In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Blommers, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. R.M.H. Rokebrand. Eiseres had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het Uwv, waarin haar bezwaar tegen de vaststelling van haar arbeidsongeschiktheid ongegrond was verklaard. Eiseres was eerder 80-100% arbeidsongeschikt geacht, maar werd later ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 15-25%. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres zich ziek had gemeld vanwege whiplashklachten en later de diagnose fibromyalgie had gekregen. Eiseres betwistte de medische beoordeling van het Uwv en voerde aan dat er geen lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden, ondanks haar verzoek hierom. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende had gemotiveerd waarom een lichamelijk onderzoek niet had plaatsgevonden, vooral gezien de medische klachten van eiseres. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen en verklaarde het beroep gegrond. Het Uwv werd opgedragen om binnen acht weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, waarbij eiseres uitgenodigd moest worden voor een fysiek spreekuur. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.