ECLI:NL:RBMNE:2021:4986

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
18 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 17/5082; UTR 17/5085
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake ambtenarenrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021, zijn verzoekers, vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, in beroep gegaan tegen besluiten van de korpschef van Politie. De primaire besluiten, genomen op 20 april en 24 augustus 2017, betroffen de plaatsing van verzoekers op de functie van operationeel specialist met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 en de toekenning van drie periodieken voor onvermijdelijk werkverzwarende omstandigheden. De korpschef verklaarde de bezwaren van verzoekers ongegrond in de besluiten van 23 oktober 2017. Na wijziging van de bestreden besluiten in maart 2020, hebben verzoekers hun beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de beroepen van verzoekers. Aangezien geen van de partijen verzocht heeft om een zitting, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting. De rechtbank overweegt dat op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en de kosten vastgesteld op € 748,-, met een wegingsfactor van 1. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet en zal openbaar worden gemaakt. Verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 17/5082 en UTR 17/5085

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaken tussen

[verzoekster], te [woonplaats 1] , en
[verzoeker], te [woonplaats 2] , verzoekers
(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van Politie, verweerder.

Procesverloop

In de besluiten van 20 april 2017 en van 24 augustus 2017 (de primaire besluiten) heeft verweerder onder meer verzoekers met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 geplaatst op de functie van operationeel specialist, respectievelijk drie periodieken voor onvermijdelijk werkverzwarende omstandigheden toegekend met ingang van 1 januari 2017.
In de besluiten van 23 oktober 2017 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Bij besluiten van 16 maart 2020 en van 17 maart 2020 heeft verweerder de bestreden besluiten gewijzigd en onder meer besloten om aan verzoekers met ingang van 1 juli 2016 te plaatsen op de functie van operationeel specialist.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers de beroepen ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
Nu geen van partijen desgevraagd heeft verklaard te willen worden gehoord op een zitting, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder (gedeeltelijk) tegemoet gekomen aan de beroepen van verzoekers.
3. Verzoekers hebben tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. Het verzoek wordt toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht en gelet op de samenhang tussen beide zaken voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,-, met een wegingsfactor 1.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- (tweemaal € 170,-) te vergoeden. Verzoekers zullen zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 748,-;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- (tweemaal € 170,-) aan hen moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet, rechter, in aanwezigheid van mr. L.Y. Wong, op 14 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.