20.Document 7 Correspondentie met de Russische Federatie
Dit is een document afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en is niet openbaar gemaakt door verweerder. Omdat hiertegen geen beroepsgronden zijn gericht, maakt dit geen onderdeel uit van het geschil en zal de rechtbank dit niet beoordelen.
21.
Dreigingsanalyses voor de sector Luchthavens van de MIVD van 30 mei 2014 en 10 november 2014 en van de AIVD van 20 mei 2014
Deze documenten vallen volgens verweerder buiten de reikwijdte van het verzoek. Voor het document van de MIVD van 30 mei 2014 en voor het document van de AIVD van 20 mei 2014 heeft verweerder aangevoerd dat in deze dreigingsanalyses geen informatie is opgenomen die van belang is voor de vliegramp van vlucht MH17. De rechtbank is het daar mee eens. Voor het document van 10 november 2014 heeft verweerder aangevoerd dat dit document dateert van na de vliegramp en daarom niet van belang is. De rechtbank stelt vast dat het document van 10 november 2014 een antwoord betreft van de MIVD op de halfjaarlijkse update dreigingsanalyse van de NCTV. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere motivering van verweerder niet te volgen is waarom paragraaf 2.6 van dit document niet binnen de bestuurlijke reikwijdte van dit geschil valt. De enkele omstandigheid dat de rapportage dateert van na de vliegramp is daarvoor onvoldoende. Verweerder zal in de gelegenheid gesteld worden om dit motiveringsgebrek te herstellen.
22. In het kader van de zienswijzeprocedure met de AVID, MIVD en de politie zijn er e-mails uitgewisseld. Deze stukken zijn met verzoek om geheimhouding aan de rechtbank overhandigd. Uit de gelakte versie blijkt dat er overleg is geweest over wat er openbaar gemaakt mocht worden uit bepaalde documenten. Omdat de gronden zich hier niet op richten zal de rechtbank deze e-mails niet beoordelen.
23. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat er meer omgevings- en onderliggende documenten moeten zijn van voor de vliegramp die ook een link hebben met vlucht MH17 en/of de situatie in Oekraïne en die betrekking hebben op de documenten 1 tot en met 6. De zoekslag is volgens eiseres onvoldoende geweest. Eiseres heeft op de zitting nog gesteld dat Eccairs-meldingen in 2014 naar de NCTV gestuurd zouden zijn en dat hier aanpalende documenten over moeten zijn.
24. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek gebleken is dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, is het naar vaste jurisprudentie van de ABRvSin beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
25. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat niet alle documenten in het Archief MH17 met een datum van vóór de vliegramp binnen de reikwijdte van dit verzoek vallen. De enkele stelling van eiseres, zonder dat zij daarvoor een concrete onderbouwing geeft, dat het niet anders kan dan dat er meer aanpalende documenten zijn, is in dit kader onvoldoende. Dat de verhuizing van Eccairs-meldingen naar de NCTV nieuwe documenten (‘omgevingsdocumenten’) moet hebben gecreëerd is dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt door eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de zoekslag van verweerder onvoldoende is geweest en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er nog andere aanpalende documenten zijn in relatie tot de MH17-ramp, die onder verweerder berusten en die niet op de inventarislijst staan vermeld.
26. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken - zoals geconstateerd in de overwegingen 11, 19 en 21 - te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit, of met een aanvullende motivering.
27. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
28. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
29. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
30. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzitter, en mr. P.J.M. Mol en mr. K. de Meulder, leden, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak
Bijlage: Wettelijk kader
Artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in
artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3 Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
5 Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.
6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7 Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8 Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 11 Wet openbaarheid van bestuur
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2 Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3 Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
4 In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.