Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaken tussen
[verzoeker], te [woonplaats 2] , verzoekers
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2021, zijn verzoekers, vertegenwoordigd door mr. W.J. Dammingh, in beroep gegaan tegen besluiten van de korpschef van Politie. De primaire besluiten, genomen op 20 april en 24 augustus 2017, betroffen de plaatsing van verzoekers op de functie van operationeel specialist met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017 en de toekenning van drie periodieken voor onvermijdelijk werkverzwarende omstandigheden. De korpschef verklaarde de bezwaren van verzoekers ongegrond in de besluiten van 23 oktober 2017. Na wijziging van de bestreden besluiten in maart 2020, hebben verzoekers hun beroepen ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de beroepen van verzoekers. Aangezien geen van de partijen verzocht heeft om een zitting, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te sluiten zonder zitting. De rechtbank overweegt dat op grond van de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en de kosten vastgesteld op € 748,-, met een wegingsfactor van 1. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht van € 340,- moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. Y. Sneevliet en zal openbaar worden gemaakt. Verzoekers zijn geïnformeerd over hun recht om in beroep te gaan tegen deze uitspraak bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.