ECLI:NL:RBMNE:2021:4990

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 17/4853
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in ambtenarenrechtelijke zaak

In de zaak tussen verzoeker en de Korpschef van Politie heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan. Verzoeker had beroep ingesteld tegen het besluit van de Korpschef, waarin zijn bezwaar tegen de functieplaatsing en de toekenning van een toelage wegens onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW) ongegrond was verklaard. Verzoeker trok zijn beroep in, maar verzocht de rechtbank om de Korpschef te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de Korpschef in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar deze heeft niet binnen de gestelde termijn gereageerd. Aangezien geen van de partijen een zitting wenste, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij volledig gecompenseerd moet worden voor gemiste OVW-periodieken vanaf 1 januari 2012. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak waarin verzoeker een proceskostenvergoeding is toegekend, maar concludeert dat de Korpschef niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Daarom wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door rechter Y. Sneevliet en zal openbaar worden gemaakt. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/4853

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
en

de Korpschef van Politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2017 (primair besluit) heeft verweerder verzoeker met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 geplaatst op de functie van operationeel begeleider, een toelage wegens onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW) en een nader te bepalen compensatie toegekend.
In het besluit van 23 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 23 september 2020 heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
Nu geen van partijen desgevraagd heeft verklaard te willen worden gehoord op een zitting, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft in beroep aangevoerd dat hij volledig gecompenseerd moet worden voor gemiste OVW-periodieken vanaf 1 januari 2012.
3. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van vandaag, met nummer UTR 18/764 en UTR 18/766, waarbij aan verzoeker een proceskostenvergoeding is toegekend. In deze procedure is niet gesteld of gebleken dat verweerder voor het overige een aanvullend besluit heeft genomen waarin tegemoet is gekomen aan hetgeen verzoeker in beroep heeft aangevoerd.
4. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, op 14 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.