Op 15 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een last onder dwangsom die is opgelegd aan de verzoeker, [verzoeker], door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten. De last houdt in dat de verzoeker de bewoning van een woning aan [adres 2] door hemzelf of anderen moet staken, met een dwangsom van € 1.500 per dag tot een maximum van € 30.000 als hij hier niet aan voldoet.
De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 augustus 2021, waarin de last onder dwangsom is opgelegd. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij van mening is dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat hij de regels van het bestemmingsplan heeft overtreden. De voorzieningenrechter heeft op 5 oktober 2021 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, en het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde en een derde partij, [derde-partij].
De voorzieningenrechter heeft in haar overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Ze heeft de belangen van de verzoeker afgewogen tegen die van het college en de derde partij. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de belangen van het college en de derde partij bij handhaving zwaarder wegen dan die van de verzoeker om op [adres 2] te blijven wonen tot de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.