Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
ING Bank N.V., te Amsterdam, opposante,
verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
15 augustus 2008 [2] en het daarin beschreven uitgangspunt dat de wegingsfactor altijd dient te worden bepaald met inachtneming van de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting voor de rechtsbijstandverlener. Daarnaast ziet de BGHU zich gesteund in dit standpunt in de toelichting van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
.Deze situatie is hier aan de orde. De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding om af te wijken van het algemene uitgangspunt en dus een andere wegingsfactor dan 0,5 toe te passen. Het in de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam geformuleerde uitgangspunt en de toelichting bij Bpb is hiermee niet in tegenspraak. Integendeel, dit in deze uitspraak opgenomen uitgangspunt en de toelichting bij het Bpb heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch meegenomen bij het bepalen van de wegingsfactoren. Het beroep is dus gegrond. De bestreden uitspraak dient te worden vernietigd voor zover het de proceskostenvergoeding in bezwaar betreft. De rechtbank zal op dit punt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien en de proceskosten voor de bezwaarprocedure vaststellen op € 132,50 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde per punt van € 265,- en een wegingsfactor 0,5).
Beslissing
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.