ECLI:NL:RBMNE:2021:4643
Rechtbank Midden-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens ontbrekende identiteit van de cliënt
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2021 uitspraak gedaan op het verzet van een onbekende opposant(e), die beweerdelijk werd vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 22 maart 2021, waarin het beroep van de opposant(e) niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde niet binnen de beroepstermijn de benodigde stukken had overgelegd om de identiteit van de cliënt vast te stellen, zoals een machtiging. Hierdoor was de rechtbank van mening dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak, wat hen in staat stelde om zonder zitting te beslissen, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Tijdens de zitting op 10 september 2021 was de opposant(e) zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde mr. Bartels was wel aanwezig. De heffingsambtenaar van de gemeente Huizen was afwezig met bericht van verhindering. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beroepstermijn op 10 september 2020 was verstreken en dat Bartels pas na deze termijn, in een brief van 29 september 2020, melding maakte van de identiteit van de cliënt. Dit gebrek was niet meer te herstellen, aangezien de identiteit van de cliënt voor afloop van de beroepstermijn niet kenbaar was gemaakt.
De rechtbank heeft ook de argumenten van Bartels over betalingsonmacht en overschrijding van de redelijke termijn overwogen, maar oordeelde dat deze niet relevant waren voor de beoordeling van het verzet. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak van 22 maart 2021 in stand bleef. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.