze contacten redengevend zijn voor vraag of er wel of niet sprake is van belaging. De inhoud van de contacten speelt daarbij een minder grote rol. Het betreft hier een korte periode waarin een klein aantal berichten is verstuurd, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van belaging te komen. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Het feit is wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 oktober 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , genummerd PL0900-2020250927-2, opgemaakt door [verbalisant 1] , verbalisant politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 221 tot en met 225 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2020256750);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, genummerd PL0900-2020250927-7, opgemaakt door [verbalisant 2] , inspecteur van politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 226 en 227 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2020256750);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , genummerd PL0900-2020250927-9, opgemaakt door [verbalisant 3] , verbalisant politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 243 tot en met 247 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2020256750);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2020250927-13, opgemaakt door [verbalisant 4] , verbalisant politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 334 tot en met 337 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2020256750);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] genummerd PL0900-2020250927-17, opgemaakt door [verbalisant 1] , verbalisant politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 3 en 4 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2021034480);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] genummerd PL0900-2020250927-18, opgemaakt door [verbalisant 1] , verbalisant politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 18 en 19 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2021034480);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2020250927-19, opgemaakt door [verbalisant 1] , verbalisant politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina 22 tot en met 25 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2021034480);
Aanvullende bewijsoverweging
periode
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] in de periode van 1 januari 2020 tot en met 5 mei 2020 heeft gestalkt. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier daar onvoldoende aanknopingspunten toe bevat. De laatste twee jaar van de relatie tussen verdachte en aangever [slachtoffer 1] kan aangemerkt worden als een zogenaamde knipperlichtrelatie. Op de momenten dat de relatie uit was volgde een periode van intensief contact, waarna de relatie telkens weer door beiden werd voortgezet. Volgens [slachtoffer 1] heeft hij de relatie eind december 2019 definitief beëindigd Verdachte heeft verklaard dat zij daarna pogingen heeft ondernomen om de relatie te herstellen. Deze toenadering past in de aard van de relatie die verdachte en [slachtoffer 1] de laatste twee jaar hadden. Gezien de achtergrond van hun relatie en gelet op de zwangerschap van verdachte in januari 2020, kan niet uitgesloten worden dat de contacten die er ook vanaf begin 2020 zijn geweest wederzijds waren en er geen sprake was van stalking. Dit werd anders vanaf 6 mei 2020, het moment waarop de contacten van verdachte - via de telefoon en sociale media - richting aangever enorm in frequentie toenamen. De rechtbank is van oordeel dat er vanaf dat moment sprake was van strafrechtelijk verwijtbaar gedrag van de zijde van verdachte.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van dit deel van de ten laste gelegde periode.
Feit 2 primair [1]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 11 juli 2020 [slachtoffer 1] had leren kennen. [2] Op dinsdag 28 juli 2020 kreeg zij ineens op haar Instagram account een bericht van een fake account. Dit was vooral een scheldpartij met daarin dat diegene haar bedrijf zou verbouwen en haar hoofd zou verbouwen. Ook werd er gevraagd of zij met [slachtoffer 1] zat, of zij bij hem sliep, dat zij beter eerlijk antwoord kon geven en dat diegene haar hele leven zou verpesten. [slachtoffer 1] had haar eerder verteld dat hij een gekke ex had en dat zij hem moest laten weten als zij van iemand rare berichten zou krijgen. Zij had daarom een screenshot hiervan naar [slachtoffer 1] gestuurd en [slachtoffer 1] vertelde haar dat dit waarschijnlijk [verdachte] zou zijn, zijn ex-vriendin . Zij gaf inderdaad toe dat zij [verdachte] was en [verdachte] zou haar daarom verder gaan contacten via haar eigen Instagram account, [verdachte] _vdg. Hierdoor wist zij dat het inderdaad om [verdachte] ging. Dezelfde dag had [verdachte] haar meerdere keren bedreigd. [verdachte] wilde dat zij bij [slachtoffer 1] uit de buurt bleef anders zou ze haar wat aan doen. [verdachte] had haar tot 5 augustus 2020 bijna elke dag berichten gestuurd en anoniem gebeld. [verdachte] belde haar soms 80 keer per dag. [verdachte] appte haar onder andere de volgende dingen:
- Ik verbouw je kankerkop;
- Ik verziek je leven;
- Ik kom naar de zaak;
- Ik steek je zaak in de fik;
- Ik maak je dood;
- Ik maak je kaal;
- Ik gooi benzine over je heen en steek je in de fik;
- Ik ga je helemaal kapot maken;
- Ik steek een stok in je kop;
bleef dit bijna dagelijks herhalen. [3]
Op 9 augustus 2020 heeft [slachtoffer 2] tegenover de hulpofficier van justitie verzocht om verdachte te vervolgen. [4]
Door verbalisant [verbalisant 5] werd op 7 augustus 2020 onderzoek aan de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen telefoon gedaan. Verbalisant nam waar dat er op 5 en 6 augustus 2020 was gebeld naar het telefoonnummer van [slachtoffer 2] . [5]
Door verbalisant [verbalisant 4] werd op 20 augustus 2020 onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen telefoon. Uit de historische verkeersgegevens van de T-mobile bleek dat er in de periode van 29 juli 2020 tot en met 5 augustus 2020 57 keer gebeld was naar het telefoonnummer van aangeefster [slachtoffer 2] . [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] haar ex-vriend was. Zij had [slachtoffer 2] in de periode van 28 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 heel vaak gebeld. Ook had zij [slachtoffer 2] in deze periode hele nare berichten gestuurd via SMS, Whatsapp en Instagram. Zij had dit gedaan met het doel de relatie tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kapot te maken. [7]
Bewijsoverwegingen
Belaging
De raadsman heeft bepleit dat er – kort gezegd – gelet op het geringe aantal contacten en de korte periode waarin deze contacten plaatsvonden, er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te kunnen spreken van belaging.
De rechtbank overweegt dat, gelet op de jurisprudentie (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 12 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3625), de omstandigheid dat slechts een beperkt aantal berichten in een korte periode zijn verstuurd in dit geval niet in de weg staat aan het aannemen van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 2] . De specifieke, bedreigende en indringende aard van de door verdachte verzonden berichten hebben bij [slachtoffer 2] geleid tot angst voor haar eigen veiligheid, de veiligheid van haar personeel en haar eigen zaak. De berichten waren voor haar tevens aanleiding om aan [slachtoffer 1] aan te geven dat een relatie tussen hen beiden door deze berichten er niet in zit. Verdachte heeft op deze manier de keuzes en het leven van [slachtoffer 2] beïnvloed. Daar komt bij dat verdachte ook nog eens [slachtoffer 2] vaak heeft gebeld in die korte periode.
De rechtbank acht, gelet op alle voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gestalkt over de periode van 28 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gestalkt over de periode 7 augustus 2020 tot en met 21 februari 2021.Het dossier bevat daartoe geen aanwijzingen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit deel van de tenlastegelegde periode.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
zij op tijdstippen in de periode van 6 mei 2020 tot en met 20 februari 2021 te Bunnik en Utrecht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
-die [slachtoffer 1] veelvuldig te bellen en
-die [slachtoffer 1] veelvuldig SMS- en e-mail- en Whatsapp- en Instagram-berichten te sturen en
-meermaals naar het huis van die [slachtoffer 1] te gaan en die [slachtoffer 1] op te zoeken en die [slachtoffer 1] te achtervolgen en
-meermaals vrienden en familie en bekenden van die [slachtoffer 1] te bellen en SMS en e-mail- en Whatsapp- en Instagram-berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te dulden ;
feit 2 primair
op tijdstippen in de periode van 28 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 te Bilthoven, gemeente De Bilt en in Utrecht wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
-die [slachtoffer 2] veelvuldig te bellen en
-die [slachtoffer 2] veelvuldig SMS- en Whatsapp- en Instagram-berichten te sturen en daarbij de volgende berichten op te nemen:
-Ik verbouw je kankerkop en
-ik verziek je leven en
-Ik kom naar de zaak en
-ik steek je zaak in de fik en
-Ik maak je dood en
-Ik maak je kaal en
-ik gooi benzine over je heen en steek je in de fik en
-ik ga je helemaal kapot maken en
-ik steek een stok in je kop,
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en feit 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 2 primair:telkens belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 18 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling en het verkrijgen en behouden van een dagbesteding.
- een taakstraf van 160 uren indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd aan verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte op te leggen voor de duur van 2 jaren, in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [getuige 2] . Waarbij per overtreding vervangende hechtenis voor de duur van 7 dagen worden opgelegd met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van verdachte dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de grote persoonlijke ontwikkeling en groei die verdachte heeft laten zien tijdens haar begeleiding en behandeling. Verdachte ziet zelf in dat zij behandeling en begeleiding nodig heeft en wil hieraan ook blijven meewerken.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde gevangenisstraf en de op te leggen bijzondere voorwaarden gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging heeft verzocht de gevorderde taakstraf te matigen tot 80 uren, gelet op de tijd die verdachte in detentie heeft doorgebracht ende rol die aangever [slachtoffer 1] zelf in het geheel heeft gehad. Voorts heeft verdachte meegewerkt aan mediation met [slachtoffer 2] .
De verdediging heeft verzocht om geen contactverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) op te leggen. Een contactverbod als bedoeld in 38v Sr. is enkel bedoeld voor de beveiliging van het slachtoffer De veiligheid van het slachtoffer is echter niet in het geding. De reclassering heeft aangegeven dat een contactverbod wordt geadviseerd om – indien nodig – extra druk uit te oefenen op verdachte bij de naleving van de bijzondere voorwaarden. Het door de officier van justitie gevorderde contactverbod heeft derhalve geen meerwaarde, omdat hetgeen de officier van justitie voor ogen heeft daar mee niet wordt bereikt.
De verdediging is van mening dat de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaard kan worden. Gelet op het laatste reclasseringsrapport is er immers geen sprake meer van een situatie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het stalken van [slachtoffer 1] , haar ex-partner. Zij heeft [slachtoffer 1] talloze keren gebeld, via sociale media berichten gestuurd, is meermalen naar zijn woning gegaan en heeft hem opgezocht en achtervolgd. Ook heeft zij familie en vrienden van [slachtoffer 1] gebeld en via sociale media benaderd. Tijdens de schorsing van haar voorlopige hechtenis heeft verdachte het contactverbod met [slachtoffer 1] overtreden. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] , die destijds vriendschappelijk contact had met [slachtoffer 1] , gestalkt door haar telefonisch en via sociale media te benaderen. Verdachte heeft haar daarbij zeer akelige en bedreigende berichten gestuurd. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat het gedrag van verdachte een grote impact op haar heeft gehad en voor haar een reden is geweest om geen relatie met [slachtoffer 1] aan te gaan. Voorts heeft zij zich grote zorgen gemaakt over de veiligheid van haar zaak en haar personeelsleden.
Door zo te handelen heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van beide aangevers.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 augustus 2021 waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Daarnaast heeft verdachte na de bewezenverklaarde periode geen nieuwe politie en justitie contacten gehad;
- een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 6 september 2021, uitgebracht door H. van Benthem, reclasseringswerker.
Mevrouw E.A.M. Hol heeft ter terechtzitting het rapport en advies van de reclassering toegelicht. Uit het rapport en de toelichting volgt dat verdachte een belaste jeugd heeft gehad. Verdachte heeft psychische problemen waardoor zij problemen heeft in de interactie met andere mensen en in het aangaan en onderhouden van relaties. Ook is zij daardoor onvoldoende zelfredzaam en stelt zij zich afhankelijk op ten opzichte van anderen. Dit heeft een rol gespeeld bij de ten laste gelegde feiten. Daarnaast had het ontbreken van dagbesteding/werk een negatieve invloed op haar ontwikkeling naar zelfstandigheid en in contact met anderen. Na overtreding van het contactverbod kwam zij opnieuw vast te zitten. Nadat zij opnieuw werd geschorst werden het reclasseringstoezicht en de behandeling bij De Waag hervat. Verdachte heeft sindsdien goed meegewerkt aan de opgelegde bijzondere voorwaarden en er lijkt sprake van intrinsieke motivatie voor gedragsverandering. Verder wordt verdachte begeleid door een jobcoach en begeleidt het buurtteam haar op financieel gebied en bij de zorg voor haar dochter.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Om de kans op recidive te verminderen is het nodig dat toezicht en interventies worden voortgezet.
De reclassering adviseert om verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, meewerken aan een dagbesteding en een contact-/ en locatieverbod betreffende [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] en [getuige 2] . Een eventuele taakstraf kan door verdachte worden uitgevoerd op haar huidige dagbestedingsplek.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte sinds februari 2021, na haar laatste schorsing, een grote positieve ontwikkeling heeft laten zien. Verdachte heeft zich aan de afspraken met de reclassering en De Waag gehouden. Verdachte ziet in dat zij verkeerd heeft gehandeld en heeft volledige openheid van zaken gegeven. Zij heeft oprecht spijt van haar gedragingen en heeft meegewerkt aan een mediation traject met [slachtoffer 2] . Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij, ook als de rechtbank dit niet zou opleggen, de komende jaren contact met de reclassering wil houden en haar behandeling wil voortzetten.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf zoals door de officier van justitie zijn gevorderd, passend en geboden zijn. De rechtbank zal, gelet op de persoon van verdachte, haar proces-houding en de positieve ontwikkeling die zij dit jaar heeft doorgemaakt, een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is geëist opleggen.
Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zullen de (bijzondere) voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contact-/ en locatieverbod.
De rechtbank zal verdachte geen contactverbod als bijzondere voorwaarde opleggen. Een eventuele overtreding van een dergelijk contactverbod zal bij de tenuitvoerlegging ten koste gaan van het voorwaardelijke strafdeel waarmee het strafrechtelijk kader voor de reclasseringsbegeleiding alsmede de behandeling komt te vervallen. De rechtbank acht begeleiding en behandeling wenselijk en noodzakelijk om zo de kans op recidive laag te houden. Bij overtreding van een contactverbod in het kader van 38v Sr. blijft het voorwaardelijke strafdeel met de daaraan gekoppelde begeleiding en behandeling bestaan. Daarnaast wordt verdachte bij overtreding van een dergelijke maatregel direct geconfronteerd met de gevolgen daarvan.
Een locatieverbod is niet mogelijk omdat van de betreffende personen geen huidige woon -/ of verblijfplaats bekend is.
Alles afwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf op van 60 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Daarnaast legt de rechtbank verdachte een taakstraf van 60 uren op, indien verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank zal ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde voor de beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten bevelen dat verdachte op geen enkele wijze, direct noch indirect, contact zal zoeken of hebben met [slachtoffer 1] geboren op [1987] .
De rechtbank legt deze vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van 2 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal per overtreding vervangende hechtenis voor de duur van 2 dagen worden opgelegd, met een maximum van 3 maanden.
De rechtbank zal verdachte geen contactverbod met [slachtoffer 2] en/of [getuige 2] opleggen. De rechtbank ziet daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte heeft sinds 6 augustus 2020 geen ongewenst contact gezocht met [slachtoffer 2] en heeft in juli 2021 (met succes) deelgenomen aan een mediation traject met [slachtoffer 2] . Met betrekking tot [getuige 2] bevindt zich in het dossier onvoldoende informatie om tot het opleggen van een dergelijk contactverbod over te gaan.
Dadelijk uitvoerbaar
De rechtbank overweegt dat de reclassering de kans op recidive als gemiddeld inschat. Verdachte is onder behandeling bij De Waag en wordt begeleid door de reclassering. Zij heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt en ziet in dat zij geen contact meer wil met [slachtoffer 1] . Verdachte heeft vanaf februari 2021 tot heden ook geen contact meer gezocht met [slachtoffer 1] .
De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wordt voldaan aan het vereiste van artikel 38v vierde lid Sr. en dat er derhalve geen aanknopingspunten zijn om de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 38v, 38w, 57 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het feit 1 en feit 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het feit 1 en feit 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 42 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich op binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering
Nederland, Zwarte woud 2, 3524SJ te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door Forensisch Psychiatrische Polikliniek De Waag of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* meewerkt aan begeleiding door een jobcoach en meewerkt aan het vinden en behouden van een passende dagbesteding in de vorm van werk en/of een opleiding;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 2 jaren;
- beveelt dat verdachte op geen enkele wijze, direct noch indirect, contact zal zoeken of hebben met [slachtoffer 1] geboren op [1987] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval verdachte niet aan de maatregel voldoet. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 3 maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mrs. J.G. van Ommeren en
A. Blanke, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 20 februari 2021 te Bunnik
en/of Utrecht, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door:
-die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermaals, te bellen en/of
-die [slachtoffer 1] veelvuldig, althans meermaals, SMS- en/of e-mail- en/of Whatsapp- en/of Facebook- en/of Instagram-berichten te sturen en/of
-meermaals, althans eenmaal, naar het huis van die [slachtoffer 1] te gaan en/of die [slachtoffer 1] op te zoeken en/of die [slachtoffer 1] te achtervolgen en/of
-meermaals, althans eenmaal, vrienden en/of familie en/of bekenden van die [slachtoffer 1] te bellen en/of SMS- en/of e-mail- en/of Whatsapp- en/of Facebook-en/of Instagram-berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 juli 2020 tot en met 21 februari 2021 te Bilthoven, gemeente De Bilt en/of in Utrecht, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 2] , door:
-die [slachtoffer 2] veelvuldig, althans meermaals, te bellen en/of
-die [slachtoffer 2] veelvuldig, althans meermaals, SMS- en/of Whatsapp- en/of Facebook- en/of Instagram-berichten te sturen (en daarbij de volgende berichten op te nemen:
-Ik verbouw je kankerkop en/of
-ik verziek je leven en/of
-Ik kom naar de zaak en/of
-ik steek je zaak in de fik en/of
-Ik maak je dood en/of
-Ik maak je kaal en/of
-ik gooi benzine over je heen en steek je in de fik en/of
-ik ga je helemaal kapot maken en/of
-ik steek een stok in je kop,
althans berichten met gelijke dreigende aard en/of strekking),
met het oogmerk die [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 28 juli 2020 tot en met 5 augustus 2020 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] veelvuldig, althans meermaals, SMS- en/of Whatsapp- en/of Facebook- en/of Instagram-berichten te sturen en daarbij de volgende berichten op te nemen:
-Ik verbouw je kankerkop en/of
-ik verziek je leven en/of
-Ik kom naar de zaak en/of
-ik steek je zaak in de fik en/of
-Ik maak je dood en/of
-Ik maak je kaal en/of
-ik gooi benzine over je heen en steek je in de fik en/of
-ik ga je helemaal kapot maken en/of
-ik steek een stok in je kop,
althans berichten met gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 9 augustus 2020 en 22 september 2020, genummerd PL0900-2020256750, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 489 als ook enkele losbladige processen-verbaal (waaronder het proces-verbaal van het overtreden van de schorsingsvoorwaarden). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 12.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 13.
4.Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 65.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 334.
7.Verklaring verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2021.