ECLI:NL:RBMNE:2021:4586

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
23 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/4427
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de Wajong-uitkering van eiser, die door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) was afgewezen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Bathoorn, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het UWV, dat naar de mening van de rechtbank niet voldoende gemotiveerd was. In een eerdere tussenuitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:2771) had de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het UWV heeft hierop een aanvullende motivering ingediend, maar volgens de rechtbank was deze onvoldoende. De rechtbank oordeelde dat het UWV niet had aangetoond dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen, ondanks de aangeboden trajecten van Stichting MEE en Cordaan. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet specifiek genoeg was en dat er onvoldoende bewijs was dat eiser met professionele begeleiding zijn vaardigheden zou kunnen verbeteren. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4427

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Bathoorn),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

Voor het procesverloop en het juridisch kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 23 juni 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:2771).
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiser heeft een schriftelijke zienswijze ingediend.
Bij brief van 3 september 2021 heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – overwogen dat verweerder met de algemene verwijzing naar stichtingen als MEE of Cordaan onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. Verweerder had volgens de rechtbank moeten onderzoeken wat de behandeling inhoudt en op welke wijze de ingezette behandeling van invloed is en welke concrete resultaten dit oplevert op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiser.
2. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 16 juli 2021 – samengevat weergegeven – toegelicht dat hij Stichting MEE en Cordaan heeft benaderd voor gerichte informatie. De Stichting MEE heeft slechts kortdurende trajecten voor begeleiding en alleen als een persoon gemotiveerd is. Stichting Cordaan heeft lange trajecten voor het begeleiden van cliënten met een verstandelijke en lichamelijke beperking. Het traject bestaat eerst uit het inventariseren van de problematiek, mogelijkheden en wensen. Een IPS-coach (vergelijkbaar met een jobcoach) die gespecialiseerd is in mensen met een verstandelijke beperking of psychiatrie wordt toegewezen aan een cliënt. Er wordt gewerkt naar op maat begeleiding en werk/activiteiten. Dit traject duurt maximaal twee jaar.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er bij eiser mogelijkheden om via een dergelijk traject arbeidsvermogen te ontwikkelen. Tot nu toe heeft de familie eiser begeleid en verzorgd, maar zij zijn geen professionals en hebben ook niet de mogelijkheden voor het aanbieden van meer uitdaging en het vergroten van zijn vaardigheden.
3. Eiser heeft zich in zijn zienswijze op het standpunt gesteld dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld.
4. Weliswaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 16 juli 2021 inzichtelijk gemaakt op welke wijze Stichting Cordaan cliënten met een verstandelijke of lichamelijke beperking kan begeleiden, maar naar het oordeel van de rechtbank blijft nog altijd onvoldoende concreet of een dergelijk traject ook in het geval van eiser kan leiden tot het ontwikkelen van arbeidsvermogen. Uit het dossier blijkt immers dat eiser door zijn familie wordt begeleid omdat hij begeleiding van ‘vreemden’ niet accepteert. Namens eiser is toegelicht dat dit geen onwil is, maar deel uitmaakt van zijn beperkingen. Dat het in zijn algemeenheid in de rede ligt dat mensen met een verstandelijke beperking met professionele begeleiding (door bijvoorbeeld de Stichting Cordaan) vaardigheden kunnen ontwikkelen, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat dat in het geval van eiser ook het geval is. De rechtbank mist daarom in de motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep een concrete op eiser toegespitste motivering, waarin onder meer wordt ingegaan op de vraag hoe kan worden gekomen tot het accepteren van professionele begeleiding. In dat verband acht de rechtbank van belang dat bijvoorbeeld de primaire arts in zijn rapportage van 10 mei 2019 heeft opgemerkt dat verbetering en ontwikkeling te verwachten is, maar al te hoge verwachtingen niet gepast zijn. Verder blijkt uit de Psyon-rapportage van 5 maart 2020 dat de psychiater adviseert om de behandeling en begeleiding te richten op de vaardigheden van eiser, rekening houdend met de beperkingen en gericht op hun (de rechtbank neemt aan: zijn) dagelijkse omgeving. In de Psyon-rapportage wordt vastgesteld dat eiser op het cognitieve en sociale vlak op alle gebieden zeer laag heeft gescoord. Daarmee is volgens de psychiater aannemelijk te maken dat eiser duidelijke problemen kan ervaren in het sociale domein (moeite met het hanteren van sociale situaties, moeite met het reguleren van emoties). Op het praktische domein (huishoudelijke en complexe dagelijkse taken, persoonlijke verzorging) worden ook beperkingen gezien, evenals op het meer conceptuele domein (taal-, rekenen-, leesvaardigheden, etc.) Ook daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat een professionele behandeling in het geval van eiser ook daadwerkelijk kan leiden tot het ontwikkelen van arbeidsvermogen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet heeft hersteld.
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtmatige uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel open ligt. Immers onduidelijk blijft of eiser met een gericht traject in staat kan worden geacht in de toekomst arbeidsvermogen te kunnen ontwikkelen. Verweerder zal – eventueel na nader onderzoek – een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt in beroep. Verweerder moet die vergoeding betalen. Omdat het primaire besluit niet wordt herroepen ziet de rechtbank bij deze stand van zaken geen aanleiding de gemaakte kosten in de bezwaarfase te vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 748,-, 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,-, en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 748,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.870,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.870,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.