ECLI:NL:RBMNE:2021:4989

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 17/4847
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen Korpschef van Politie

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen verzoeker, een ambtenaar, en de Korpschef van Politie. Verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van de Korpschef, waarin zijn bezwaar tegen de toekenning van een functie en bijbehorende toelage werd afgewezen. In eerdere besluiten had de Korpschef verzoeker met terugwerkende kracht een functie als operationeel begeleider toegekend, evenals een toelage wegens onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW) en een eenmalig bedrag. Na aanvulling van het bestreden besluit door de Korpschef, trok verzoeker zijn beroep in, maar verzocht hij wel om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Korpschef niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker om proceskostenvergoeding. Aangezien geen van de partijen heeft aangegeven gehoord te willen worden op een zitting, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting. De rechtbank overweegt dat op basis van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenvergoeding kan worden toegewezen als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert echter dat de Korpschef niet tegemoet is gekomen aan de overige verzoeken van verzoeker, en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak is gedaan door rechter Y. Sneevliet en is openbaar gemaakt. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal een beroepschrift in te dienen bij de Centrale Raad van Beroep als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 17/4847

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
en

de Korpschef van Politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 20 april 2017 (primair besluit) heeft verweerder verzoeker met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 geplaatst op de functie van operationeel begeleider, een toelage wegens onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW) en een nader te bepalen compensatie toegekend.
In het besluit van 23 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluiten van 17 maart 2020 en van 11 mei 2020 heeft verweerder het bestreden besluit aangevuld en verzoeker een eenmalig bedrag toegekend en vier extra OVW-periodieken.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
Nu geen van partijen desgevraagd heeft verklaard te willen worden gehoord op een zitting, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft in beroep aangevoerd dat hij volledig gecompenseerd moet worden voor gemiste OVW-periodieken vanaf 1 januari 2012.
3. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van vandaag, met nummer UTR 18/764 en UTR 18/766, waarbij aan verzoeker een proceskostenvergoeding is toegekend. In deze procedure is niet gesteld of gebleken dat verweerder voor het overige tegemoet is gekomen aan hetgeen verzoeker in beroep heeft aangevoerd.
4. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om een proceskostenveroordeling wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, op 14 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.