In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 30 september 2021, is de verdachte beschuldigd van het bezit en de verspreiding van kinderporno en dierenporno. De rechtszaak vond plaats op 16 september 2021, waarbij de verdachte aanwezig was, wat resulteerde in een vonnis op tegenspraak. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de verdachte beschuldigd van het maken van een gewoonte van het bezit van kinderporno tussen 23 maart 2011 en 24 februari 2021, en het bezit van dierenporno tussen 25 augustus 2020 en 24 februari 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De rechtbank heeft de bewijsstukken beoordeeld, waaronder verklaringen van de verdachte en proces-verbaal van bevindingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de gewoonte van het verspreiden van kinderporno en het gewoontebezit van dierenporno, en heeft de verdachte hiervan vrijgesproken. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte in de ten laste gelegde periode kinderpornografisch materiaal heeft verworven en in bezit heeft gehad, en dat hij dit materiaal meermalen heeft verspreid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder controle op gegevensdragers en deelname aan behandeling.