ECLI:NL:RBMNE:2021:5155

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
16.084457.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld en belaging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 25 oktober 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 maart 2021 in Utrecht heeft geprobeerd zijn ex-vriendin, het slachtoffer, met geweld te dwingen haar telefoon af te geven. Tijdens deze poging heeft hij haar zwaar lichamelijk letsel toegebracht door aan haar kaak te trekken, waardoor zij een tand heeft verloren en meerdere tanden zijn losgekomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uren. Daarnaast is er een contact- en locatieverbod opgelegd. De belaging bestond uit het sturen van een groot aantal WhatsApp-berichten en het ongewenst opzoeken van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 2.759,26, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.084457.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 augustus 2021 (pro forma) en 11 oktober 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E.W. van Voolen, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna te noemen: [slachtoffer] ) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 24 maart 2021 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] met geweld te dwingen een telefoon af te geven, waardoor hij aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten meerdere (los)getrokken tanden;
Feit 2
op 24 maart 2021 te Utrecht heeft geprobeerd met geweld een telefoon te stelen van [slachtoffer] , waardoor hij aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten meerdere (los)getrokken tanden;
Feit 3 primair
op 24 maart 2021 te Utrecht opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] , te weten meerdere (los)getrokken tanden;
Feit 3 subsidiair
op 24 maart 2021 te Utrecht heeft geprobeerd opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer] door zijn hand in de mond van [slachtoffer] te duwen en haar ademhaling te belemmeren en door aan haar onderkaak te trekken;
Feit 3 meer subsidiair
op 24 maart 2021 te Utrecht [slachtoffer] heeft mishandeld, waardoor hij aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten meerdere (los)getrokken tanden;
Feit 4
in de periode van 28 februari 2021 tot en met 18 juni 2021 te Utrecht en/of Zevenbergen [slachtoffer] heeft belaagd door het sturen van tekstberichten en door haar op te zoeken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing niet wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft verzocht verdachte van dat feit vrij te spreken.
Het onder 2 en 4 ten laste gelegde acht de officier van justitie wel wettig en overtuigend te bewijzen.
Met betrekking tot de onder 3 in meerdere varianten ten laste gelegde mishandeling heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eendaadse samenloop met de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Zij heeft daarom verzocht verdachte van het onder 3 ten laste gelegde ook vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe een aantal verweren aangevoerd. De rechtbank zal de relevante verweren in haar vonnis bespreken.
Met betrekking tot de onder 4 ten laste gelegde belaging heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Conclusie
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten. Voor het onder 1 ten laste gelegde acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig. Van dat feit zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
De rechtbank zal hierna uiteenzetten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Vrijspraak feit 1, poging afpersing
Niet vastgesteld kan worden dat verdachte met geweld heeft geprobeerd [slachtoffer] te dwingen haar telefoon af te geven. Dat betekent dat geen sprake is van een poging tot afpersing.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3 primair: diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg en zware mishandeling
Bewijsmiddelen
De rechtbank stelt de redengevende feiten en omstandigheden vast op basis van de volgende wettige bewijsmiddelen [1] :
[slachtoffer] heeft als aangeefster – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 24 maart 2021 zag ik dat [verdachte] uit de berging van mijn flatgebouw aan de [straat] te [woonplaats] kwam. Ik merkte dat [verdachte] mij hard vastpakte. Hij trok mij hard de berging in. [verdachte] duwde erg hard zijn hand op mijn mond. [2] Hierop duwde [verdachte] mij op de grond. Hierop schreeuwde [verdachte] tegen mij dat hij mijn telefoon wilde hebben. [verdachte] ging boven op mijn bovenbenen zitten. Hij sloeg mij meermaals in mijn zij en tastte met zijn hand al mijn zakken van mijn kleding af op zoek naar mijn telefoon. Hierna duwde hij zo hard zijn hand op mijn mond en neus dat ik geen adem meer kreeg. Ik probeerde in zijn hand te bijten. Hierop duwde hij zijn vingers gebogen zo hard en diep in mijn mond, dat ik wederom bijna geen adem meer kreeg. Hierop voelde ik dat hij met zijn vingers mijn onderkaak vastpakte. Vervolgens zag ik dat de buurvrouw naar beneden was gekomen. Hierop trok [verdachte] zijn hand hard terug en trok opzettelijk aan mijn onderkaak. Ik voelde een enorme pijnscheut en voelde dat mijn tand uit mijn mond werd getrokken. Hierop zag ik dat [verdachte] hard wegrende. [3] Op foto’s die als bijlagen bij de aangifte zijn gevoegd, is te zien dat aangeefster een ondertand mist [4] en dat zij bloeduitstortingen heeft in haar gezicht. [5]
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster [slachtoffer] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben op 24 maart 2021 onderzocht door een kaakchirurg. Er is een tand door [verdachte] uitgetrokken, de tand ernaast zit dusdanig los dat het niet meer vastgezet kan worden. Op 27 maart 2021 ben ik nog ter controle naar de tandarts geweest omdat het plaatje los zat. [6] Op het moment dat hij mijn mond weer stevig dicht drukte, zag ik een mogelijkheid om in zijn hand te bijten. Direct daarna deed [verdachte] 4 vingers in mijn mond. Ik voelde dat hij met al zijn gewicht aan mijn onderkaak trok. [7]
[getuige] heeft als getuige bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 24 april 2021 was ik in mijn woning aan de [straat] te [woonplaats] . Ik hoorde een vrouw om hulp roepen. Ik ging naar beneden en kwam in de portiek. Ik zag mijn buurvrouw in de berging op de grond zitten. Ik zag dat een man zijn hand in de mond van mijn buurvrouw had. Ik zag dat de man snel wegging. Ik zag dat de vrouw bloed in haar gezicht had. [8]
[getuige] heeft als getuige bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag die meneer die mevrouw (mijn buurvrouw) vasthouden. Die man had haar vast met één hand, met een paar gekromde vingers, geklemd achter haar ondertanden voor in haar mond. [9] Hij trok aan haar tanden. [10]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 24 maart 2021 kregen we de opdracht te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Ik, Walpen, zag een vrouw in de portiek staan, [getuige] . [11] Ik nam van haar een getuigenverklaring op. In de getuigenverklaring heb ik abusievelijk een foutieve datum vermeld. Er staat: 24 april 2021. Dat moet zijn: 24 maart 2021. [12]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 24 maart 2021 zag ik [slachtoffer] in de portiek voor de berging van haar flatgebouw. Ik wilde de telefoon pakken die ik bij haar zag. Zij beet in mijn hand. Ik heb mijn hand teruggetrokken uit haar mond. [13]
In een chatgesprek met verbalisant [verbalisant 3] op 24 maart 2021 heeft verdachte – zakelijk weergegeven – het volgende geschreven:
Zij beet in mijn hand en vingers. Daarop duwde ik haar in de schuur en met mijn andere hand duwde ik tegen haar hoofd en daarop ging haar tand eruit. [14]
Tandarts [tandarts] heeft op vragen over het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In de mond was zichtbaar dat de twee voorste ondervoortanden (resp 31 en 41) waren vastgespalkt aan de rest van de ondertanden door de kaakchirurg, maar dat de spalk gedeeltelijk was losgekomen. Na het verwijderen van de spalk was er sprake van een mobiliteit van 2 tot 3 bij de onderste voortanden 31 en 41. Dit wil zeggen dat de tanden bijna volledig loszitten, waardoor ze helaas niet meer te behouden zijn en geëxtraheerd moeten worden. Er komt tijdelijk een immediaatprothese op de plekken 31-41. Dit wil zeggen dat er direct een kunstplaatje wordt geplaatst nadat de extractie heeft plaats gevonden. Als de snijtanden stabiel zijn wordt er gekozen voor een brug om het hiaat (gat bij de voortanden) op te vullen. Deze brug zal dan lopen vanaf de linker onderhoektand naar de rechter onderhoektand waarbij gebruik wordt gemaakt van 2 dummy voortanden (31-41). [15] Dit traject kan 3 maanden tot een jaar duren, afhankelijk van het herstel van het tandvlees en de rest van de onder voortanden. [16]
Bewijsoverweging
Toebehoren van de telefoon
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft geprobeerd de telefoon weg te nemen, die [slachtoffer] op dat moment onder zich had. Verdachte heeft dat ter terechtzitting bekend. Hij heeft immers verklaard dat hij probeerde te telefoon te pakken die hij bij [slachtoffer] zag.
Voor een bewezenverklaring van diefstal moet daarnaast kunnen worden vastgesteld dat de telefoon die verdachte probeerde weg te nemen, geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde, in ieder geval, aan een ander dan aan verdachte. Volgens de verdediging was dat niet het geval. Verdachte zou de telefoon in december hebben aangeschaft. Ter onderbouwing daarvan heeft hij een print van internetbankieren laten zien, waarop een betaling – zonder duidelijke omschrijving – aan CoolBlue is te zien.. Daarna zou hij de telefoon in de woning van [slachtoffer] hebben laten liggen, om die op enig moment alsnog zelf in gebruik te nemen.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip toebehoren in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) niet kan worden gelijkgesteld met het civielrechtelijk begrippenkader van eigendom. Dat verdachte de telefoon zou hebben aangeschaft, is in dit geval dan ook niet bepalend voor de invulling van het begrip toebehoren. Het feit dat verdachte na de aanschaf van de telefoon in december 2020 niets meer met de telefoon heeft gedaan, vormt daarentegen een aanwijzing dat de telefoon in maart 2021 niet meer aan hem toebehoorde. Daarbij betrekt de rechtbank dat het niet gangbaar is om een dergelijke nieuwe telefoon zolang ongebruikt te laten liggen. Dat [slachtoffer] de telefoon tot haar beschikking had op 24 maart 2021 is dan ook voldoende voor een bewezenverklaring van het geheel of ten dele toebehoren van de telefoon aan haar in strafrechtelijke zin.
Het geweld
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat de diefstal van de telefoon is vergezeld van geweld.
[slachtoffer] heeft over de verschillende geweldshandelingen een verklaring afgelegd. Een onderdeel van die geweldshandelingen was het trekken aan haar kaak. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] over alle ten laste gelegde geweldshandelingen geloofwaardig. De verklaring vindt immers op cruciale onderdelen steun in ander bewijsmateriaal.
Dat er sprake was van een geweldssituatie in de berging, wordt in de eerste plaats bevestigd door verdachte zelf. Hij vertelt in een chatgesprek met een verbalisant onder meer over het duwen van [slachtoffer] in de berging. Hij vertelt ook dat [slachtoffer] door zijn handelen haar tand verloor.Ook vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de verklaring van de buurvrouw, getuige [getuige] . Deze getuige heeft in de eerste plaats het geluid waargenomen dat past bij een situatie van geweld. Zij hoorde [slachtoffer] om hulp roepen. Het trekken aan de kaak heeft zij vervolgens zelf waargenomen. Ook zag zij bloed bij [slachtoffer] . De rechtbank heeft geen reden om aan de waarnemingen van deze getuige te twijfelen. Daarbij betrekt zij dat de getuige details noemt, die overeenkomen met details in de verklaring van [slachtoffer] . Zo verklaren beiden dat verdachte zijn vingers gekromd dan wel gebogen in de mond van [slachtoffer] had.
Ten slotte vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de foto’s, waarop het letsel in het gezicht van aangeefster is te zien.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte de geweldshandelingen heeft gepleegd met het oogmerk om de poging van de diefstal van de telefoon gemakkelijk te maken. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte tijdens het verrichten van de geweldshandelingen heeft geschreeuwd dat hij de telefoon wilde hebben. Verdachte heeft dat in zoverre bevestigd dat hij heeft verklaard dat hij tijdens het incident in de berging de telefoon van [slachtoffer] wilde pakken.
Dat aan het trekken aan de kaak van [slachtoffer] een beet van [slachtoffer] vooraf is gegaan, maakt nog niet dat het oogmerk niet mede op die geweldshandeling was gericht. Het bijten in de hand door [slachtoffer] kan ook niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, waartegen verdachte zichzelf noodzakelijk moest verdedigen. De beet door [slachtoffer] is immers een reactie geweest op het daaraan voorafgaand door verdachte toegepaste geweld, namelijk het brengen van zijn hand in de mond van [slachtoffer] . Dat betekent dat de rechtbank het beroep op noodweer verwerpt.
Het letsel
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat [slachtoffer] ten gevolge van het door verdachte gepleegde geweld letsel heeft opgelopen. Zij heeft één tand verloren en meerdere tanden zijn los komen te zitten. Dit letsel is ontstaan bij het trekken aan de onderkaak van [slachtoffer] .
Aan de orde is de vraag of dit letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Bij de beantwoording van die vraag is de aard van het letsel van belang, de noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. Gebitsschade kan niet zonder meer worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Daarvoor is een nadere specifieke vaststelling met betrekking tot de bijzondere noodzaak en de aard van het medische tandheelkundige ingrijpen noodzakelijk. [17]
In dit geval blijkt uit de bewijsmiddelen onder meer dat [slachtoffer] direct na het incident een behandeling heeft moeten ondergaan bij de kaakchirurg om de losgeraakte tanden vast te zetten. Uit het verslag van de Tandartspraktijk Mondzorg Centrum Nederland blijkt dat vervolgens meerdere medische behandelingen noodzakelijk zijn (geweest) voor het herstel van het gebit van [slachtoffer] . Dit traject kan drie maanden tot een jaar duren.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat dit letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Zij komt daarmee tot een bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging van feit 2.
Het trekken aan de kaak is een geweldshandeling die naar haar uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van het hiervoor beschreven zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. Daarbij betrekt de rechtbank dat de kaak zelf weliswaar een sterk onderdeel is van het lichaam, maar dat de tanden die zich in de kaak bevinden niet bestand zijn tegen een dergelijke geweldshandeling. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van het bij [slachtoffer] geconstateerde zwaar lichamelijk letsel. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 3 primair van de tenlastelegging.
Eendaadse samenloop
Zoals hiervoor overwogen, is het intreden van het zwaar lichamelijk letsel niet alleen bewezenverklaard als gevolg van de onder 2 ten laste gelegde diefstal met geweld. Het toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel levert ook een bewezenverklaring op van de onder 3 primair ten laste gelegde zware mishandeling. Dat zijn twee afzonderlijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen van deze twee afzonderlijke feiten in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. Dat geldt in dit geval te meer, nu het bij een poging tot diefstal is gebleven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop in de zin van artikel 55, eerste lid, Sr. Dat de strekking van de strafbepalingen van art. 312 Sr en artikel 302 Sr enigszins uiteenlopen, staat niet in de weg aan het aannemen van eendaadse samenloop. [18] Alleen als het geweld lós van de diefstal staat, is sprake zijn van gewone, meerdaadse, samenloop. Dat is hier niet het geval.
Dat sprake is van eendaadse samenloop, leidt niet tot een vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde. Wel zal de eendaadse samenloop tot uitdrukking komen in de strafmaat.
Bewezenverklaring feit 4, belaging
Verdachte heeft het feit bekend en de verdediging heeft geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
- de verklaring van aangeefster [slachtoffer] zoals afgelegd bij de politie op 28 maart 2021; [19]
- de bevindingen met betrekking tot het onderzoek naar chatgesprekken op de telefoon van aangeefster [slachtoffer] ; [20]
- de bevindingen met betrekking tot printscreens van berichten van de telefoon van aangeefster [slachtoffer] ; [21]
- de verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2021. [22]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
op 24 maart 2021 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een telefoon, die geheel of ten dele aan [slachtoffer] toebehoorde, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen en deze voorgenomen diefstal te doen
vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken,
- die [slachtoffer] in de berging van haar, [slachtoffer] , woning heeft opgewacht en
- die [slachtoffer] met kracht heeft vastgepakt en die [slachtoffer] in voornoemde berging heeft getrokken en
- met kracht meerdere keren zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en daarbij die [slachtoffer] op de grond heeft geduwd en
- tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat hij, verdachte, de telefoon van die
[slachtoffer] wilde hebben
- vervolgens op de bovenbenen van die [slachtoffer] is gaan zitten en die
[slachtoffer] met kracht meerdere keren in de zij heeft geslagen en
- de zakken van de kleding van die [slachtoffer] heeft afgetast en met kracht met zijn, verdachtes, hand op de mond en de neus van die [slachtoffer] heeft gedrukt, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, en
- vervolgens met kracht meerdere vingers van zijn, verdachtes, hand ver in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, en
- vervolgens met die vingers met kracht de onderkaak van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en heeft vastgehouden en daarna met kracht aan die onderkaak heeft getrokken, waardoor verdachte die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten meerdere tanden uit de mond van die [slachtoffer] heeft (los)getrokken, en
- daarna is weggerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 3
op 24 maart 2021 te Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten meerdere tanden uit de mond van die [slachtoffer] heeft (los)getrokken, door
- met kracht meerdere vingers van zijn, verdachtes, hand ver in de mond van die [slachtoffer] te duwen, en
- vervolgens met die vingers met kracht de onderkaak van die [slachtoffer] vast te pakken en vast te houden en daarna met kracht aan die onderkaak te trekken;
Feit 4
in de periode van 28 februari 2021 tot en met 18 juni 2021 te Utrecht,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
in de periode van 28 februari 2021 tot en met 24 maart 2021 meerdere WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer] te sturen en
in de periode van 24 maart 2021 tot en met 26 maart 2021 een (verjaardags)kaart
naar die [slachtoffer] te sturen en
in de periode van 28 februari 2021 tot en met 24 maart 2021 die [slachtoffer] (fysiek) op te zoeken, en in de periode van 11 juni 2021 tot en met 18 juni 2021 meerdere WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer] te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen en te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2 en feit 3 primair
eendaadse samenloop van:
poging tot diefstal met geweld, vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft
en
zware mishandeling
Feit 4
belaging

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 101 dagen, althans het aantal dagen dat verdachte voorlopig gehecht is geweest, met aftrek van het voorarrest;
- een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan diagnostiek en ambulante behandeling, een contactverbod en een locatieverbod, een en ander met dadelijke uitvoerbaarheid daarvan;
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met de oplegging van een straf die gelijk is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft [slachtoffer] lastig gevallen met het sturen van een groot aantal Whatsapp-berichten. In die berichten heeft hij een dwingende toon aangenomen. Ondanks dat [slachtoffer] meermalen heeft laten weten niet met hem te willen praten, is hij berichten naar haar blijven sturen. Daarin heeft hij onder meer gedreigd persoonlijke informatie over haar te verspreiden. Het versturen van deze berichten heeft de rechtbank onder feit 4 bewezen verklaard als belaging.
De Whatsapp-berichten gingen ook over het ophalen van spullen. Hij heeft [slachtoffer] in dat kader op verschillende momenten opgezocht, terwijl zij van te voren had aangegeven dat zij dat niet wilde. Het ongewenst opzoeken van [slachtoffer] vormt een onderdeel van de onder 4 bewezen verklaarde belaging.
Door het sturen van de berichten en het ongewenst opzoeken van [slachtoffer] heeft verdachte het gevoel van veiligheid en welbehagen van [slachtoffer] aangetast. De rechtbank rekent dit verdachte aan. De aantasting van het gevoel van veiligheid en welbehagen heeft verdachte versterkt, door [slachtoffer] op 24 maart 2021 op te wachten in de berging van haar flat. Dat heeft geleid tot het geweldsincident, zoals bewezen verklaard onder de feiten 2 en 3 primair. Dit incident heeft naast de aantasting van haar gevoel van veiligheid psychische angst bij [slachtoffer] veroorzaakt. Hij heeft bij dit incident immers zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] toegebracht. Door de zichtbaarheid van dit letsel wordt zij nog regelmatig met dit geweldsincident geconfronteerd. Die confrontatie beïnvloedt de impact ervan.
Aan de hiervoor beschreven gedragingen is de beëindiging van de relatie tussen verdachte en [slachtoffer] voorafgegaan. Dat deze beëindiging van de relatie mogelijk als verrassing is gekomen voor verdachte en bij hem tot frustraties heeft geleid, vormt geen enkele rechtvaardiging voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
In de justitiële documentatie van verdachte van 21 juli 2021 is te zien dat verdachte niet eerder door de rechter is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dat betekent dat geen sprake is van recidive.
In het psychosociaal functioneren van verdachte ziet de reclassering echter een risico voor eventueel toekomstig delictgedrag. Dat staat in het rapport van 23 september 2021. Er bestaat een vermoeden dat gevoelens van onmacht en onbegrip na de relatiebreuk met [slachtoffer] factoren zijn die ten grondslag hebben gelegen aan het delictgedrag. Ook kan er gesproken worden van excessief en sadistisch geweld. De reclassering heeft daarom geadviseerd in geval van een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf om meer zicht te krijgen op dat psychosociaal functioneren. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden mee te werken. De rechtbank zal de reclassering dan ook volgen in dat advies.
De straf
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte van de straf normaliter de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Door het gebruik van deze oriëntatiepunten wordt er binnen de rechtspraak naar gestreefd voor soortgelijke feiten ook soortgelijke straffen op te leggen. In dit geval gaat het echter om een zeer specifiek feitencomplex. De oriëntatiepunten voorzien daar niet in. De rechtbank heeft daarom aansluiting gezocht bij andere rechterlijke uitspraken in soortgelijke zaken. Daarbij ligt de nadruk op het gepleegde geweldsincident. Omdat de rechtbank het geweldsincident heeft gekwalificeerd als een eendaadse samenloop van twee afzonderlijk bewezenverklaarde geweldsfeiten, zal zij bij de strafbepaling slechts uitgaan van de poging tot diefstal met geweld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte al een periode van 103 dagen in voorarrest heeft doorgebracht in deze zaak. Zijn voorlopige hechtenis is inmiddels geschorst en verdachte heeft laten zien de goede weg te zijn ingeslagen. De rechtbank acht het tegen die achtergrond niet in het belang van verdachte of de samenleving om verdachte terug naar de gevangenis te laten gaan. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, waaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld. Zij zal daartoe een gevangenisstraf opleggen van in totaal zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De ernst van de gedragingen van verdachte vragen echter ook om een onvoorwaardelijk strafdeel dat hij ook na deze uitspraak nog zal moeten voelen. Om die reden zal de rechtbank naast de nog op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen. Een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis acht zij in dit verband passend.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van verdachte is bij bevel van 23 augustus 2021 tot aan het moment waarop uitspraak wordt gedaan, geschorst. Dat betekent dat de voorlopige hechtenis van verdachte, indien daarop niet andersluidend wordt beslist, op dat moment weer herleeft. De rechtbank stelt vast dat verdachte reeds langere tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten (103 dagen) dan aan hem als onvoorwaardelijk deel aan gevangenisstraf zal worden opgelegd (90 dagen). Gelet hierop zal de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Alhoewel de rechtbank bij de op te leggen straf het geweldsincident als uitgangspunt heeft genomen, acht zij het in verband met de bewezenverklaarde belaging ook van belang een contact- en locatieverbod op te leggen. Het contactverbod heeft betrekking op [slachtoffer] en haar zus [A ] , het locatieverbod op de stad Utrecht. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank het passend en geboden deze verboden niet alleen op te leggen in het kader van de bijzondere voorwaarden, maar ook in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr. Aan de voorwaarden voor de oplegging van een dergelijke maatregel is voldaan. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde belaging moet er immers ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend gedraagt jegens [slachtoffer] . Daarbij is ter zitting gebleken dat de civielrechtelijke twist tussen verdachte en [slachtoffer] over de verdeling van spullen nog niet is opgelost. De rechtbank zal deze maatregel gelet op het karakter ervan dadelijk uitvoerbaar verklaren. Met het dadelijk uitvoerbaar verklaren van deze maatregel, komt de reden voor het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de bijzondere voorwaarden te vervallen.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Ook zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis. Daarnaast zal de rechtbank als vrijheidsbenemende maatregel een contact- en locatieverbod opleggen voor de duur van twee jaren, met dadelijke uitvoerbaarverklaring. Per overtreding zal hier één maand hechtenis tegenover staan, met een maximum van zes maanden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.759,26. Dit bedrag bestaat uit € 759,26 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij de vordering voldoende heeft onderbouwd voor zover de vordering ziet op de materiële schade. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd het bedrag van € 759,26 toe te wijzen.
Voor wat betreft de immateriële schade acht de officier van justitie de toekenning van een bedrag van € 2.000,- passend.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, behalve voor zover de vordering ziet op de kosten van de aanschaf van de camera. Deze kosten staan immers in een rechtstreeks verband met de ten laste gelegde belaging, welk feit door de verdachte wordt bekend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de vordering tot schadevergoeding voldoende heeft onderbouwd, voor zover deze vordering ziet op de materiële schade. De rechtbank zal daarom de vordering van de materiële schade van € 759,26 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De rechtbank acht aannemelijk dat de benadeelde partij ten gevolgde van de onder 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten ook rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Sprake is van schade ten gevolge van lichamelijk letsel in de zin van artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank zal de immateriële schade op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 2.000,-- . De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij bedragen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal daarom de vordering van de immateriële schade tot het bedrag van € 2.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.759,26, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 37 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 55, 57, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2, 3 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van drie maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Breda op het adres Langendijk 34 te Breda, tel. 088-8041505 en dat hij zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat diagnostiek en daarop volgend behandeling wordt ingezet door een forensische polikliniek, waarbij verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich laat behandelen door GGZ WNB of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, welke behandeling de gehele proeftijd duurt of zoveel
korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling en waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer] en/of haar familie zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- dat verdachte zich niet bevindt in de stad Utrecht zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;
Vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor
duur van twee jaren;
-beveelt dat verdachte op geen enkele wijze contact heeft of zoekt met [slachtoffer] en/of [A ] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
-beveelt dat verdachte zich niet bevindt in de stad Utrecht, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
-verklaart deze maatregel dadelijk uitvoerbaar;
-beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel wordt vervangen door één week hechtenis per overtreding, met een maximum van zes maanden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor de onder 2, 3 primair 4 ten laste gelegde feiten toe tot een bedrag van € 2.759,26, waarvan € 759,26 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart de vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij deze vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.759,26 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 37 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Raedts, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2021.
Mr. I. Jadib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval enig goed, die
geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde,
- die [slachtoffer] in de berging van haar, [slachtoffer] , woning heeft opgewacht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] in
voornoemde berging heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) (met kracht) een of meerdere ke(e)r(en) zijn, verdachtes, hand op de
mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of (daarbij) die [slachtoffer] op de grond heeft
geduwd en/of
- ( terwijl) tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat hij, verdachte, de telefoon van die
[slachtoffer] wilde hebben en/of
- ( vervolgens) op de bovenbenen van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (daarbij) die
[slachtoffer] (met kracht) een of meerdere ke(e)ren in de zij, althans het bovenlichaam,
heeft gestompt/geslagen en/of
- ( vervolgens) de zakken van de kleding van die [slachtoffer] heeft afgetast en/of (terwijl
hij) met kracht met zijn, verdachtes, hand op de mond en/of de neus van die [slachtoffer]
heeft gedrukt, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) een of meerdere vingers van zijn, verdachtes, (linker)
hand (ver) in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gestopt, waardoor de
ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) met die vingers en/of zijn, verdachtes, (linker) hand (met kracht) de
onderkaak van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of (daarna)
(met kracht) aan die onderkaak heeft getrokken, waardoor verdachte die [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een of meerdere tand(en) uit de
mond van die [slachtoffer] heeft (los)getrokken, en/of
- ( daarna) (hard) is weggerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 312 lid 2 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen en deze voorgenomen diefstal te doen
voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen die [slachtoffer] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [slachtoffer] in de berging van haar, [slachtoffer] , woning heeft opgewacht en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] (met kracht) heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer] in
voornoemde berging heeft getrokken en/of
- ( vervolgens) (met kracht) een of meerdere ke(e)r(en) zijn, verdachtes, hand op de
mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt en/of (daarbij) die [slachtoffer] op de grond heeft
geduwd en/of
- ( terwijl) tegen die [slachtoffer] heeft geschreeuwd dat hij, verdachte, de telefoon van die
[slachtoffer] wilde hebben en/of
- ( vervolgens) op de bovenbenen van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of (daarbij) die
[slachtoffer] (met kracht) een of meerdere ke(e)ren in de zij, althans het bovenlichaam,
heeft gestompt/geslagen en/of
- ( vervolgens) de zakken van de kleding van die [slachtoffer] heeft afgetast en/of (terwijl
hij) met kracht met zijn, verdachtes, hand op de mond en/of de neus van die [slachtoffer]
heeft gedrukt, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) (met kracht) een of meerdere vingers van zijn, verdachtes, (linker)
hand (ver) in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gestopt, waardoor de
ademhaling van die [slachtoffer] werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) met die vingers en/of zijn, verdachtes, (linker) hand (met kracht) de
onderkaak van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of (daarna)
(met kracht) aan die onderkaak heeft getrokken, waardoor verdachte die [slachtoffer]
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een of meerdere tand(en) uit de
mond van die [slachtoffer] heeft (los)getrokken, en/of
- ( daarna) (hard) is weggerend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
Feit 3
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een of meerdere tanden uit de
mond van die [slachtoffer] heeft (los)getrokken, door
- ( met kracht) een of meerdere vingers van zijn, verdachtes, (linker) hand (ver) in de
mond van die [slachtoffer] te duwen/stoppen, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer]
werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) met die vingers en/of zijn, verdachtes, (linker) hand (met kracht) de
onderkaak van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarna) (met
kracht) aan die onderkaak te trekken;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( met kracht) een of meerdere vingers van zijn, verdachtes, (linker) hand (ver) in de
mond van die [slachtoffer] heeft geduwd/gestopt, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer]
werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) met die vingers en/of zijn, verdachtes, (linker) hand (met kracht) de
onderkaak van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of heeft vastgehouden en/of (daarna)
(met kracht) aan die onderkaak heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2021 te Utrecht, althans in Nederland,
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- ( met kracht) een of meerdere ke(e)r(en) zijn, verdachtes, hand op de mond van die
[slachtoffer] te drukken en/of (daarbij) die [slachtoffer] op de grond te duwen en/of
- ( vervolgens) op de bovenbenen van die [slachtoffer] te gaan zitten en/of (daarbij) die
[slachtoffer] (met kracht) een of meerdere ke(e)ren in de zij, althans het bovenlichaam, te
stompen/slaan en/of
- ( met kracht) een of meerdere vingers van zijn, verdachtes, (linker) hand (ver) in de
mond van die [slachtoffer] te duwen/stoppen, waardoor de ademhaling van die [slachtoffer]
werd belemmerd, en/of
- ( vervolgens) met die vingers en/of zijn, verdachtes, (linker) hand (met kracht) de
onderkaak van die [slachtoffer] vast te pakken en/of vast te houden en/of (daarna) (met
kracht) aan die onderkaak te trekken,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere (los)getrokken
tanden, ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
Feit 4
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28
februari 2021 tot en met 18 juni 2021 te Utrecht en/of Zevenbergen, althans in
Nederland, (telkens) wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
op een of meerdere tijdstippen in de periode van 28 februari 2021 tot en met 24
maart 2021,
(telkens) een of meerdere (WhatsApp en/of e-mail)bericht(en) naar die [slachtoffer] te
sturen met onder andere de tekst:
- “ je ex liet je misbruiken en daar belde je de politie niet voor.. en ik lieg en je belt de
politie…ongelooflijk [slachtoffer] ongelooflijk” en/of
- “ waar ben je mee bezig [slachtoffer] … 4 jaar gooi jij weg” en/of
- “ Stalken.. we gaan het zien [slachtoffer] … jij hebt dit zelf veroorzaakt [slachtoffer] ”
en/of
- “ Laat me weten wanneer ik mijn laminaat eruit kan komen halen.. ikzelf” en/of
- “ Ga maar aangifte doen [slachtoffer] ” en/of
- “ Morgenochtend heeft je werkgever ook een enveloppe” en/of
- “ Deze gaat eerst met foto’s. 15 minuten nog. Ik haal alles zelf uit het huis laminaat
en kasten..of ik stuur ze per post zo meteen.. laat maar weten” en/of
- “ Nu gaat iedereen alles weten. En jou foto’s die ik genomen heb die in lingerie en
zo stuur ik per post ook naar iedereen zelfs naar [B] ”,
althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
in de periode van 24 maart 2021 tot en met 26 maart 2021 een (verjaardags)kaart
naar die [slachtoffer] te sturen met daarop de tekst “ [slachtoffer] , ván harte gefeliciteerd
met je 49ste verjaardag. Jammerhád het graag mét JE gevierd… 4 WAANZINNIG
mooie jaren..weg”, althans woorden van gelijke strekking en/of aard, en/of
op een of meerdere tijdstippen in de periode van 28 februari 2021 tot en met 24
maart 2021,
(telkens) die [slachtoffer] (fysiek) buiten haar, [slachtoffer] , woning op te wachten en/of die
[slachtoffer] in haar, [slachtoffer] , woning op te zoeken,
waarbij hij tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij met die [slachtoffer] wil praten en/of
waarna hij die [slachtoffer] achterna is gelopen en/of haar, [slachtoffer] , hondje heeft
opgepakt en/of dat hondje heeft weggenomen en/of
die [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) zijn, verdachtes, hand op haar,
[slachtoffer] , mond te drukken en/of die [slachtoffer] (met kracht) op de grond te duwen en/of
(vervolgens) op haar, [slachtoffer] , benen te gaan zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer]
(met kracht) in de zij, althans het (boven)lichaam, te stompen en/of te slaan en/of
(daarna)(met kracht) aan de onderkaak van die [slachtoffer] te trekken en/of (daarbij) een
of meerdere tand(en) van die [slachtoffer] los te trekken, en/of
op een of meerdere tijdstippen in de periode van 11 juni 2021 tot en met 18 juni
2021,
(telkens) een of meerdere (WhatsApp)bericht(en) naar die [slachtoffer] te sturen met
onder andere de tekst:
- " Had je bijna wat lekkers gestuurd. Een filmpj net gemaakt.." en/of
- " Snap je hoe het voelt voor mij dat je familie mij nu met de nek aankijkt om iets
dat in principe bij jou begonnen is door vreemd te gaan. Ik snap nog steeds niet
waarom je dat deed. Ben je nu gelukkiger dan toen wij samen waren [slachtoffer] .. Jij
zit zo diep in mijn hart [slachtoffer] en daarom doet dit zo'n verschrikkelijk veel pijn.
X" en/of
- " Weet je wat het is als iemand je zo op je ziel trapt waar je zo waanzinnig veel van
houdt en nog steeds. Doe er wat mee. Ga voor ons [slachtoffer] ." en/of
- " Ik kom overal achter dus ook je nummer. Kijk maar wat je doet of je me weer
aangeeft.",
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 april 2021 met nummer PL0900-2021094516 (zaaksnaam 31Laan21) doorgenummerd van pagina 1-257, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, district Stad-Utrecht. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 24 maart 2021, pag. 9.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 maart 2021, pag. 10.
4.Bijlage bij proces-verbaal van aangifte d.d. 24 maart 2021, pag. 13.
5.Bijlagen bij proces-verbaal van aangifte d.d. 24 maart 2021, pag. 12 en 14.
6.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 28 maart 2021, pag. 17.
7.Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 28 maart 2021, pag. 18.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de politie d.d. 24 maart 2021, pag. 55
9.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 23 augustus 2021, pag. 2 van het proces-verbaal.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 23 augustus 2021, pag. 3 van het proces-verbaal.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2021, pag. 59.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2021, pag. 60.
13.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2021.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2021, pag. 201.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2021, pag. 123.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2021, pag. 124.
19.Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 maart 2021, pag. 27, 28 en 29.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2021, pag. 132 en 133 met bijlagen.
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juli 2021, met bijlagen, onderdeel van het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullend proces-verbaal met nummer PL0900-2021191412.
22.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 oktober 2021.