ECLI:NL:RBMNE:2021:4642
Rechtbank Midden-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet tijdig kenbaar maken identiteit cliënt
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 september 2021 uitspraak gedaan op het verzet van een onbekende opposant(e), die beweerdelijk werd vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE. Het verzet was gericht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 25 maart 2021, waarin het beroep van de opposant(e) niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde niet binnen de beroepstermijn de identiteit van de cliënt had kenbaar gemaakt, wat een essentieel vereiste is volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zitting vond plaats via een Skypeverbinding op 10 september 2021, waarbij de opposant(e) zelf niet aanwezig was, maar zijn gemachtigde wel. De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking SWW was eveneens afwezig, maar had bericht van verhindering gestuurd.
De rechtbank overwoog dat de identiteit van de persoon namens wie beroep was ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moest zijn. De rechtbank stelde vast dat de beroepstermijn op 3 februari 2020 was verstreken en dat Bartels pas op 24 maart 2020 de identiteit van zijn cliënt had vermeld. Dit gebrek was niet meer te herstellen, waardoor het verzet ongegrond werd verklaard. De rechtbank verwierp ook het beroep van Bartels op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, omdat het niet mogelijk was om schadevergoeding toe te kennen aan een onbekende indiener.
De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak van 25 maart 2021 in stand bleef. De beslissing werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.