ECLI:NL:RBMNE:2021:4925

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
13 oktober 2021
Zaaknummer
UTR 21/919
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit WW-uitkering en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 december 2020, waarin werd vastgesteld dat hij tot en met 31 juli 2021 geen recht had op een WW-uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor inhoudelijke behandeling niet mogelijk was. Eiser stelde dat de gevolgen van het coronavirus het arbeidsrecht niet houdbaar maakten en dat hij niet juist behandeld was door verweerder. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van procesbelang, aangezien eiser per 1 december 2020 weer in dienst was bij zijn werkgever en er derhalve geen werkloosheid was in de zin van de werkloosheidswet. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en er was geen recht op een WW-uitkering. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/919

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] ., te [plaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder beslist dat eiser tot en met 31 juli 2021 geen WW-uitkering kan krijgen omdat in dit geval de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die eindigde op 31 juli 2021, niet tussentijds beëindigd mag worden.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Verweerder heeft op 19 januari 2021 een beslissing genomen en eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser van 25 februari 2021 tegen het besluit
van verweerder van 19 januari 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser schrijft in zijn beroepschrift dat hij wilt dat zijn WW-uitkering wordt herzien en goedgekeurd. Eiser stelt dat de ongekende gevolgen die het coronavirus heeft veroorzaakt, het niet houdbaar maakt om het arbeidsrecht zo halsstarrig te hanteren. Verder stelt eiser dat verweerder ten dienste van medewerkers moet fungeren. Volgens eiser is hij niet juist behandeld door verweerder.
3. Verweerder heeft op 25 maart 2021 een verweerschrift ingediend. Verweerder geeft aan dat eiser op 4 januari 2021 heeft doorgegeven dat hij met terugwerkende kracht vanaf
1 december 2020 weer bij zijn werkgever [werkgever] in dienst is getreden. Hierdoor is vanaf 1 december 2020 geen sprake van werkloosheid in de zin va de werkloosheidswet. Nu eiser niet werkloos is, is er op 1 december 2020 geen recht op een
WW-uitkering. Volgens verweerder ontbreekt daarom ook het procesbelang.
4. Bij aangetekende brief van 14 juni 2021 heeft de rechtbank aan eiser gevraagd wat zijn procesbelang is bij dit beroep. Eiser heeft niet gereageerd op deze brief.
3. De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiser voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van haar beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1119) is eerst sprake van procesbelang als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het maken van beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het hebben van een slechts formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4. De rechtbank is het eens met verweerder dat het procesbelang ontbreekt. Er is zoals verweerder stelt per 1 december 2020 geen sprake van werkloosheid volgens de werkloosheidswet en daarmee heeft eiser geen recht op een WW-uitkering. Het resultaat wat eiser nastreeft, namelijk dat de WW-uitkering wordt herzien en goedgekeurd, kan daarmee ook niet worden bereikt.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 28 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.