4.4.De omstandigheid dat eiser en [A] gevoelsmatig kennelijk geen partners zijn en gevoelsmatig geen gezamenlijke huishouding voeren, is voor de rechtbank onvoldoende om het onweerlegbaar rechtsvermoeden te passeren. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van dringende redenen om van terugvordering af te zien? Nee.
5. Eiser stelt verder dat sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien. Volgens eiser heeft verweerder het besluit niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd, zodat de terugvordering dient te worden verminderd. Het onderzoek van verweerder heeft lang geduurd en verweerder is gedurende het onderzoek van standpunt veranderd. Dit alles valt eiser niet te verwijten. Eiser heeft altijd meegewerkt aan onderzoeken van verweerder en inlichtingen gegeven. Inmiddels is zijn financiële situatie ook gewijzigd. Ter onderbouwing van zijn nijpende financiële situatie verwijst eiser naar een verzoek om voorlopige voorziening dat hij eerder bij de rechtbank Midden-Nederland (UTR 21/2615) heeft ingediend en dat is afgewezen.
6. De rechtbank stelt voorop dat verweerder gehoudenis het onverschuldigd betaalde AOW-pensioen terug te vorderen. Slechts in geval van dringende redenen is verweerder bevoegdgeheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. Dringende redenen als hier bedoeld kunnen volgens vaste rechtspraak van de CRvBslechts zijn gelegen in de onaanvaardbaarheid van de - financiële en/of sociale - gevolgen die een terugvordering voor een verzekerde heeft.
7. De rechtbank oordeelt dat niet onderbouwd of gebleken is dat eiser als gevolg van de terugvordering in een noodsituatie als hiervoor bedoeld terechtkomt. Dat eiser als gevolg van de terugvordering in financiële nood komt, heeft hij niet met stukken onderbouwd. De verwijzing ter zitting naar stukken ten behoeve van een verzoek om voorlopige voorziening is hiervoor ontoereikend. Dat eiser lang op de besluitvorming heeft moeten wachten en wellicht een ander besluit van verweerder heeft verwacht, leidt op zichzelf niet tot onaanvaardbare gevolgen. De stellingen van eiser bieden geen aanknopingspunt voor het oordeel dat sprake is van dringende redenen op grond waarvan geheel of gedeeltelijk van terugvordering afgezien kan worden. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
27 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op: