ECLI:NL:RBMNE:2021:4831
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsrecht op basis van schending inlichtingenplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De eiser ontving vanaf 29 oktober 2018 bijstand naar de norm voor alleenstaande, maar zijn recht op bijstand werd door verweerder ingetrokken op basis van een schending van de inlichtingenplicht. Dit volgde na een anonieme melding dat eiser schilderwerkzaamheden verrichtte, wat aanleiding gaf tot een onderzoek naar de rechtmatigheid van de verstrekte bijstand.
Verweerder heeft in het primaire besluit van 23 november 2020 het recht op bijstand van eiser met ingang van 20 oktober 2020 ingetrokken, en ook de bijstand over de periode van 20 november 2018 tot en met 20 oktober 2020. In het bestreden besluit van 15 februari 2021 werd het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, maar werd het recht op bijstand over de periode van 1 januari 2019 tot en met 23 juni 2020 ingetrokken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 7 juni 2021, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd duidelijk dat eiser niet de gevraagde bankafschriften had ingeleverd, wat verweerder als een schending van de inlichtingenplicht beschouwde. Eiser stelde dat hij de inlichtingenplicht niet had geschonden, omdat hij geen toegang had tot de bankafschriften van de rekening van zijn ex-vriendin, maar de rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om de benodigde informatie te verstrekken.
De rechtbank concludeerde dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.