ECLI:NL:RBMNE:2021:4674

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2021
Publicatiedatum
29 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/2038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak hebben eisers, een gezin met twee zonen, bezwaar gemaakt tegen de herziening van hun bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van hun gemeente. De herziening vond plaats omdat hun thuiswonende zoon, [A], sinds 1 augustus 2018 niet meer studeerde, wat niet was gemeld aan de gemeente. Daarnaast werd de bijstand over een andere periode herzien naar de kostendelersnorm voor een vierpersoonshuishouden, omdat hun andere zoon, [B], sinds 25 november 2020 op hun adres stond ingeschreven. De gemeente heeft op 22 december 2020 een bedrag van € 6.833,28 aan teveel betaalde bijstand teruggevorderd, maar dit bedrag werd later verlaagd naar € 3.416,64.

Eisers maakten bezwaar tegen de besluiten van de gemeente, maar dit bezwaar werd door de gemeente ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eisers behandeld op 23 september 2021. Tijdens de zitting gaven eisers aan dat zij ervan uitgingen dat de gemeente op de hoogte was van de studiestatus van hun zoon, omdat de gemeente inzage heeft in Suwinet. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van eisers is om de gemeente te informeren over relevante veranderingen in hun situatie. De rechtbank concludeerde dat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden, waardoor de herziening van de bijstandsuitkering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en het bestreden besluit bleef in stand. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. M. de Miranda),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] , verweerder

(gemachtigde: J.C. de Roos).

Inleiding en procesverloop

1. Verweerder heeft op 7 december 2020 de bijstand van eisers over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 25 november 2020 herzien naar de kostendelersnorm voor een driepersoonshuishouden (het herzieningsbesluit). Daaraan ligt ten grondslag dat hun thuiswonende zoon [A] sinds 1 augustus 2018 niet meer studeert. Eisers hebben dit niet gemeld.
Voorts heeft verweerder de bijstand van eisers over de periode van 25 november 2020 tot en met 30 november 2020 herzien naar de kostendelersnorm voor een vierpersoonshuishouden. Dit hangt samen met de omstandigheid dat hun andere zoon, [B] , sinds 25 november 2020 op hun adres staat ingeschreven.
1.1.
Op 22 december 2020 heeft verweerder over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 30 november 2020 een bedrag van € 6.833,28 aan teveel betaalde bijstand teruggevorderd. Op 5 januari 2020 heeft verweerder besloten dat het besluit van
22 december 2020 komt te vervallen en dat de terugvordering dient te worden vastgesteld op
€ 3.416,64.
1.2.
Eisers hebben op 29 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 7 december 2020, 22 december 2020 en 5 januari 2021.
1.3.
In het besluit van 17 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2021 op zitting behandeld via een videoverbinding. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
2. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Eisers hebben op 29 januari 2021 bezwaar gemaakt tegen (onder andere) het herzieningsbesluit. Verweerder heeft in het bestreden besluit weliswaar vastgesteld dat dit bezwaar te laat is ingediend, maar heeft hieraan niet uitdrukkelijk de conclusie verbonden dat het bezwaar nietontvankelijk zou zijn. In het bestreden besluit is verweerder ook inhoudelijk ingegaan op de bezwaren van eisers tegen het herzieningsbesluit. Desgevraagd heeft verweerder ter zitting bevestigd dat hij inderdaad niet het standpunt inneemt dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar daarom niet alsnog aan eisers tegenwerpen [1] .
4. Eisers voeren in beroep aan dat zij er vanuit mochten gaan dat verweerder op de hoogte was van het feit dat [A] in de zomer van 2018 was gestopt met zijn studie. Eisers wijzen er in dit verband op dat verweerder inzage heeft in Suwinet. Volgens hen dient verweerder dit systeem regelmatig te controleren en dient hij eisers tijdig te informeren over hun rechten en plichten in verband met hun uitkering. Eisers zelf wisten niet dat [A] was gestopt met zijn studie. Zij zijn de Nederlandse taal ook niet machtig.
5. De rechtbank volgt eisers niet in dit standpunt. Degene die een bijstandsuitkering ontvangt, is verplicht om mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het redelijkerwijs duidelijk is dat die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand. Anders dan eisers aanvoeren, wordt van verweerder niet verwacht dat hij met regelmaat controleert of zich wijzigen hebben voorgedaan in hun situatie. Het is daarentegen juist aan eisers om verweerder zelf actief te informeren over veranderingen in hun situatie, waarvan zij konden begrijpen dat die van invloed zijn op hun recht op bijstand. De omstandigheid dat [A] was gestopt met zijn studie, is zo’n verandering in de situatie van eisers. Eisers zijn over die informatieplicht, in het bijzonder in relatie tot de kostendelersnorm, afdoende geïnformeerd door verweerder. De rechtbank wijst in dit verband op de brieven van verweerder aan eisers van 26 mei 2015 en 23 augustus 2017.
6. Het verschoont eisers niet dat zij het Nederlands niet machtig zijn en dat zij niet wisten dat [A] was gestopt met studeren. Dit zijn omstandigheden die voor hun rekening en risico blijven. Deze omstandigheden doen niets af aan de verplichtingen en verantwoordelijkheden die zij hebben als ontvangers van een bijstandsuitkering.
7. De rechtbank concludeert dat eisers hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Verweerder heeft hun uitkering om die reden terecht herzien. De beroepsgrond tegen de terugvordering hebben eisers ter zitting prijsgegeven. Eén en ander leidt de rechtbank tot het oordeel dat het beroep van eisers ongegrond is. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 4 oktober 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1500.