In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 31 augustus 2021, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling van zijn partner op 30 december 2020 in Maarssen. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een zitting op 17 augustus 2021, waar de officier van justitie, mr. A.P. Altena, de vordering heeft gedaan en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. L.C. de Lange, pleitte voor vrijspraak. De tenlastelegging omvatte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangeefster, die meerdere blauwe plekken, een gekneusde vinger, een gescheurde lip en een losse tand had opgelopen.
De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen. De officier van justitie stelde dat het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte de handelingen had gepleegd, er onvoldoende bewijs was voor de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verklaringen van de aangeefster werden als inconsistent en beïnvloed door externe factoren beschouwd, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid ervan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de zware mishandeling als de poging daartoe, maar heeft wel de mishandeling van de aangeefster bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 73 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte, gezien zijn psychische problematiek en middelenmisbruik.