3.1.[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] BV te veroordelen:
tot uitbetaling van het achterstallige salaris over de maand maart en het gereserveerde vakantiegeld, gezamenlijk € 3.207,55 bruto, met vermindering van het reeds uitbetaalde deel, € 855,76 netto, te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis;
tot verstrekking van een juiste salarisspecificatie binnen zeven dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] BV in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 10.000,00, althans een zodanige dwangsom als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren;
tot betaling van de vertragingsvergoeding van € 1.175,90, althans een zodanig bedrag als de kantonrechter in goede justitie vermeent te behoren, te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis;
tot betaling van de wettelijke rente over het verschuldigde vanaf de respectievelijke vervaldata tot aan de dag van algehele voldoening, te voldoen binnen zeven dagen na betekening van het vonnis;
in de proceskosten, te voldoen binnen zeven dagen betekening van het vonnis.