ECLI:NL:RBMNE:2021:5230

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 20/3670
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

Op 28 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.J. de Kaste, een verzoek om proceskostenvergoeding indiende. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, heeft niet gereageerd op dit verzoek. De zaak betreft een eerder besluit van verweerder van 1 september 2020, waarbij verzoeker een woningurgentie werd verleend. Deze woningurgentie stelde verzoeker in staat om te reageren op appartementen vanaf de eerste verdieping. Op 25 juni 2021 heeft verweerder de woningurgentie van verzoeker verlengd, waardoor hij nu kon reageren op een vierkamer appartement of maisonette woning. Verzoeker heeft hierna zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verweerder met het besluit van 25 juni 2021 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van verzoeker. De rechtbank oordeelt dat de proceskosten van verzoeker, die door verweerder moeten worden vergoed, zijn vastgesteld op €1.496,-. Dit bedrag is berekend op basis van de punten die zijn toegekend voor het indienen van het beroepschrift en de aanwezigheid bij de zitting. Daarnaast moet verweerder ook het door verzoeker betaalde griffierecht van €178,- vergoeden. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze kosten aan verzoeker, en de uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3670

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 1 september 2020 een besluit genomen en daarin aan verzoeker een woningurgentie verleend, waarmee verzoeker kon reageren op appartementen vanaf de eerste verdieping. Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 25 juni 2021 heeft verweerder medegedeeld dat de woningurgentie van verzoeker wordt verlengd van 1 juli 2021 tot 1 januari 2022, waarmee hij kan reageren op een vierkamer appartement of maisonette woning. Verweerder heeft gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)). Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Er is sprake van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb indien het bestuursorgaan het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit geheel of gedeeltelijk neemt, tenzij dit besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd. [1]
3. De rechtbank moet daarom beoordelen of verweerder met het besluit van 25 juni 2021 geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van verzoeker tegen het bestreden besluit tegemoet is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoeker, nu verweerder conform het verzoek van verzoeker de woningurgentie heeft verleend voor een vierkamer appartement of maisonnette woning, terwijl de eerdere woningurgentie slechts was afgegeven voor appartementen vanaf de eerste verdieping. Niet is gebleken dat verweerder het besluit heeft genomen op andere gronden dan die verzoeker heeft aangevoerd in zijn beroepschrift.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op €1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het aanwezig zijn bij de zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht van €178,- aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb
).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.496,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat verzoeker heeft betaald moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 28 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), van 2 november 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BU3141