ECLI:NL:RBMNE:2021:500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
UTR 19/2205-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wob-verzoek RTL Nieuws over documenten MH17

Op 11 februari 2021 heeft de rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in een zaak tussen RTL Nederland B.V. en de Minister van Justitie en Veiligheid. RTL Nieuws had op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) documenten verzocht die verband houden met de vliegramp van vlucht MH17. De rechtbank oordeelde dat de minister nader moet onderbouwen waarom bepaalde passages uit documenten niet openbaar kunnen worden gemaakt. Dit betreft met name drie specifieke documenten, waaronder een dreigingsanalyse en een intern verslag. De rechtbank heeft de minister zes weken de tijd gegeven om deze onderbouwing te geven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de minister in zijn zoektocht naar relevante documenten voldoende heeft gehandeld, en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zoekslag in het Archief MH17. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie in de omgang met informatie over de vliegramp, terwijl tegelijkertijd de belangen van nationale veiligheid en vertrouwelijkheid in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2205-T
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 11 februari 2021 in de zaak tussen
RTL Nederland B.V., te Hilversum, eiseres
(gemachtigde: mr. R. Vleugels),
en
de Minister van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. T.J. Sterkenburg).
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om openbaarmaking van documenten over de vliegramp met MH17 op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedeeltelijk afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij een passage in document 4 alsnog openbaar gemaakt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft verweerder verzocht de zienswijzen van de politie, de AIVD en de MIVD als gedingstuk over te leggen.
Verweerder heeft in reactie hierop deze zienswijzen ingebracht met het verzoek om geheimhouding, welk verzoek gedeeltelijk is toegewezen. Verweerder heeft daarna alsnog gelakte stukken ingediend, waarbij de rechtbank het verzoek om beperkte kennisneming heeft toegewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het Wob-verzoek
1. Een journalist van RTL Nieuws heeft namens eiseres op 19 juni 2017 een Wob-verzoek ingediend voor de index en de archieven van bestuursorganen die betrokken waren of zijn bij de ramp met vlucht MH17 en wat daarmee annex is (hierna: Archief MH17). Hierover is een bezwaarprocedure gevoerd, die ertoe heeft geleid dat eiseres dit verzoek heeft ingetrokken.
2. Op 10 januari 2018 heeft RTL Nieuws namens eiseres een nieuw, vervangend Wob-verzoek ingediend voor de index van het Archief MH17. Op 12 en 17 januari 2018 heeft eiseres dit verzoek nader gespecificeerd. Eiseres heeft verzocht om openbaarmaking op grond van de Wob van de volgende documenten:
(1) Alle documenten met betrekking tot het verzoek van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) uit april 2014 aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en aan de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) om dreigingsanalyses te maken van de veiligheid van de luchtvaart in verband met de situatie in Oekraïne.
(2) Alle correspondentie gewisseld tussen de NCTV en de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over de dreigingsanalyse van april 2014.
(3) Alle documenten met betrekking tot het Kiev-memorandum.
(4) Alle correspondentie en onderliggende documenten over de halfjaarlijkse dreigingsanalyse uit 2014 van de NCTV over de burgerluchtvaart.
(5) Alle documenten inzake het document van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) van 7 maart 2014.
(6) Alle onderliggende documenten met betrekking tot de factsheet ‘Vliegen boven Oekraïne’.
(7) De ‘notice to airmen’ (NOTAM) van 3 april 2014 van de Amerikaanse Federal Aviation Administration (FAA) (opgevraagd op 18 juli door het toenmalige ministerie van Infrastructuur en Milieu).
(8) Documenten met betrekking tot de verklaring van 6 mei 2014 van de European Civil Aviation Conference (ECAD) – DGCA-overleggen, die is gedeeld met de NCTV.
(9) Documenten met betrekking tot de State letter van de International Civil Aviation Organization (ICAO) van 2 april 2014.
(10) De informatie over het luchtruim boven Oekraïne. Deze informatie omvat onder meer een honderdtal incidenten in het luchtruim boven de Krim, waaronder het jammen/storen van de communicatie met het vliegverkeer.
(11) Alle meldingen uit het European Coordination Centre for Accidents and Incident Reporting Systems (Eccairs) uit 2014 over Oekraïne.
(12) (geactualiseerde) Werkafspraken uit 2013 met luchtvaartmaatschappijen over meldingen en waarschuwingen.
(13) Alle documenten die door of namens Nederlandse bestuursorganen inzake de MH17-vlucht van 17 juli 2014, waaronder de ramp met de nasleep, zijn gewisseld met Duitsland, Rusland, Maleisië, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Oekraïne. Documenten inzake Nederlandse lopende opsporing in strafrechtelijke zin mogen buiten beschouwing gelaten worden.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft het verzoek voor wat betreft een aantal documenten overgedragen aan de Ministers van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken, Infrastructuur en Waterstaat, Defensie en aan de korpschef van politie, omdat een deel van de documenten bij hen berust. Verweerder heeft het verzoek in behandeling genomen voor de resterende documenten die bij de onder zijn verantwoordelijkheid vallende NCTV berusten. Dat zijn de vijf punten genoemd in het Wob-verzoek onder 1, 2, 4, 8 en 12. Verweerder heeft na inventarisatie 6 documenten aangetroffen die onder dit Wob-verzoek vallen. Dit betreft:
1) Aanvraag dreigingsanalyse ten behoeve van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (Atb) sector Luchthavens van 8 april 2014;
2) Dreigingsanalyse ten behoeve van het Atb sector Luchthavens (politie) van 21 mei 2014;
3) Aanvraag dreigingsanalyse ten behoeve van het Atb sector Luchthavens van 22 september 2014;
4) Dreigingsanalyse ten behoeve van het Atb sector Luchthavens (politie) van 6 november 2014;
5) Draft Statement Ukraine van 6 mei 2014;
6) Directoraat-Generaal Bereikbaarheid, verslag (intern) van 9 mei 2014 van ECAD-DGCA.
4. Verweerder heeft de documenten opgenomen in een inventarislijst die als bijlage deel uitmaakt van het primaire besluit. Verweerder heeft de documenten met de nummers 1 en 3 met het primaire besluit gedeeltelijk openbaar gemaakt. Openbaarmaking van het restant is geweigerd met een beroep op artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob, en omdat het buiten de bestuurlijke aangelegenheid van het Wob-verzoek valt. De openbaarmaking van de documenten 2 en 4 heeft verweerder ook geweigerd omdat de informatie buiten de bestuurlijke aangelegenheid valt. In het bestreden besluit heeft verweerder document 4 alsnog gedeeltelijk openbaar gemaakt, voor zover dat document ziet op de situatie in Oekraïne. Voor de openbaarmaking van de documenten 5 en 6 heeft verweerder verwezen naar het besluit van 27 mei 2015 van de Minister van Infrastructuur en Milieu dat reeds is gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid. Openbaarmaking van document 5 is geheel geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob, waarbij voor de motivering wordt verwezen naar het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 27 mei 2015. Document 6 is geheel geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, waarbij voor de motivering naar hetzelfde besluit van 27 mei 2015 wordt verwezen.
5. In de bezwaarprocedure heeft verweerder een nieuwe zoekslag gedaan, die volgens hem volledig is geweest. De dreigingsanalyses van de AIVD van 20 mei 2014 en die van de MIVD van 30 mei 2014 en 10 november 2014 maken geen deel uit van het Archief MH17. Zij bevatten ook geen informatie over de veiligheidssituatie in Oekraïne of informatie die anderszins is te relateren aan de vliegramp met de MH17. Deze informatie valt volgens verweerder dus buiten het Wob-verzoek. Verweerder heeft naar aanleiding van de concretisering van het Wob-verzoek één document aangetroffen bij zijn ministerie (document 7) dat niet uitsluitend betrekking heeft op het strafrechtelijk onderzoek, namelijk een brief van 17 juni 2015 aan de Russische Federatie, die de Minister van Buitenlandse Zaken ter kennisgeving ook aan verweerder heeft gezonden. Dit document is beoordeeld in het besluit op bezwaar van de Minister van Buitenlandse Zaken. Verweerder ziet geen aanleiding om dit document op een andere wijze te beoordelen en verwijst daarom naar genoemd besluit.
De standpunten van partijen
6. Eiseres voert - kort samengevat - aan dat verweerder ten onrechte heeft aangenomen dat de periode voorafgaande aan de MH17-vliegramp buiten de bestuurlijke aangelegenheid valt van het Wob-verzoek. Volgens eiseres valt die periode ook onder de bestuurlijke aangelegenheid ‘MH17’ om een zo accuraat mogelijk beeld van de op het moment van de ramp beschikbare informatie te verkrijgen. In het Wob-verzoek staat niet dat de bestuurlijke aangelegenheid alleen MH17 is, maar ‘MH17 en wat daarmee samenhangt’. Alle MH17-documenten, inclusief aanpalende, moeten worden opgevat als vallend binnen de opgegeven bestuurlijke aangelegenheid en binnen het Archief MH17. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de rapportages van de AIVD en MIVD ook onder de Wob beoordeeld moeten worden. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat het haar met name gaat om de documenten 1, 5 en 6 en de omgevingsdocumenten die zijn ontstaan naar aanleiding van het doorsturen van Eccairs-meldingen uit 2014.
7. Verweerder erkent dat ook documenten over de periode van voor de vliegramp met de MH17 relevant kunnen zijn voor het Wob-verzoek. Het Archief MH17 bevat deze ook. Dat betekent echter niet dat alle documenten van voor de vliegramp die op enigerlei wijze betrekking hebben op de burgerluchtvaart onder de reikwijdte vallen van het verzoek. Verweerder heeft vastgesteld dat niet al die documenten een link hebben met de MH17 of met het oosten van Oekraïne. De documenten die vallen onder de reikwijdte van het Wob-verzoek moeten ten minste enige link hebben met de MH17 of het oosten van Oekraïne. De door eiseres genoemde documenten zijn door verweerder beoordeeld, maar een aantal daarvan bestaat niet of valt volgens hem niet onder de reikwijdte van het verzoek.
Oordeel rechtbank
Weigering tot (gedeeltelijke) openbaarmaking
8. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verweerder terecht (gedeeltelijke) openbaarmaking heeft geweigerd - of in het geval van een relatieve weigeringsrond heeft kunnen weigeren - op grond van de artikelen 10 en 11 van de Wob of omdat deze informatie niet onder deze bestuurlijke aangelegenheid valt. Het wettelijk kader wordt als bijlage aan deze uitspraak toegevoegd. Bij een relatieve weigeringsgrond, waarvan sprake is in artikel 10, tweede lid, van de Wob, moet het bestuursorgaan altijd een belangenafweging maken.
9. De rechtbank heeft kennis genomen van alle documenten waarvan de geheimhouding is toegewezen, zoals vermeld op de inventarislijst, alsmede van de dreigingsanalyses van de AIVD en MIVD. Eiseres heeft toestemming verleend om uitspraak te doen mede op de grondslag van de stukken waarop de geheimhouding ziet. De rechtbank stelt vast dat het beroep niet ziet op de weigering van informatie op grond van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob, zodat de rechtbank dat onderdeel niet beoordeelt.
10. De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen het erover eens zijn dat de reikwijdte van het Wob-verzoek betreft: de vliegramp met vlucht MH17 en de vorming van een archief over deze bestuurlijke aangelegenheid. Eiseres heeft verduidelijkt dat dit ook documenten betreft die daarmee samenhangen. Hierna zal op de verschillende documenten worden ingegaan.
11.
Document 1 Aanvraag dreigingsanalyse t.b.v. Atb sector Luchthavens van 8 april 2014
Dit document is afkomstig van de NCTV en verspreid onder de AIVD, MIVD en de politie. Verweerder heeft dit document gedeeltelijk openbaar gemaakt en drie blokken tekst weggelakt met de motivering dat dit buiten de bestuurlijke aangelegenheid valt. Met betrekking tot de eerste twee weggelakte stukken tekst is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet onder de reikwijdte van het Wob-verzoek valt. Zonder nadere motivering is echter niet duidelijk waarom de informatie die volgt achter het stuk tekst: “Is er sprake van eerdere inschattingen/analyses” buiten dit Wob- verzoek valt. Verweerder zal in de gelegenheid gesteld worden om dit motiveringsgebrek te herstellen.
12.
Document 2 Dreigingsanalyse t.b.v. Atb sector Luchthavens (Politie) van 21 mei 2014Dit document is afkomstig van de politie en gericht aan de NCTV. Verweerder heeft openbaarmaking van dit document geheel geweigerd omdat dit document volgens verweerder buiten de bestuurlijke aangelegenheid valt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit stuk terecht heeft geweigerd openbaar te maken, omdat het document geen informatie bevat over MH17, het luchtruim boven Oekraïne, of iets dat daarmee samenhangt.
13.
Document 3 Aanvraag dreigingsanalyse t.b.v. Atb sector Luchthavens van 22 september 2014)
Dit document is afkomstig van de NCTV en door verweerder gedeeltelijk openbaar gemaakt. Twee blokken tekst zijn weggelakt, omdat dit volgens verweerder buiten de bestuurlijke aangelegenheid valt. De rechtbank is van oordeel dat de weggelakte informatie buiten de reikwijdte van het verzoek valt en verweerder dus terecht heeft geweigerd deze informatie openbaar te maken.
14.
Document 4 Dreigingsanalyse t.b.v. Atb sector Luchthavens (Politie) van 6 november 2014
Dit document is afkomstig van de politie en niet openbaar gemaakt, met uitzondering van een blok tekst over de acute situatie in Oekraïne. Die informatie is in het bestreden besluit openbaar gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de rest van het document niet op deze bestuurlijke aangelegenheid ziet en verweerder dit dus terecht heeft geweigerd openbaar te maken.

15.Document 5 Draft Statement Ukraine van 6 mei 2014

Dit is een document dat aanvankelijk berustte bij de Minister van Infrastructuur en Milieu. Het document is al beoordeeld in het besluit van 27 mei 2015 van deze minister en geheel geweigerd op grond van artikel 10, tweede lid, onder a, van de Wob. Hieraan is in dat besluit ten grondslag gelegd dat het een concept betreft dat standpunten bevat van de betrokken internationale organisaties die niet zijn geaccordeerd door deze partijen. Bij openbaarmaking van dergelijke concepten is het belang van de betrekkingen van Nederland met deze organisaties in het geding. Dit belang zou kunnen worden geschaad als dit document openbaar zou worden gemaakt. De betrokken organisatie moet ervan uit kunnen gaan dat dergelijke concepten vertrouwelijk blijven. In de tussenuitspraak van 18 november 2018 [1] is geoordeeld dat de Minister van Infrastructuur en Milieu het herzieningsverzoek van eiseres terecht heeft afgewezen.
16. Verweerder neemt de motivering in het huidige besluit over en ziet in het tijdsverloop geen reden om hier nu anders over te oordelen. Eiseres stelt echter dat er sprake is van nieuwe feiten, omdat gebleken is dat deze documenten door het ministerie van Infrastructuur en Milieu zijn doorgezonden aan de NCTV. Daarnaast blijkt uit aanvullend onderzoek dat deze documenten wel over het luchtruim van Oekraïne handelen en dat het gaat om documenten die inmiddels vertrouwelijk naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.
16. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat duidelijk is dat dit document een concept betreft dat niet bedoeld is om openbaar te worden gemaakt. Verweerder heeft op grond van de voornoemde bepaling van de Wob openbaarmaking kunnen weigeren, omdat het openbaar maken van deze informatie niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met internationale organisaties. Het tijdsverloop heeft hierin naar het oordeel van de rechtbank geen verandering gebracht zodat dit de beoordeling niet anders maakt.

18.Document 6 DGB Verslag (intern) van 9 mei 2014

Dit is een document dat aanvankelijk berustte bij de Minister van Infrastructuur en Milieu. Het document is al beoordeeld in het besluit van 27 mei 2015 van deze minister. Hieraan is in dat besluit ten grondslag gelegd dat het definitieve verslag geheel is geweigerd op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob, omdat het zou gaan om een document dat is opgesteld ten behoeve van intern beraad en het persoonlijke beleidsopvattingen bevat. Nadien zou een officieel verslag van het document zijn gemaakt. Aangevoerd is dat voor zover feitelijke informatie in het document staat, dit zodanig verweven is met de persoonlijke beleidsopvattingen dat die daar niet los van kan worden gezien.
19. Verweerder neemt deze motivering in het huidige besluit over en de rechtbank zal dit beoordelen omdat volgens eiseres sprake is van nieuwe feiten. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere motivering niet vastgesteld kan worden dat het gehele verslag - ook ten aanzien van de feitelijkheden die er in genoemd worden - als persoonlijke beleidsopvatting moet gelden van de ambtenaar die het verslag heeft opgesteld voor intern beraad [2] . Dit behoeft daarom een nadere motivering van verweerder op dit punt. Verweerder zal in de gelegenheid gesteld worden om dit motiveringsgebrek te herstellen.

20.Document 7 Correspondentie met de Russische Federatie

Dit is een document afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en is niet openbaar gemaakt door verweerder. Omdat hiertegen geen beroepsgronden zijn gericht, maakt dit geen onderdeel uit van het geschil en zal de rechtbank dit niet beoordelen.
21.
Dreigingsanalyses voor de sector Luchthavens van de MIVD van 30 mei 2014 en 10 november 2014 en van de AIVD van 20 mei 2014
Deze documenten vallen volgens verweerder buiten de reikwijdte van het verzoek. Voor het document van de MIVD van 30 mei 2014 en voor het document van de AIVD van 20 mei 2014 heeft verweerder aangevoerd dat in deze dreigingsanalyses geen informatie is opgenomen die van belang is voor de vliegramp van vlucht MH17. De rechtbank is het daar mee eens. Voor het document van 10 november 2014 heeft verweerder aangevoerd dat dit document dateert van na de vliegramp en daarom niet van belang is. De rechtbank stelt vast dat het document van 10 november 2014 een antwoord betreft van de MIVD op de halfjaarlijkse update dreigingsanalyse van de NCTV. De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere motivering van verweerder niet te volgen is waarom paragraaf 2.6 van dit document niet binnen de bestuurlijke reikwijdte van dit geschil valt. De enkele omstandigheid dat de rapportage dateert van na de vliegramp is daarvoor onvoldoende. Verweerder zal in de gelegenheid gesteld worden om dit motiveringsgebrek te herstellen.
22. In het kader van de zienswijzeprocedure met de AVID, MIVD en de politie zijn er e-mails uitgewisseld. Deze stukken zijn met verzoek om geheimhouding aan de rechtbank overhandigd. Uit de gelakte versie blijkt dat er overleg is geweest over wat er openbaar gemaakt mocht worden uit bepaalde documenten. Omdat de gronden zich hier niet op richten zal de rechtbank deze e-mails niet beoordelen.
Zoekslag
23. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat er meer omgevings- en onderliggende documenten moeten zijn van voor de vliegramp die ook een link hebben met vlucht MH17 en/of de situatie in Oekraïne en die betrekking hebben op de documenten 1 tot en met 6. De zoekslag is volgens eiseres onvoldoende geweest. Eiseres heeft op de zitting nog gesteld dat Eccairs-meldingen in 2014 naar de NCTV gestuurd zouden zijn en dat hier aanpalende documenten over moeten zijn.
24. Wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek gebleken is dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, is het naar vaste jurisprudentie van de ABRvS [3] in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
25. Er bestaat naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de mededeling van verweerder dat niet alle documenten in het Archief MH17 met een datum van vóór de vliegramp binnen de reikwijdte van dit verzoek vallen. De enkele stelling van eiseres, zonder dat zij daarvoor een concrete onderbouwing geeft, dat het niet anders kan dan dat er meer aanpalende documenten zijn, is in dit kader onvoldoende. Dat de verhuizing van Eccairs-meldingen naar de NCTV nieuwe documenten (‘omgevingsdocumenten’) moet hebben gecreëerd is dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt door eiseres. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de zoekslag van verweerder onvoldoende is geweest en dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat er nog andere aanpalende documenten zijn in relatie tot de MH17-ramp, die onder verweerder berusten en die niet op de inventarislijst staan vermeld.
Conclusie
26. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken - zoals geconstateerd in de overwegingen 11, 19 en 21 - te herstellen. Dat herstellen kan met een nieuwe beslissing, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit, of met een aanvullende motivering.
27. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
28. Verweerder moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
29. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
30. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzitter, en mr. P.J.M. Mol en mr. K. de Meulder, leden, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 11 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak
Bijlage: Wettelijk kader
Artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur
1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 87 van de Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in
artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
3 Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking.
4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang.
5 Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter.
6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
7 Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;
b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage.
8 Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 11 Wet openbaarheid van bestuur
1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen.
2 Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3 Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt.
4 In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Het tweede lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:314) r.o. 5.1.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de ABRvS van 20 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1189 en van 10 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1815.