ECLI:NL:RBMNE:2021:4855

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
16/020884-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door samenweefsel van verdichtsels met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte Persoon, die samen met medeverdachte [medeverdachte] gedurende een langere periode zes personen heeft opgelicht. De verdachten hebben leugens gebruikt om de slachtoffers te overtuigen hen geld te lenen, met verhalen over grote sommen geld op buitenlandse rekeningen en de belofte van terugbetaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten misbruik hebben gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers, die hen als vrienden beschouwden. De totale schade die de slachtoffers hebben geleden bedraagt meer dan € 60.000,-. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/020884-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 oktober 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. W.B. Gaasbeek en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. N.B. Genemans, advocaat te 's-Gravenhage, alsmede de benadeelde partij [benadeelde 1] , de nabestaanden van de benadeelde partij [benadeelde 2] , en mr. H. Seton, advocaat te Amersfoort namens benadeelde partij [benadeelde 3] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 juli 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Soest samen met een ander [benadeelde 4] heeft opgelicht;
feit 2:
in de periode van 1 november 2017 tot en met 20 september 2018 te Baarn samen met een ander [benadeelde 1] heeft opgelicht;
feit 3:
in de periode van 9 maart 2018 tot en met 12 oktober 2018 te Bunschoten-Spakenburg samen met een ander [benadeelde 2] heeft opgelicht;
feit 4:
in de periode van 3 juli 2017 tot en met 22 maart 2019 te Amersfoort samen met een ander [benadeelde 5] heeft opgelicht;
feit 5:
in de periode van 29 mei 2018 tot en met 11 juni 2018 te Baarn samen met een ander [benadeelde 6] heeft opgelicht;
feit 6:
in de periode 17 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018 te Baarn samen met een ander [benadeelde 7] heeft opgelicht;
feit 7:
in de periode van 15 oktober 2017 tot en met 7 december 2018 te Baarn samen met een ander [benadeelde 3] heeft opgelicht;
feit 8:
in de periode van 16 augustus 2018 tot en met 24 maart 2019 te Zeist samen met een ander [benadeelde 8] heeft opgelicht;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat ten aanzien van feit 2 (oplichting van [benadeelde 1] ) een bedrag van € 1.600,-bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde, met uitzondering van feit 3. Daartoe is aangevoerd dat verdachte niet wist dat de medeverdachte geen geld in het buitenland had en dat zij dus geen oogmerk had op wederrechtelijke bevoordeling. Daarnaast heeft zij de aangevers ook niet opzettelijk bewogen om een leningsovereenkomst aan te gaan en had zij geen opzet op het niet nakomen van die overeenkomsten.
Ten aanzien van aangeefster [benadeelde 4] voert de verdediging aan dat er geen sprake is van medeplegen en dat niet is gebleken dat de schuldbekentenis de aangeefster heeft bewogen tot het aangaan van de leningsovereenkomst.
Ten aanzien van aangever [benadeelde 1] voert de verdediging aan dat er hoogstens sprake is van een enkele leugenachtige mededeling van de zijde van de medeverdachte.
Ten aanzien van aangever [benadeelde 5] voert de verdediging aan dat niet vaststaat dat [benadeelde 5] door middel van leugens is bewogen tot het aangaan van een leningsovereenkomst en dat er daarom geen sprake is van een oplichtingsmiddel.
Ten aanzien van aangeefster [benadeelde 6] voert de verdediging aan dat niet vaststaat dat [benadeelde 6] door middel van een oplichtingsmiddel is bewogen tot het aangaan van een leningsovereenkomst.
Ten aanzien van aangeefster [benadeelde 7] voert de verdediging aan dat onduidelijk is wie de gespreksverslagen hebben opgemaakt en hoe deze tot stand zijn gekomen en dat verder onduidelijk is gebleven wat de aangeefster bewogen zou hebben tot de afgifte van de geldbedragen.
Ten aanzien van aangever [benadeelde 3] voert de verdediging aan dat er geen bewijs is voor een oplichtingsmiddel dat [benadeelde 3] zou hebben bewogen tot het overmaken van geld.
Ten aanzien van aangever [benadeelde 8] voert de verdediging aan dat slechts kan worden vastgesteld dat er sprake is van een leugen over de opbrengst van de verkoop van de woning, hetgeen op zichzelf onvoldoende is om te spreken van een samenweefsel van verdichtsels.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Bewijsmiddelen feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder feit 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] ; [2]
- een proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 2] , inclusief de berichten in bijlagen; [3]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 18 februari 2019, genummerd PL0900-2018166147-25, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van de medeverdachte, doorgenummerde pagina’s 445 tot en met 447. [4]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 20 februari 2019, genummerd PL0900-2018166147-26, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte [verdachte] , doorgenummerde pagina’s 460 tot en met 463. [5]
Bewijsmiddelen feit 1 tot en met feit 4, feit 6 en feit 8
Aangeefster [benadeelde 4] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
In april 2009 heb ik een mevrouw genaamd [verdachte] en een meneer genaamd [artiestennaam] ( [medeverdachte] ) ontmoet in het Anthonie van Leeuwenhoek ziekenhuis. Ik was daar op het moment omdat ik te horen had gekregen dat ik borstkanker had. Ook mevrouw [verdachte] had dezelfde diagnose gekregen. Hierdoor hadden wij veel gespreksstof en kwamen ook aan de praat.
Ergens halverwege juli 2017 kwam ik hen beiden tegen bij de Albert Heijn in Soest. Zij waren bezig om een stichting, genaamd [stichting] , op te zetten om mensen te helpen. Er werd mij een baan aangeboden.
De heer [artiestennaam] had aangegeven dat hij veel geld had verdiend met aandelen en effecten. Hij had alles geregeld in Luxemburg, Vaduz. Hij had mij ook meerdere afschriften getoond waarop grote geldbedragen stonden. Ik zag dat dit bankafschriften waren op zijn naam. [6]
Het waren allemaal documenten van een bank in Luxemburg. Hij vroeg aan mij of ik hem
wat geld kon geven. Hij gaf aan dat hij al geld had over laten maken vanuit Luxemburg
naar Nederland echter dit duurde even. Hij vroeg of ik tweeduizend euro aan hem wilde lenen. Ik heb hem dit geld geleend omdat het allemaal erg overtuigend klonk op dat moment. Ik heb hem dit geld contant overhandigd. Ik heb dit geld wel van mijn eigen rekening gehaald. In totaal heb ik 10.000 Euro geleend aan [artiestennaam] . Al dit geld is contant aan hem
gegeven.
Door mevrouw [verdachte] is een schuldbekentenis opgesteld. Hierin staat kort samengevat
dat ik 14.000 Euro zou terugkrijgen van mevrouw [verdachte] . Ik kreeg maar geen geld terug van [artiestennaam] of [verdachte] . Uiteindelijk heb ik een app naar hen gestuurd. Ik gaf in de app aan dat ik graag geld van hen terug zou zien. In een antwoord van hen gaven zij aan dat het wel goed zat met het geld echter het zou langer gaan duren. Ik heb van hen nooit enig geld terug gezien. [7]
In de bij de aangifte van aangeefster [benadeelde 4] gevoegde WhatsApp-gesprekken tussen “ [benadeelde 4] ” en “ [verdachte] en [artiestennaam] ” van 29 juli 2017 tot en met 12 januari 2018 staat onder meer en zakelijk weergegeven het volgende:
04-09-17 - [verdachte] en [artiestennaam] : dan zie je maar weer dat al zijn geld wat nu deze kant op komt totaal niet gelukkig maakt. [8]
09-09-17 - [verdachte] en [artiestennaam] : hij wil je dus gewoon contant afbetalen, direct 12.000, (dat is van die 10 van het contract + 900 + nog die 850 van [naam] en die 250 van de laatste keer), wanneer een gedeelte officieel hierheen is getransporteerd. [9]
11-10-17 - [benadeelde 4] : Nu kan ik naar de bijstand en uitleggen waarom ik zo stom ben geweest om het spaargeld van mijn moeder zaliger aan een Stichting uit te lenen.
24-10-17 - [verdachte] en [artiestennaam] : Feit is dat je veel geld in goed vertrouwen hebt uitgeleend en dat dit NIET weg is. Het bedrag inclusief het afgesprokene staat overeind en hoef je je geen zorgen om te maken, daar wordt aan gewerkt, maar door alle druk en de ingezette tonen moeten we het nu alleen nog zakelijk houden en klaar is kees. [10]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Gegevens Kamer van Koophandel
Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt het volgende over de Stichting
[stichting] :
De bestuurder is [verdachte] , geboren op [1959] te [geboorteplaats] .
Datum functie: 17 februari 2017. [11]
Aangever [benadeelde 1] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats]
Pleegdatum/tijd: Tussen woensdag 1 november 2017 om 08:00 uur en donderdag 20 september 2018 om 08:00 uur.
Ik ben via een familielid in contact gekomen met [medeverdachte] , dat is ongeveer 40
jaar geleden.
Het werd een kennis van mij. Ongeveer anderhalf tot twee jaar terug stond hij ineens bij mij op de stoep en hij vroeg meteen: Kan je me helpen ik heb geld nodig. Toen kwam hij met een aannemelijk verhaal over dat hij geld tegoed had (miljoenen) uit het buitenland maar dat hij eerst geld moest storten om dat los te krijgen. Hij liet een stukje telefoon tekst zien waaruit ik opmaakte dat het wel kon kloppen.
In de periode van 2017 tot nu heb ik hem in totaal ongeveer drie en een half duizend euro tot vierduizend euro betaald, het totale bedrag stond in de telefoon van [medeverdachte] . Ik weet ook dat hij de naam [artiestennaam] gebruikt als artiestennaam. Zijn vriendin [verdachte] deed ook mee met deze oplichting/verduistering. Ik weet verder geen gegevens van haar behalve haar telefoonnummer, dat is [telefoonnummer] . Zij stuurde ook zielige mails en steunde zijn verhaal. Ook leende zij van mij geld en gaf dat dan door aan [medeverdachte] . Ik heb diverse sms’jes van hem. Hij heeft het daarin ook over zijn vriendin [verdachte] op wiens bankrekening beslag is gelegd. [12]
Omdat hij nu alle kosten moest betalen heb ik niet alleen 270 euro nodig maar ook nog 760 euro om alles af te wikkelen. Dit was echt het laatste wat hij nodig had
[de rechtbank begrijpt dat deze tekst ziet op een van de hiervoor bedoelde sms-berichten die verdachte naar [benadeelde 1] had gestuurd].
Ik maakte daaruit op dat als ik dat aan hem gaf hij alles af kon wikkelen, zijn geld los kon krijgen en mij dan kon terugbetalen zoals hij in een sms schreef/ beloofde. Dan weer een SMS dat hij bij de ING zit en dat hij het zo had weten te schuiven dat hij nog 130 euro nodig heeft en het dan donderdag helemaal rond kan zijn.. Of zelfs morgenmiddag al.
Hij sms-te [benadeelde 1]
[de rechtbank begrijpt: aangever [benadeelde 1] ], doorbraak komt NU. Vanaf morgen zijn we weg uit Baarn en gaan we
nieuw leven leiden. Ik leende maar aan hem, kreeg soms een beetje terug maar daarna leende hij weer meer bij en hij kwam steeds weer aan met een ander verhaal en keer op keer dat hij nog een beetje geld nodig had en dat het bijna afgewikkeld was en zijn geld los zou komen.
Op het eind wou hij nog meer geld hebben en toen gaf hij zijn rijbewijs af als onderpand. Ik gaf hem toen weer geld. [13]
In de bij de aangifte in de bijlage gevoegde sms-berichten tussen aangever [benadeelde 1] en “ [verdachte] ”[de rechtbank begrijp: verdachte [verdachte] ]staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
6 mei 2018 - [verdachte] : [benadeelde 1] ik krijg morgen ook mijn vakantiegeld, niet veel maar toch. We zitten nog heel even op slot maar het is nu super aan het kantelen. Ik kan je morgenavond probleemloos 200 euro geven (dus 50 extra) als je ons vanavond naar Zeist brengt en 150 kan voorschieten. [14]
30 augustus 2018 - [verdachte] : [benadeelde 1] , vreemde situatie! Ik weet dat alles nu al goed zit met Don
[de rechtbank begrijpt: verdachte]wat geld betreft en alles daarin al vorm krijgt! Niet morgen dus maar NU AL! [15]
Aangever [benadeelde 5] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: [straat] , [woonplaats]
Ik ken de heer [medeverdachte] sinds eind juni 2017, een week voordat ik hem dat geld leende. [medeverdachte] vroeg aan mij of ik hem geld wilde lenen omdat zij
[de rechtbank begrijpt: verdachte en verdachte [verdachte] ]een huurachterstand hadden en dreigden hun woning uitgezet te worden. [16] [medeverdachte] vroeg in eerste instantie iets van 2500 euro. Ik had echt met die mensen te doen dus ik heb op 3 juli 2017 een bedrag van 2500 euro naar hem overgemaakt op eerder genoemde bankrekening. [medeverdachte] vertelde dat hij geld in het buitenland had en dat hij in augustus 2017 daar geld van kreeg en dat hij mij dan terug zou betalen. Het zou in een deposito staan. [medeverdachte] beloofde mij 1000 euro aan rente te betalen, maar ik vertelde hem dat dat niet nodig was. [medeverdachte] vertelde mij dat hij geld nodig had om zijn geld uit dat depot te krijgen en de tweede keer dat hij geld vroeg aan mij was om de deurwaarder te betalen. Op 10 juli heb ik dus een bedrag van 1000 euro overgemaakt en een bedrag van 3000 euro. In totaal heb ik dus 6500 euro overgemaakt naar [medeverdachte] .
Op 12 juli 2017 wilde ik bij [verdachte] en [medeverdachte] langs voor een bakje koffie. Ik kreeg weer hetzelfde verhaal te horen van [medeverdachte] over die deposito. Op 4 juli 2017 heb ik bij [verdachte] en [medeverdachte] thuis een schuldbekentenis ontvangen voor een bedrag van 7500 euro. Die duizend euro wilden zij als bonus geven maar dat vond ik niet nodig. [verdachte] heeft deze schuldbekentenis ondertekend. Tevens staat er in dat ik het bedrag van 7500 euro zou ontvangen op uiterlijk 1 augustus 2017. [17]
In de bijlage van de aangifte is een schuldbekentenis gevoegd, waarin staat vermeld dat [verdachte] € 7.500,- schuldig is aan [benadeelde 5] . [18]
Uit de in de bijlage van de aangifte gevoegde afschriften van de bankrekening van [benadeelde 5] blijkt dat er op 3 juli 2017 en 10 juli 2017 geldbedragen zijn overgemaakt naar [medeverdachte] , die in totaal € 6.500,- bedragen. [19]
[aangeefster] heeft namens aangeefster [werkgever] , de voormalig werkgever van medeverdachte [verdachte] , – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Plaats delict: [adres] , [woonplaats]
In augustus 2018 kwam [werkgever] erachter dat er nog een derde benadeelde is, mevrouw [benadeelde 7] , geboren op [1961] te [geboorteplaats] . Zij heeft een bedrag van 2500 euro aan [verdachte] geleend en voor zover ik weet heeft [verdachte] nog niets terugbetaald. Mevrouw [benadeelde 7] was op dat moment patiënt bij [werkgever] en zij volgde creatieve therapie bij [verdachte] .
Mevrouw [benadeelde 7] heeft het bedrag van 2500 euro via online bankieren overgemaakt. Op 18 juni 2018 maakte zij een bedrag van 1500 euro over naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] met als omschrijving: lening. Diezelfde dag maakte mevrouw [benadeelde 7] nog een bedrag van 500 euro over naar het zelfde bankrekeningnummer. Op 21 juni 2018 maakte zij nog een keer 500 euro over naar dezelfde bankrekening. [20]
Ik weet dat [verdachte] een schuldbekentenis had getekend voor mevrouw [benadeelde 7] . Ik heb u een USB-stick gegeven waarop alle documentatie staat, zoals de bankoverschrijvingen, en berichten (sms) tussen [verdachte] en mevrouw [benadeelde 7] . [21]
In de bij de het proces-verbaal van verhoor aangeefster gevoegde chronologische uiteenzetting van de contacten tussen mevrouw [benadeelde 7] , [verdachte] en [medeverdachte] staat – zakelijk weergegeven – het volgende:
[17-6-2018] [bijnaam]
[de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ]: Hallo [benadeelde 7] , hier even een wat ongebruikelijk vraagje van mij. Ik zit nu door de verbouwing van mijn huis in [woonplaats] tijdelijk in het Figi hotel hier in Zeist. Aanstaande woensdag krijg ik een groot stuk eigen geld uit mijn woning door de opgebouwde overwaarde. Is het aan jouw kant mogelijk dat jij voor een paar dagen 1500 euro kan voorschieten en dat ik je dan aanstaande woensdag daar 2000 euro voor teruggeef? Dus 500 extra! Ik kan dat heel goed missen en gun juist jou deze bonus!! Ik zelf heb immers woensdag ook een flinke extra door wat al heel lang in mijn huis zat. Je zou me er voor nu in ieder geval heel erg mee helpen en ik geef toch evengoed voor die paar dagen een schuldbekentenis mee voor je zekerheid, dus dan teken ik voor 2000 maar je hoeft dus maar 1500 voor te schieten en je hebt het woensdag weer terug op je rekening of contant. [22]
Sessie 18-06: [verdachte] geeft [benadeelde 7] een kadootje (tijdschrift) als bedankje. [verdachte] vraagt [benadeelde 7] om € 500,- extra (of meer, wat [benadeelde 7] kan missen) over te maken.
[16:01, 21-6-2018] [bijnaam] : Hoi [benadeelde 7] , ik zit net achter de computer en wilde vanmiddag ook even dat geld terugstorten. Je hebt totaal 2000 euro naar mij overgemaakt en daar wil ik je dan toch 500 extra voor geven ok? Het hypotheekcontract voor mijn is allemaal rond, getekend enz. en wordt overgemaakt naar mijn bank, maar vanmiddag stond het er nog niet op. Misschien wat later op de middag, ik hoop dat het niet morgen pas komt want ik heb jou te betalen. Hoop dat je nog heel even geduld hebt. In het uiterste geval kan ik de 2500 euro (maandag als je dat niet te eng vindt) ook in een envelopje geven. Zelf zit ik nu ook steeds op mijn bankapp te kijken want ik wil jou graag eerst nu al terugbetalen. Ik heb toen ook al zo lang moeten wachten voordat mijn aanvraag er door en goedgekeurd was en nu weer wachten op hun overboeking. [23]
[20:12, 21-6-2018] [bijnaam] : Maar voor nu, is het voor jou nog mogelijk dat je voor het laatst iets zou kunnen betekenen en dat ik je dan nog een kleine extra er overheen geef? Zodat ik voor de zekerheid dit weekend wat rustiger kan ingaan en mijn ding hier doen.
[21:43, 21-6-2018] [bijnaam] : Mocht ik het morgen zelf al binnen hebben dan maak ik het gelijk terug aan je over en anders volgende week. [24]
SMS van [medeverdachte] 08-08, 10.54: Toch om mogelijke hulp, een warm woord of ondersteuning te kunnen mogen ontvangen beseft zij ook dat juist het contact tot begrip of antwoorden kan leiden en niet meer lijden hoeft te betekenen. In een, niet in sms te verwoorden, maar wel in een persoonlijk gesprek mogelijk beter uit leggen, het hoe en waarom, kunnen wij, mits dat U past, met [verdachte] in het hotel afspreken waar zij vooralsnog verblijft. Als het kan en de wil aansluit bij de gevoelens van Uwer beiden, dan kan dat en zeker gezien de urgentie van de extreme situatie, liefst al vandaag, nog voor of tussen de middag ?? vriendelijke groet, [medeverdachte] . [25]
Uit de in de bijlage van
het proces-verbaal van verhoor aangeefster [werkgever]gevoegde afschriften van de bankrekening [benadeelde 7] blijkt dat er op 18 juni 2018 en 21 juni 2018 geldbedragen zijn overgemaakt naar [verdachte] , die in totaal € 2.500,- bedragen. [26]
Aangever [benadeelde 8] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Begin augustus 2018, de juiste datum weet ik niet meer precies, kwam ik [medeverdachte] weer tegen in de serre van hotel Figi aan Het Rond te Zeist. Ik hoorde dat dhr. [medeverdachte] zei dat hij in Amersfoort met zijn motor een ongeluk had gehad. Voor de renovatie van zijn gebit moest hij diverse behandelingen ondergaan, vertelde hij mij. [27] Tevens hoorde ik hem zeggen dat hij geen geld had voor deze behandelingen.
Ongeveer na een half uur kwam er een dame, die later de vriendin bleek te zijn van dhr. [medeverdachte] , bij ons aan tafel zitten. Zij stelde zich voor als [verdachte] . Ik hoorde mevr. [verdachte] vertellen dat zij haar woning had verkocht, maar dat het geld van de verkoop, ongeveer 350.000 Euro nog niet beschikbaar was. Ik hoorde haar vertellen dat zij en dhr. [medeverdachte] al wel de woning hadden moeten verlaten en daarom tijdelijk in Hotel Figi verbleven. Zij vertelde tevens dat ze eigenlijk hier het geld niet voor hadden. Ik heb daarop
aangeboden om de hotelkosten op mij te nemen. Er werd met klem beloofd dat dit bedrag zou worden terugbetaald zodra het geld van het huis zou vrijkomen. Ik ben wekenlang, tot eind augustus de geldschieter geweest van deze twee personen. Heb hotelrekening betaald, eten en drinken, en boodschappen die zij hebben gedaan. Ik heb van mijn spaarrekening [rekeningnummer] geld overgemaakt naar mijn lopende rekening met hetzelfde rekeningnummer als mijn spaarrekening. Dit heb ik in het bijzijn van dhr. [medeverdachte] overgemaakt op zijn rekening, te weten [rekeningnummer] bij het ING bankfiliaal aan de 1e Hogeweg 200 te Zeist. Ik heb in totaal 6000,- Euro aan dhr. [medeverdachte] overgemaakt.
Ik heb tweemaal contant geld gegeven aan dhr. [medeverdachte] , eenmaal 100,- en eenmaal 150 Euro. Ook hiervan werd gezegd dat ik het zo spoedig mogelijk terug zou krijgen. Ook dit is tot op heden niet gebeurd. Dhr. [medeverdachte] vertelde mij dat hij voor zijn gebit naar een kaakchirurg moest om deze te laten repareren, maar hier was geen geld voor, omdat het geld van de verkoop van het huis nog steeds niet rond was. Nadat dhr. [medeverdachte] bij de kaakchirurg was geweest heb ik ook de rekeningen van de behandelingen bij deze chirurg, betaald. Dit waren ongeveer vijf behandelingen en materiaal.
Eind augustus is het vragen om geld abrupt gestopt. Ik heb het vermoeden dat het geld van de verkoop van het huis los was gekomen. Tot op dit moment heb ik ook niets meer vernomen van dhr. [medeverdachte] en mevr. [verdachte] . Ik heb ook nog niets terug gezien van het geleende bedrag aan beiden. Ze hebben die weken, in augustus 2018, van mijn geld geleefd. In totaal dus 6000,- Euro. [28]
Uit de in de bijlage van de aangifte van aangever [benadeelde 8] gevoegde afschriften van de bankrekening [benadeelde 8] blijkt dat er op 16, 20 en 23 augustus 2018 geldbedragen zijn overgemaakt naar [medeverdachte] , die in totaal € 6.000,- bedragen. [29]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
Op verzoek van verbalisant heeft collega [verbalisant 3] van de financiële recherche een onderzoek ingesteld naar de verdachte [verdachte] en [medeverdachte] . Daarbij is het volgende naar voren gekomen:
Mevrouw [verdachte] heeft een bescheiden inkomen. Zij heeft op 31 oktober 2016 haar woning ( [adres] te [woonplaats] ) verkocht voor 127.600 euro, dat was een verlies van 51.400 euro ten opzichte van haar koopprijs. Op 7 juli 2017 is zij blijkens PL0900_BVH_2017207265_1 die woning uitgezet. Ze heeft de laatste jaren geen vermogen aan de Belastingdienst opgegeven, en ook de bedragen op haar bekende rekeningen stellen niet veel voor.
Meneer [medeverdachte] heeft in het geheel geen bekend inkomen of vermogen. [30]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Beschikt u over geld in het buitenland ergens?
A: Nee. [31]
A: Een vriendin van mij had tegen [verdachte] gezegd dat ik gokverslaafde was. Diep in haar hart wist [verdachte] dat ook wel. [32]
V: Waar is dat geld nu?
A: Opgemaakt aan loten, leven, en mensen terugbetalen. Iedere keer schuiven. [33]
V: Heeft u kapitaal vermogen in Amerika of Liechtenstein?
A: Nee.
V: Dus u had tegen hem gelogen over dat kapitaal in Amerika en Liechtenstein?
A: Dat kan je als leugen zien. [34]
V: Kent u [benadeelde 1] ?
A: Ja.
V: Heeft u ergens bijgehouden hoeveel u van hem geleend heeft?
A: Ik heb het idee dat hij nog 1600 euro van mij krijgt en geen 3000 of meer. [35]
V: Zegt de naam [benadeelde 7] u iets?
A: Ja dat is ook een cliënt.
O: Wij tonen u nu een schuldbekentenis, geschreven op briefpapier van Figi, waarop staat dat u en [verdachte] [benadeelde 7] een bedrag van 2500 euro schuldig zijn en dit bedrag uiterlijk 31 augustus 2018 zullen terugbetalen. Het briefje is gedateerd op 8 augustus 2018.
V: Waarvoor hadden jullie dat geld nodig?
A: Ja dat klopt. Wij wilden het ene gat met het andere gat vullen.
V: Wat hebben jullie met dat geld gedaan? [36]
A: Er is met dat geld heen en weer geschoven. We sliepen toen ook in hotels en dat liep ook in de papieren.
V: Wiens idee wat het om geld te lenen bij haar patiënten?
A: In alle gevallen is het aangestuurd door mij.
O: Als wij alles bij elkaar optellen dan hebben u en [verdachte] in de periode tussen augustus 2015 tot heden een bedrag van minimaal 82.000 euro geleend van kennissen/vrienden/patiënten. In 2018 alleen al is het een bedrag van minimaal 58.000 euro.
V: Wat heeft u met dat geld gedaan?
A: Geleefd, gegokt, hotels [37]
V: Heeft u [verdachte] aangezet om geld te lenen bij kennissen/vrienden en haar voorgehouden dat u een rijk man bent?
A: Ik heb daar over gelogen ja. [38]
O: Mevrouw [benadeelde 4] geeft aan dat jullie ontmoeting in het ziekenhuis was.
A: Wij hebben van haar geld geleend om deze stichting leven in te blazen.
O: U zou aangegeven hebben dat u veel geld had verdiend in de aandelen en effecten.
A: Ja dat klopt.
V: U zou alles geregeld hebben in Luxemburg
A: In Liechtenstein
O: U wilde 2000 euro lenen van mevrouw [benadeelde 4] en dit zou u contant gekregen hebben.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ja dat klopt, dat heb ik toen contant van haar ontvangen. [39]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Heeft u nog bij andere patiënten geld geleend?
A: Ja, mevrouw [benadeelde 7]
[de rechtbank begrijpt: aangeefster [benadeelde 7] ]
V: Heeft u ook geld geleend van [benadeelde 7] en zo ja, hoeveel?
A: U zegt mij dat het om 2500 (vijfentwintighonderd) Euro ging, volgens mij klopt dit wel.
V: Waarvoor had u dat geld nodig?
A: Dit was voor het deposit van [medeverdachte] , de hotelkosten en voor onszelf als leefgeld. [40]
O: Als wij alles bij elkaar optellen dan hebben u en [medeverdachte] in de periode tussen augustus 2015 tot heden een bedrag van minimaal 82.000 euro geleend van kennissen/vrienden/patiënten. In 2018 alleen al is het een bedrag van minimaal 58.000 euro.
V: Wat heeft u met dat geld gedaan?
A: Dit geld is hoofdzakelijk naar [medeverdachte] gegaan, maar ik heb er ook van geleefd. [41]
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
O: [benadeelde 4]
[de rechtbank begrijpt: [benadeelde 4] ]had 10.000 euro in contanten geleend aan dhr. [artiestennaam]
[de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ]. Dit geld was voor de
stichting.
V: Wat kunt u hierover verklaren?
A: Ik wist dat [benadeelde 4] 10.000 euro aan hem had geleend.
V: Is dat uw handtekening die op deze schuldbekentenis staat bij [verdachte] ?
A: Ja, dat is mijn handtekening.
V: Was [artiestennaam] er bij toen deze schuldbekentenis werd getekend?
A: Ja, hij was er ook bij aanwezig.
V: Waarom heeft u deze schuldbekentenis dan getekend?
A: Ik ben de bestuurder van de stichting [stichting] .
O: Aangeefster had een app gestuurd naar het telefoonnummer [telefoonnummer] dat zij het
geld terug wilde hebben. Er was een bericht terug gestuurd dat het wel goed zat met
het geld, maar dat het langer ging duren. [42]
A: Ik heb dit berichtje gestuurd. [43]
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik leende het geld voor [medeverdachte] . Ik heb alles uitgegeven aan [medeverdachte] en ervan geleefd.
Er is geld geleend van [benadeelde 5] .
Het geld lenen van [benadeelde 8] zegt mij wel iets. Ik heb gezegd dat er geld vrij kwam van mijn appartement. Het is niet de waarheid dat er geld vrijkwam van mijn appartement. Ik zei het waarschijnlijk om het geld te krijgen. [44]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 1 tot en met feit 4, feit 6 en feit 8
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben over een langere periode van verschillende personen geld geleend. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de verdachten zich niet slechts hebben voorgedaan als bonafide geldleners. Zij hebben zich bediend van leugens om de aangevers zo ver te krijgen dat zij deze leningen zouden verstrekken. Deze leugens bestonden er onder andere in dat de verdachten de aangevers meermalen hebben voorgehouden dat medeverdachte [medeverdachte] beschikte over grote sommen geld op buitenlandse rekeningen en dat hij een klein bedrag van de aangevers nodig had om toegang te krijgen tot dat vermogen, zodat hij daarmee de aangevers kon terugbetalen. Daarnaast hield verdachte [verdachte] de aangevers voor dat zij haar huis met overwaarde had verkocht en op korte termijn zou beschikken over het geld, maar dat zij in de tussentijd moest overleven en daarvoor geld nodig had van de aangevers. Uit de bewijsmiddelen volgt dat beide verhalen niet waar zijn. Bij alle in de bewijsmiddelen genoemde aangevers werd een van de voornoemde leugens gebruikt. Om het vertrouwen van de aangevers in de kredietwaardigheid van de verdachten kracht bij te zetten werd in sommige gevallen een rekeningafschrift getoond van de beweerdelijke buitenlandse tegoeden, een schuldbekentenis opgemaakt en ondertekend waarin een spoedige terugbetaling werd beloofd, een rijbewijs als onderpand afgegeven en/of een hoge rente of bonusbedrag beloofd. Sommige aangevers maakten geld over naar de rekening van verdachte of de medeverdachte en anderen overhandigden het geld contant. Wanneer de aangevers op verschillende momenten om hun geld vroegen werd hen meermalen toegezegd dat zij snel zouden worden terugbetaald als er op korte termijn toegang verkregen zou worden tot het buitenlandse vermogen of het verkoopbedrag van de woning. Verdachten noemden concrete terugbetaaldata, maar telkens als de betreffende data in zicht kwamen, noemden de beide verdachten concrete – gelogen – omstandigheden waardoor de terugbetaling toch langer op zich liet wachten. De verdachten hebben verklaard dat zij het geleende geld hebben gebruikt als leefgeld, dat ermee gegokt werd en dat daarmee andere leningen werden afbetaald.
Oogmerk
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachten het oogmerk hadden om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en betrekt daarbij de zaken waar zij het geleende geld aan besteedden, het aantal aangevers van wie geld werd geleend, de lange perioden waarin zij geen (substantiële) terugbetalingen hebben verricht, het feit dat zij niet (meer) over eigen middelen beschikten om de geleende gelden terug te betalen en dat de geleende gelden niet of nauwelijks zijn aangewend om andere schulden mee af te lossen. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte waarin zij claimt de intentie te hebben (gehad) om alle aangevers terug te betalen dan ook ongeloofwaardig.
Ten aanzien van verdachte overweegt de rechtbank voorts dat zij heeft gelogen door aangevers voor te houden dat zij op korte termijn de overwaarde uit haar woning zou krijgen, op een moment dat zij haar woning allang had verkocht. Daarnaast blijkt uit de berichten die zij onder andere naar aangever [benadeelde 2] heeft verstuurd dat zij volledig is meegegaan in het leugenachtige verhaal van medeverdachte [medeverdachte] en dat zij de verschillende aangevers keer op keer aan het lijntje houdt, terwijl het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan dan dat verdachte wist dat het geleende bedrag niet terugbetaald zou worden. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat een vriendin aan verdachte heeft verteld dat hij gokverslaafd was. Bovendien was ook voor verdachte duidelijk dat het geleende geld werd opgemaakt aan onder meer hun levensonderhoud en de hotelovernachtingen.
Door een samenweefsel van verdichtsels iemand bewegen
Met betrekking tot de vraag of door verdachte gebruik is gemaakt van een samenweefsel van verdichtsels die de aangevers ertoe hebben bewogen om de leningen te verstrekken overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten ten eerste misbruik hebben gemaakt van persoonlijke relaties waarin de aangevers de verdachten vertrouwden zodat de aangevers hen geld zouden lenen. De aangevers werd meermalen toegezegd dat zij hun geld terug zouden krijgen en zij hebben daarbij alle mogelijke middelen aangewend, waaronder leugens over niet-bestaande vermogens, schuldbekentenissen en nieuwe beloftes, om dit vertrouwen in stand te houden en te versterken, om in sommige gevallen vervolgens weer om geld te vragen, wetende dat zij niet in staat zouden zijn om aan hun beloftes te voldoen. De vertrouwenwekkende aard, het aantal en het elkaar versterkende karakter van de onware mededelingen, maken dat de handelingen van de verdachten, tezamen genomen, naar het oordeel van de rechtbank kunnen worden gekwalificeerd als een samenweefsel van verdichtsels. De rechtbank is voorts van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de aangevers mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn overgegaan tot de afgifte van meerdere geldbedragen. De verdachten hebben met hun leugens en bedrieglijke handelingen de aangevers in de waan gebracht met bonafide geldleners van doen te hebben en zij werden dus ook bewogen tot afgifte van geldbedragen. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de verdediging dan ook niet in de stelling dat er slechts sprake is van één leugen en dat niet aannemelijk is geworden dat de aangevers door het oplichtingsmiddel zijn bewogen tot de afgifte.
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen is vereist dat er sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. De rechtbank stelt daartoe vast dat verdachten bij elk van de in de bewijsmiddelen genoemde aangevers een actieve rol hebben gehad. De verdachten wisselden elkaar af bij het benaderen van aangevers en afhankelijk van de vraag wie met welke aangever een (vertrouwens-)relatie had, onderhielden zij meer of minder contact met hen, waarbij ten aanzien van alle aangevers met beide verdachten contact is geweest, waarin de verdachten elkaars leugens en beloftes ondersteunden. Het geld dat vervolgens geleend werd, werd door beide verdachten gebruikt in de bekostiging van hun levensstijl. De rechtbank is daarom van oordeel dat er bij beide verdachten sprake is geweest van een materiële en intellectuele bijdrage van voldoende gewicht aan het strafbare feit en van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 tot en met feit 4, feit 6 en feit 8 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Vrijspraak feit 5 en feit 7
De rechtbank overweegt dat er onvoldoende bewijs is om vast te stellen dat de verdachten aangever [benadeelde 6] (feit 5) leugens hebben verteld om haar ertoe te bewegen een geldbedrag aan hen uit te lenen. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een oplichtingsmiddel. Daarbij komt dat uit het dossier niet blijkt dat verdachten wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat aangeefster [benadeelde 6] aan beginnende Alzheimer-dementie leed. Ten aanzien van aangever [benadeelde 3] (feit 7) stelt de rechtbank vast dat de verdachten wel leugens hebben verteld, maar dat deze aangever eerder al uit zichzelf had aangeboden om de verdachten geld te lenen. Er is daarom onvoldoende bewijs dat de aangever door een oplichtingsmiddel is bewogen tot het uitlenen van een geldbedrag. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 5 en feit 7 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 1 juli 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Soest, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedragen (van in totaal 10.000 euro), hebbende zij, verdachte en haar mededader telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk
- contact gelegd met die [benadeelde 4] , die zij kenden als medepatiënt van haar, verdachte, tijdens een eerdere opname in het ziekenhuis en
- zich voorgedaan als een [verdachte] die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en
- die [benadeelde 4] (op een telefoon) een tekst dan wel afbeelding getoond waaruit zou moeten blijken dat haar mededader geld op zijn rekening had staan, en
- die [benadeelde 4] heeft voorgehouden dat er al geld van de buitenlandse rekening was overgemaakt, en
- hierna die [benadeelde 4] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling in het vooruitzicht stelden, en
- een schuldbekentenis opgemaakt, en
- die [benadeelde 4] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op korte termijn zou zijn afgewend;
waardoor [benadeelde 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 2:
in de periode van 1 november 2017 tot en met 20 september 2018 te Baarn, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedragen (van in totaal 1600 euro), immers hebbende zij, verdachte en haar mededader telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- opnieuw contact gelegd met die [benadeelde 1] , en vervolgens
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en
- die [benadeelde 1] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en haar mededader) geld nodig hadden om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en vervolgens
- die [benadeelde 1] op een telefoon een tekst getoond waaruit zou moeten blijken dat haar mededader dat geld op zijn rekening had staan, en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 1] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschikten, en
- hierna die [benadeelde 1] om geld gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelden, en
- het rijbewijs van haar mededader in onderpand gegeven, en
- die [benadeelde 1] telkens voorgewend dat de procedure rondom het geld op korte termijn zou zijn afgewend en daarbij telkens concrete data van terugbetaling genoemd;
waardoor die [benadeelde 1] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 3:
in de periode van 9 maart 2018 tot en met 12 oktober 2018 te Bunschoten-Spakenburg, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedragen (van in totaal 36.700 euro), hebbende zij, verdachte en haar mededader telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 2] , en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 2] dat zij, verdachte, haar woning gunstig had verkocht onder de voorwaarde dat zij haar woning zou verlaten vóórdat zij het geld van de verkoop zou ontvangen, en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 2] dat verdachte, en haar mededader geld nodig hadden voor tijdelijk onderdak en opslag voor hun goederen, en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 2] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschikten, en
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en
- die [benadeelde 2] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en haar mededader) geld nodig hadden om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en toegang tot die rekening te verkrijgen, en vervolgens
- hierna die [benadeelde 2] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelden, en
- een schuldbekentenis opgemaakt, en
- het rijbewijs van verdachte in onderpand gegeven, en
- die [benadeelde 2] telkens voorgewend dat de procedure rondom het geld op korte termijn zou zijn afgewend en daarbij telkens concrete data van terugbetaling genoemd;
- die [benadeelde 2] voorgewend dat verdachte en haar mededader een afspraak hadden met de notaris en met de nieuwe kopers van het appartement van verdachte;
waardoor die [benadeelde 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 4:
in de periode van 3 juli 2017 tot en met 22 maart 2019 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 6500 euro, hebbende zij, verdachte en haar mededader telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 5] , en
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en
- die [benadeelde 5] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en haar mededader) geld nodig hadden om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en vervolgens
- voorgewend tegenover die [benadeelde 5] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschikten, en
- hierna die [benadeelde 5] om geld te leen gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelden, en
- een schuldbekentenis (voor een deel van de lening) opgemaakt;
waardoor die [benadeelde 5] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 6:
in de periode van 17 juni 2018 tot en met 21 juni 2018 te Baarn telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 7] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedragen (van in totaal 2500 euro), hebbende zij, verdachte en haar mededader telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 7] , die als patiënt bij haar, verdachte, creatieve therapie volgde dan wel had gevolgd en
- die [benadeelde 7] voorgehouden dat zij, verdachte, op zeer korte termijn geld uit de overwaarde van haar woning zou verkrijgen (augustus 2018), en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 7] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschikten, en
- hierna die [benadeelde 7] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelden, en
- die [benadeelde 7] telkens voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend en daarbij telkens concrete data van terugbetaling genoemd, en
- die [benadeelde 7] voorgewend dat er op zeer korte termijn geld binnen zou komen, en daar concrete en gedetailleerde voorbeelden bij hebben genoemd;
waardoor [benadeelde 7] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
feit 8:
in de periode van 16 augustus 2018 tot en met 24 maart 2019 te Zeist, telkens tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedragen (van in totaal 6000 euro), hebbende zij, verdachte en haar mededader telkens met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 8] , en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 8] dat verdachte en/of haar mededader, niet over voldoende geld beschikten, en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 8] dat zij, verdachte, haar woning gunstig had verkocht onder de voorwaarde dat zij haar woning zou verlaten vóórdat zij het geld van de verkoop zou ontvangen, en
- voorgewend tegenover die [benadeelde 8] dat verdachte, en haar mededader geld nodig hadden voor tijdelijk onderdak, en
- hierna die [benadeelde 8] om geld te leen gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling in het vooruitzicht stelden, en
-die [benadeelde 8] telkens voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend;
waardoor die [benadeelde 8] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 6, feit 8: telkens, medeplegen van oplichting

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft bij deze eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het feit dat zij een first offender is, de schending van de redelijke termijn en het advies van de reclassering over een strafmodaliteit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met medeverdachte [medeverdachte] , gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het oplichten van maar liefst zes personen. Gelet op het feit dat alle aangevers verdachte en/of de medeverdachte in meer of mindere mate kenden en/of hen beschouwden als vrienden/kennissen, kan worden vastgesteld dat de verdachten misbruik hebben gemaakt van het vertrouwen en de behulpzaamheid, en in sommige gevallen tevens de kwetsbaarheid van de aangevers. De verdachten hebben de aangevers voorgehouden dat zij op korte termijn hun leningen zouden terugbetalen, terwijl zij wisten dat dit niet zo was. Om deze illusie kracht bij te zetten werden leugens verteld over enorme geldbedragen waar zij op korte termijn over zouden komen te beschikken. De ernst van de gevolgen van deze feiten wordt gekarakteriseerd door de gesprekken die de verdachten hebben gevoerd met aangever [benadeelde 2] . Hieruit blijkt dat de verdachten keer op keer met behulp van leugens een beroep deden op de verstrekkende bereidheid van [benadeelde 2] om te helpen, terwijl zij wisten dat [benadeelde 2] door de leningen zelf financieel aan de grond was komen te zitten en dat er geen reële mogelijkheid was om hem terug te betalen. De bereidheid van aangever [benadeelde 2] ging zelfs zo ver dat hij op aandringen van verdachten zijn hypotheek meermaals heeft verhoogd en geld van familieleden heeft geleend om verdachten uit de brand te helpen. Zelfs toen [benadeelde 2] schreef dat hij geen cadeau meer kon kopen voor zijn dochter omdat hij al zijn geld al aan verdachten had uitgeleend, bleven verdachten druk op hem uitoefenen om nog meer geld aan hen uit te lenen. Verdachten trokken zich niets aan van het lot van de slachtoffers en de rechtbank rekent de verdachten dit dan ook zwaar aan. Daarnaast weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat deze wijze van oplichting reeds in 2017 aanving en pas stopte in 2019 toen er door de politie werd ingegrepen. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat de verdachten zouden zijn gestopt als de politie dat niet had gedaan.
Persoon van de verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 19 augustus 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende, noch in strafmatigende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 24 september 2021, opgemaakt door E. van Busschbach, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat verdachte sinds kort een studio heeft met vooruitzicht op een vast huurcontract, waarin ze met haar partner (medeverdachte [medeverdachte] ) leeft van een bijstandsuitkering. Ondanks dat verdachte aangeeft de intentie te hebben de slachtoffers terug te betalen en er vanuit gaat dat dit betaald kan worden vanuit de opbrengsten van de stichting, vraagt de reclassering zich af in hoeverre dat realistisch is. Verdachte toont geen motivatie voor bijzondere voorwaarden en de reclassering vraagt zich af in hoeverre eventuele risico’s beperkt kunnen worden middels interventies. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Straf
Met name gelet op hetgeen is overwogen met betrekking tot de omvang en de ernst van de feiten, acht de rechtbank geen andere straf dan de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tevens acht geslagen op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het totale bedrag waarvoor verdachte de slachtoffers heeft opgelicht, is ruim € 60.000,-, waarvoor het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2-5 maanden is. De rechtbank ziet diverse strafverzwarende omstandigheden: de duur van de gedragingen, het voordeel dat verdachte heeft genoten (verdachte heeft samen met de medeverdachte het volledige fraudebedrag kunnen gebruiken), dat sprake was van medeplegen, dat zij meerdere slachtoffers hebben gemaakt, dat zij de vertrouwensrelatie met de slachtoffers hebben misbruikt, dat het soms om kwetsbare of oudere slachtoffers ging, en dat de slachtoffers natuurlijke personen waren die (voor het merendeel) niets of nauwelijks terugbetaald hebben gekregen.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn in strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 24 maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is op 20 februari 2019 voor het ten laste gelegde gehoord, terwijl het vonnis op 12 oktober 2021 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate overschreden. De rechtbank zal met deze schending rekening houden in die zin dat zij aan verdachte een kortere gevangenisstraf zal opleggen dan zij in beginsel passend acht.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank legt een langere proeftijd op dan de gebruikelijke twee jaar, gelet op het feit dat de verdachten tot en met het onderzoek ter terechtzitting hebben volgehouden dat zij de leningen zelfstandig kunnen terugbetalen, alsmede het gebrek aan zelfinzicht bij de verdachten, waarmee het recidiverisico naar het oordeel van de rechtbank nog te hoog is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.000,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de hoofdelijke gedeeltelijke toewijzing van de materiële schade tot een bedrag van € 1.600,-, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de verdediging de rechtbank primair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair wordt de rechtbank verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu deze onvoldoende is onderbouwd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij vast komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen, te weten € 1.600,-, bestaande uit de geleende bedragen. De rechtbank zal de vordering voor dit deel toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 1.600,- hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 september 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien de mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.600,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 20 september 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 26 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 2]
[A] heeft zich in zijn hoedanigheid van executeur-testamentair van de nalatenschap van [benadeelde 2] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert namens de nabestaanden van [benadeelde 2] een bedrag van € 36.700,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, waarbij wel de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van het bedrag van
€ 36.700,- hoofdelijk wordt opgelegd met verhoging van de wettelijke rente ten behoeve van de nabestaanden van [benadeelde 2] .
9.5
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank de vordering van de benadeelde partij primair – gelet op de bepleite vrijspraak – af te wijzen en subsidiair de vordering af te wijzen nu het slachtoffer niet als gevolg van het strafbare feit is overleden en hij evenmin voor zijn overlijden reeds een vordering heeft ingediend.
9.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de erfgenamen van (kort gezegd) een slachtoffer zich op grond van artikel 51f, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering kunnen voegen in het strafproces als het slachtoffer ten gevolge van het strafbare feit is overleden. Deze situatie doet zich in deze zaak niet voor.
Onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 25 juli 2011 (ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2933) is de rechtbank echter van oordeel dat de erfgenamen van een slachtoffer zich ook, namens het slachtoffer, als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen in het geval (I) het slachtoffer overlijdt nadat hij zich als benadeelde partij heeft gevoegd, maar voordat op de vordering is beslist en (II) het slachtoffer overlijdt voordat hij zich formeel als benadeelde partij heeft kunnen voegen, mits duidelijk is dat het slachtoffer de geleden schade op de verdachte wilde verhalen en zich daartoe in het strafproces zou hebben gevoegd. Deze opvatting doet recht aan de belangen van het slachtoffer. Naar het oordeel van de rechtbank doet laatstgenoemde situatie onder II zich in de onderhavige zaak voor. In zijn aangifte van 17 oktober 2018 heeft het slachtoffer [benadeelde 2] aangegeven dat hij alle schade wil verhalen op de verdachte en dat hij op de hoogte wil worden gehouden van het strafrechtelijk onderzoek. In een verhoor op 14 februari 2019 – slechts een maand voor zijn overlijden op [2019] – heeft [benadeelde 2] duidelijk en expliciet aangegeven dat hij het geld van verdachte en zijn medeverdachte terug wil en dat, mocht hij komen te overlijden, hij wil dat het geld naar zijn erfgena(a)m(en) gaat. Gelet op dit wilsbesluit van het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat de erfgenamen van het slachtoffer zich, namens het slachtoffer, kunnen voegen in het strafproces.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en de vordering vast komen te staan dat [benadeelde 2] schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen, te weten € 36.700,-, bestaande uit de geleende bedragen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 36.700,- hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten behoeve van (de nabestaanden van [benadeelde 2] ) aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 36.700,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 218 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.500,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
9.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de materiële schade, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.8
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de verdediging de rechtbank om de vordering af te wijzen.
9.9
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen en de vordering van de benadeelde partij vast komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde handelen, te weten € 6.500,-, bestaande uit de geleende bedragen. De rechtbank zal de vordering toewijzen.
De rechtbank zal de vordering voor een totaalbedrag van € 6.500,- hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Indien een mededader een deel van het bedrag betaalt, is verdachte niet langer gehouden om dat deel te betalen (en vice versa).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank, gelet op artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht ten behoeve van [benadeelde 5] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 67 dagen gijzeling.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 7 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de hoofdelijke toewijzing van de materiële schade, te verhogen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de toewijzing van de gebruikelijke forfaitaire bedragen voor de gevorderde proceskosten.
9.11
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak verzoekt de verdediging de rechtbank primair om de vordering af te wijzen. Subsidiair wordt de rechtbank verzocht om de proceskosten af te doen conform het liquidatietarief.
9.12
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 7 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
[benadeelde 9]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
9.13
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte geen strafbaar feit ten laste is gelegd met betrekking tot [benadeelde 9] . De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 5 en feit 7 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
10 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
3 (drie) jarenvast;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.600,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 1.600,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 september 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 26 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [A] (executeur-testamentair) namens de erfgenamen van [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van de erfgenamen van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 36.700,-
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de erfgenamen van [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de erfgenamen van [benadeelde 2] aan de Staat € 36.700,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2018 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 218 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • wijst de vordering van [benadeelde 5] toe tot een bedrag van € 6.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 6.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 67 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • verklaart [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 9]
  • verklaart [benadeelde 9] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en mr. P.M. Leijten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Jaâter, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 24 oktober 2017 te Soest, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer geldbedragen (van in totaal 10.000 euro), althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- ( opnieuw) contact gelegd met die [benadeelde 4] , die zij kenden als medepatiënt van haar, verdachte, tijdens een eerdere opname in het ziekenhuis en/of
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en/of
- die [benadeelde 4] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld nodig had(den) om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 4] (op een telefoon) een tekst dan wel afbeelding getoond waaruit zou moeten blijken dat haar mededader dat geld op zijn rekening had staan, en/of
- die [benadeelde 4] heeft voorgehouden dat er al geld van de buitenlandse rekening was overgemaakt, maar dat het enige tijd zou duren voordat verdachte en/of haar mededader over dat geld zou(den) kunnen beschikken, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 4] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- ( hierna) die [benadeelde 4] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- een schuldbekentenis opgemaakt, en/of
- die [benadeelde 4] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend en daarbij (telkens) concrete data van terugbetaling genoemd;
waardoor [benadeelde 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 november 2017 tot en met 20 september 2018 te Baarn, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[benadeelde 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meer geldbedragen (van in totale 3500 euro), althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, immers hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- ( opnieuw) contact gelegd met die [benadeelde 1] , en/of (vervolgens)
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en/of
- die [benadeelde 1] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld nodig had(den) om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 1] op een telefoon een tekst dan wel afbeelding getoond waaruit zou moeten blijken dat haar mededader dat geld op zijn rekening had staan, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 1] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- ( hierna) die [benadeelde 1] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- een schuldbekentenis opgemaakt, en/of
- het rijbewijs van verdachte en/of haar mededader in onderpand gegeven, en/of
- die [benadeelde 1] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend en daarbij (telkens) concrete data van terugbetaling genoemd;
waardoor die [benadeelde 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 maart 2018 tot en met 12 oktober 2018 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer geldbedragen (van in totale 36.700 euro), althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld
of tot het teniet doen van een inschuld, -hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 2] , en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 2] dat zij, verdachte, haar woning gunstig had verkocht onder de voorwaarde dat zij haar woning zou verlaten vóórdat zij het geld van de verkoop zou ontvangen, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 2] dat verdachte, en/of haar mededader geld nodig had(den) voor tijdelijk onderdak en opslag voor hun goederen, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 2] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en/of
- die [benadeelde 2] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld nodig had(den) om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en/of (vervolgens)
- ( hierna) die [benadeelde 2] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- een schuldbekentenis opgemaakt, en/of
- het rijbewijs van verdachte en/of haar mededader in onderpand gegeven, en/of
- die [benadeelde 2] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend en daarbij (telkens) concrete data van terugbetaling genoemd;
- die [benadeelde 2] voorgewend dat verdachte en/of haar mededader een afspraak hadden met de notaris en/of met de nieuwe kopers van het appartement van verdachte, en/of
- aan die [benadeelde 2] een (vermoedelijk) valselijk opgemaakte akte van passeren toegezonden;
waardoor die [benadeelde 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 3 juli 2017 tot en met 22 maart 2019 te Amersfoort, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van 6500 euro, althans enig geld en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 5] , en/of
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en/of
- die [benadeelde 5] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld nodig had(den) om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en/of (vervolgens)
- voorgewend tegenover die [benadeelde 5] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- ( hierna) die [benadeelde 5] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- een schuldbekentenis (voor een deel van de lening) opgemaakt, en/of
- die [benadeelde 5] voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend en daarbij (telkens) concrete data van terugbetaling genoemd;
waardoor die [benadeelde 5] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 11 juni 2018 te Baarn, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer geldbedragen (van in totale 10.990 euro), althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 6] , waarvan verdachte en/of haar mededader bekend was dat die [benadeelde 6] aan dementie leed
- die [benadeelde 6] begeleid bij haar financiën, en/of
- die [benadeelde 6] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld
nodig had(den)
- voorgewend tegenover die [benadeelde 6] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- ( hierna) die [benadeelde 6] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- die [benadeelde 6] vergezeld naar de pinautomaat om te pinnen, en/of
- een schuldbekentenis opgemaakt
waardoor die [benadeelde 6] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
6
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2018 tot en met 9 augustus 2018 te Baarn, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 7] , heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer geldbedragen (van in totale 2500 euro), althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, - hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 7] , die als patiënt bij haar, verdachte, creatieve therapie volgde dan wel had gevolgd en/of
- zich heeft voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en/of
- die [benadeelde 7] voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld nodig had(den) om de rekening(en) van haar mededader in het buitenland te kunnen beheren en/of toegang tot die rekening te verkrijgen, en/of (vervolgens)
- die [benadeelde 7] voorgehouden dat zij, verdachte, op zeer korte termijn geld uit de overwaarde van haar woning zou verkrijgen (augustus 2018), en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 7] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- ( hierna) die [benadeelde 7] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- een schuldbekentenis opgemaakt, en/of
- die [benadeelde 7] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend en daarbij (telkens) concrete data van terugbetaling genoemd, en/of
- die [benadeelde 7] voorgewend dat er op zeer korte termijn geld binnen zou komen, en daar concrete en gedetailleerde voorbeelden bij hebben genoemd, en/of
- die [benadeelde 7] zeer dwingende sms-berichten gestuurd, waarin ze benadrukten dat het om vertrouwen moest gaan en dat zij niet door moest blijven gaan over het geld (‘doorzagen’)
waardoor [benadeelde 7] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
7
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 oktober 2017 tot en met 7 december 2018 te Baarn, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
een geldbedrag van 1500 euro, althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 3] , en/of
- die [benadeelde 3] heeft voorgehouden dat zij (zijnde verdachte en/of haar mededader) geld nodig had(den) om het manuscript van een boek van haar mededader te kunnen afronden, en/of
- zich voorgedaan als een persoon die erg vermogend is en veel geld bezit in het buitenland, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 3] dat zij, verdachte, salaris verwachtte, maar dat dat salaris nog niet door haar was ontvangen, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 3] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- ( hierna) die [benadeelde 3] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
- die [benadeelde 3] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend;
waardoor die [benadeelde 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
8
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus 2018 tot en met 24 maart 2019 te Zeist, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 8] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meer geldbedragen (van in totale 6000 euro), althans enig geldbedrag en/of (telkens) tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, - hebbende zij, verdachte en/of haar mededader (telkens) met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- contact gelegd met die [benadeelde 8] , en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 8] dat verdachte en/of haar mededader, (tijdelijk) niet over voldoende geld beschik(t)(ken), en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 8] dat zij, verdachte, haar woning gunstig had verkocht onder de voorwaarde dat zij haar woning zou verlaten vóórdat zij het geld van de verkoop zou ontvangen, en/of
- voorgewend tegenover die [benadeelde 8] dat verdachte, en/of zijn mededader geld nodig had(den) voor tijdelijk onderdak en opslag voor hun goederen, en/of
- ( hierna) die [benadeelde 8] om geld (te leen) gevraagd en daarbij een spoedige terugbetaling met rente in het vooruitzicht stelde(n)/voorwendde(n), en/of
-die [benadeelde 8] (telkens) voorgewend dat de procedure rondom het geld op zeer korte termijn zou zijn afgewend;
waardoor die [benadeelde 8] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 6 mei 2020 en 9 november 2020, genummerd PL0900-2019105782 en PL0900-20200051400, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 469 en 1 tot en met 67. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar het proces-verbaal van 9 november 2020, dan wordt hieraan (A) toegevoegd.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , pagina 101 tot en met 104.
3.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 2] , inclusief bijlagen, pagina 105 tot en met 180.
4.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 436 tot en met 452.
5.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 453 tot en met 469.
6.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 15 (A).
7.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 16 (A).
8.Een bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 31 (A).
9.Een bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 32 (A).
10.Een bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , pagina 33 (A).
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 298.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 181.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 182.
14.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 186.
15.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , pagina 189.
16.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 245.
17.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 246.
18.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 248.
19.Een bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 250 tot en met 252.
20.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , pagina 32.
21.Een proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , pagina 33.
22.Een bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , pagina 85.
23.Een bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , pagina 86.
24.Een bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , pagina 87.
25.Een bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [aangeefster] , pagina 90.
26.Een bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , pagina 250 tot en met 252.
27.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 8] , pagina 283.
28.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 8] , pagina 284.
29.Een bijlage bij het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 8] , pagina 286 en 287.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 381.
31.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 439.
32.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 442.
33.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 443.
34.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 446.
35.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 447.
36.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 448.
37.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 449.
38.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 451.
39.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , pagina 44 (A).
40.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 465.
41.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 466.
42.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 48 (A).
43.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , pagina 49 (A).
44.Een proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 28 september 2021.