Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van de Stichting met productie 1 tot en met 30, ter griffie ingekomen op 25 juni 2021;
- het verweerschrift van [verweerder] met productie 1 tot en met 30, met een zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:686 BW en een voorwaardelijk tegenverzoek ex artikel 7:671c BW;
- de e-mail van [verweerder] van 20 augustus 2021 met een gewijzigde productielijst;
- de e-mail van de Stichting van 27 augustus 2021 met aanvullende producties;
- de e-mail van [verweerder] van 30 augustus 2021 met een aanvulling op productie 30;
- de pleitnota van de gemachtigde van de Stichting;
- de schriftelijke bijdrage van [verweerder] van de mondelinge toelichting op de zitting, per e-mail van 1 september 2021 nagezonden.
2.De feiten
3.Het verzoek
primairhet ontbindingsverzoek van de Stichting af te wijzen en zijn zelfstandig tegenverzoek ex artikel 7:686 BW tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toe te wijzen en het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. [verweerder] verzoekt daarbij de Stichting te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 246.623,08 bruto, te vermeerderen met de kosten van rechtsbijstand inclusief advieskosten over pensioenschade van € 21.620,19 en de wettelijke transitievergoeding van € 41.484,97 bruto. [verweerder] legt aan de verzochte vergoedingen ten grondslag dat hij niet (ernstig) verwijtbaar heeft gehandeld en dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de Stichting. Bij een deugdelijk verbetertraject was er geen sprake geweest van een ernstig verstoorde arbeidsrelatie en had een ontslag voor zijn AOW-leeftijd niet voor de hand gelegen. De Stichting heeft om een valse grond aangestuurd op een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie.
subsidiair, voor het geval dat het verzoek van de Stichting tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt toegewezen, het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het tijdstip waarop deze bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd en de Stichting te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van