ECLI:NL:RBMNE:2021:4987

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 18/1199
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van OVW-periodieken aan operationeel specialist en proceskostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021, gaat het om een verzoeker die in beroep is gegaan tegen een besluit van de korpschef van de Politie. Het primaire besluit, genomen op 24 augustus 2017, kende verzoeker de eerste periodiek van de OVW-periodiekenreeks toe in verband met zijn plaatsing als operationeel specialist per 1 januari 2017. Het bestreden besluit van 15 januari 2018 verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond. Echter, op 16 maart 2020 trok de korpschef het bestreden besluit in en kende verzoeker vijf OVW-periodieken toe. Hierop trok verzoeker zijn beroep in, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank stelde vast dat de korpschef niet binnen de gestelde termijn op het verzoek om proceskostenvergoeding had gereageerd. Aangezien geen van de partijen een zitting wenste, besloot de rechtbank het onderzoek te sluiten zonder zitting. De rechtbank overwoog dat, volgens de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank kan besluiten tot proceskostenvergoeding als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenvergoeding toe en stelde deze vast op € 748,-, met een wegingsfactor van 1. Tevens werd bepaald dat de korpschef het door verzoeker betaalde griffierecht van € 170,- moest vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door rechter Y. Sneevliet en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Verzoeker werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/1199

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van Politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 augustus 2017 (primair besluit) heeft verweerder aan verzoeker in verband met zijn plaatsing als operationeel specialist per 1 januari 2017 de eerste periodiek van de bij salarisschaal 10 behorende OVW-periodiekenreeks toegekend.
In het besluit van 15 januari 2018 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
In het besluit van 16 maart 2020 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan onder meer besloten om aan verzoeker vijf OVW-periodieken toe te kennen.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
Nu geen van partijen desgevraagd heeft verklaard te willen worden gehoord op een zitting, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
3. Verzoeker heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. Het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,-, met een wegingsfactor 1.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 170,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-;
- bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 170,- aan hem moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, op 14 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.