4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Bewijsmiddelen
[aangever 1] heeft op 30 maart 2020 namens Singer Museum en Groninger Museum bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, het volgende verklaard:
Op 30 maart 2020 omstreeks 03:25 uur werd ik gebeld door de alarmmaatschappij. Er
werd mij verteld dat er een alarm bij het Singer museum te Laren af zou gaan. Hierop ben ik meteen ter plaatse gegaan. Ik zag dat de voordeur geheel vernield was. Ook zag ik dat de tweede toegangsdeur vernield was. Deze twee deuren zijn van glas. Ik zag dat er nog een ruit van een andere deur vernield was. Ook zag ik dat er een ruit vernield was van een deur richting Zaal 1. Ik zag dat uit zaal 1 een schilderij van Vincent van Gogh was weggenomen. Het schilderij dat is weggenomen is Lentetuin. Het schilderij is eigendom van het Groninger museum.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 30 maart 2020 camerabeelden bekeken. Daarover heeft hij het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen:
30 maart 2020 om 03.14:28 uur: vanaf de linkerzijde van het beeld is een motor/brom/snorfiets zichtbaar met aan de voorzijde de verlichting aan. Het betreffende voertuig keert om en rijdt met kopverlichting aan richting de camera. Vervolgens gaat de kopverlichting uit en blijft de bestuurder met de motor/brom/snorfiets stil staan. De bestuurder blijft een aantal seconden stil staan en rijdt vervolgens terug waar hij vandaan kwam.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 14 april 2020 verklaard dat cameraspecialist [cameraspecialist] camerabeelden heeft bekeken. Daarover is het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen:
03:14:51 uur: de man trekt een hamer/moker tevoorschijn en slaat tegen de buitenste ruit van de shop. Het glas barst. Na een tweede slag valt de rest van het glas naar beneden. De man loopt naar binnen.
03:14:57 uur: de tweede deur probeert hij eerst kort met de hand te openen. Wanneer dit niet lukt, slaat hij wederom twee keer op het glas met de hamer/moker. Het glas breekt en hij rent naar binnen.
03:15:06 uur: ook de derde deur probeert hij eerst kort met de hand te openen. Wanneer dit niet lukt slaat hij met de hamer/moker 9 keer hard en snel tegen het glas van de derde deur. Het glas breekt, hij loopt verder.
03:15:53 uur: de man rent terug door de shop heen met het schilderij onder zijn rechterarm. Al snel komt de motor weer vanaf rechts aangereden.
03:15:58 uur: de motor komt vanaf rechts aangereden. Vermoedelijk stapt hij achterop de motor en rijden ze met zijn tweeën links uit beeld.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 1 mei 2020 verklaard dat cameraspecialist [cameraspecialist] camerabeelden heeft bekeken. Daarover is het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen:
30 maart 2020 om 03:14:27 uur: een man rijdt op een scooter in oostelijke richting over de Oude Drift. Bij het kruispunt met de Naarderstraat mindert hij snelheid en maakt hij linksom een draai van 180 graden. Hierna komt hij midden op het kruispunt tot stilstand en doet hij de lichten van de motor uit. Hij kijkt nu recht naar het museum.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 2 april 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van forensisch onderzoek bedrijf:
Ik zag dat rechts voor de ingang van het museum enkele delen van een lijst, kennelijk de lijst van het weggenomen schilderij, lagen.
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 7 april 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal vooronderzoek lab:
In verband met een gekwalificeerde diefstal heb ik forensisch onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendrager: Lijst aangetroffen op trottoir, rechts van ingang museum.
Ik heb de achterzijde en de zijkant van alle acht de stukken en de schuifsluitingen van stuk 1 t/m 4 bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen (greep- en aanraaksporen). Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met onder andere SIN AAN06647NL.
Plaats veiligstellen: achterkant stuk 1 inclusief ophangoog.
Uit de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek betreffende ‘aanvullend vergelijkend DNA-onderzoek’ van The Maastrischt Forensic Institute van 14 oktober 2020 blijkt het volgende:
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] in de bemonstering van achterzijde stuk 1 en ophang oog AAN06647NL is de likelihood.-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hyppthese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijk wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Bewijsmiddelen
[aangever 2] heeft op 26 augustus 2020 namens Museum Hofje van Aerden bij de politie aangifte gedaan. Aangever heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, het volgende verklaard:
Op 26 augustus 2020 omstreeks 04:50 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale
dat het alarm in het museum Hofje van Aerden te Leerdam was afgegaan. Aangekomen bij het museum zag ik dat de deur open stond. Ik zag dat de deur kapot was. Ik zag dat het hout en de spijkers aan de rechter zijkant van de deur vervormd waren. Op de eerste verdieping deed ik de deur open van een grote ruimte waar diverse schilderijen hangen. Ik zag dat het schilderij "De twee lachende jongens" van Frans Hals was weggenomen.
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op 26 augustus 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen:
Ik zag dat er vlak achter de rechter muur, gezien vanaf de straatzijde, in de tuin een plat getrapte courgetteplant stond. Ik vermoed dat de daders hier over de muur zijn geklommen om in de tuin te komen welke toegang geeft tot de deur die was opengebroken. Ik heb vervolgens met de hondengeleider een onderzoek op de plaats delict ingesteld. Na dit onderzoek hoorde ik de hondengeleider verklaren dat zijn hond in de tuin opvallend aansloeg op de platgetrapte courgette plant. Dat hij in de tuin vanaf de geforceerde deur ook naar de achterzijde van de tuin naar de stadsmuur aan de straat de Veerstoep liep. Ik verbalisant zag dat er op die locatie een lange oranje spanband aan een vlaggenmast op de stadsmuur hing. Ik zag dat deze band op de grond ongeveer 5 meter lager op de straat eindigde. Ik stelde vast dat het een platte kunststof spanband van ongeveer 3 cm breed was.
Verbalisant [verbalisant 6] heeft camerabeelden bekeken en heeft daarover op 2 september 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen:
Cam 1, 26.08.2020, 03.04.59 uur (werkelijke tijd ongeveer 6 minuten later 03.10.59 uur):
Een scooter - met verlichting - komt aanrijden vanuit de richting van restaurant de Beren.De scooter, met daarop twee NN personenHet signalement van de personen op de scooter is niet te zien. Ook de scooter is niet nader teomschrijven. Te zien is dat de persoon die achterop zit aan zijn linkerzijde iets vierkants met zich meedraagt. Gelet op het feit dat het weggenomen schilderij uit het museum een afmeting heeft van 68 x 56,5 cm, zou het betreffende schilderij geweest kunnen zijn.De tijd dat de scooter uit beeld was betrof ongeveer 18 minuten. Op die plek is aan de ene zijde water en aan de andere zijde een muur. De muur is ongeveer 5 tot 7 meter hoog. Achter deze muur is het museum Hofje van Aerden de tuinen van het museum. Het water is doodlopend. Twee weken voor de inbraak in het museum werd door een wandelaar in het water een uitschuifbare ladder aangetroffen. Hij vond dat vreemd, haalde de ladder uit het water en stelde die veilig.
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hebben op 2 september 2020 het volgende verklaard, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen:
Wij hoorden [getuige] zeggen dat hij twee weken geleden een ladder had zien liggen in het water. [getuige] heeft ons de plaats aangewezen waar hij de ladder had aangetroffen. Dit betrof een plaats in het water recht tegenover de vlaggenmast waar vermoedelijk de dader(s) een spanband omheen hadden geknoopt.
Uit het
rapport‘onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een inbraak gepleegd in Leerdam op 26 augustus 2020’ van het Nederlands Forensisch Instituut van 13 oktober 2020 blijkt het volgende:
Het onderzoeksmateriaal betreft twee aan elkaar geknoopte transportbanden.
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
Het DNA-profiel van de [verdachte] RAAY5465NL (geboren op [1962] ) is betrokken bij
het vergelijkend DNA-onderzoek. Dit DNA-profiel is betrokken bij het vergelijkend DNA-
onderzoek vanwege een overeenkomst in de DNA-databank.
AANO9483NL#17
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drieniet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is vanpersoon 1 uit de EDB.
DNA-mengprofiel AANO9483NL# 17 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneerde bemonstering DNA bevat van persoon 1 uit de EDB, [verdachte] en een willekeurigeonbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van persoon 1 uit de EDBen twee willekeurige onbekende personen.
AANO9483NL#18Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van tweeniet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is vanpersoon 2 uit de EDB.
DNA-mengprofiel AANO9483NL#18 is' meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneerde bemonstering DNA bevat van persoon 2 uit de EDB, [verdachte] , dan wanneer debemonstering DNA bevat van persoon 2 uit de EDB en een willekeurige onbekendepersoon.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feiten 1 en 2
Schakelbewijs
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de wijzen waarop de feiten 1 en 2 zijn begaan niet op essentiële punten met elkaar overeenkomen, zodat de werkwijze onvoldoende onderscheidend is van andere diefstallen binnen de kunstwereld en er om die reden niet kan worden geschakeld.
Met de term schakelbewijs pleegt te worden aangeduid een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheiden feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.
De rechtbank stelt voorop dat het in casu gaat om zeer bijzondere feiten. Diefstallen van erg kostbare schilderijen van wereldberoemde schilders uit een museum komen – gelukkig – niet regelmatig voor. Wanneer twee van deze diefstallen binnen een tijdsbestek van enkele maanden plaatsvinden, is alleen dat al een essentiële overeenkomst tussen die beide feiten. Ook ten aanzien van de werkwijze met betrekking de diefstallen bestaan, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, sterke overeenkomsten tussen de modus operandi. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen van beide feiten is gebleken dat de inbraken hebben plaatsgevonden rond hetzelfde tijdstip, namelijk tussen 3 uur en half 4 ‘s nachts. Ook is uit de camerabeelden gebleken dat bij beide diefstallen gebruik is gemaakt van een scooter, althans tweewielig motorvoertuig. Daarnaast gaat het in beide gevallen om een zeer waardevol schilderij van een beroemde schilder dat is weggenomen uit een klein (en daardoor minder beveiligd) museum met een relatief kleine collectie, waarvan het weggenomen schilderij het topstuk was en waarbij kennelijk doelgericht uitsluitend dit topstuk is weggenomen. In aanvulling daarop heeft de rechtbank in ogenschouw genomen de omstandigheid dat verdachte eerder veroordeeld is voor een kunstroof, eveneens van een zeer specifiek kunstwerk, uit een in omvang vergelijkbaar museum, te weten dat in Gouda.Bij die diefstal werd een vergelijkbare modus operandi gebruikt. Ten slotte is het in dit kader op zijn minst opvallend te noemen dat verdachte, die aangeeft geen bijzondere belangstelling voor schilderijen te hebben, op 30 januari 2012 werd vast gelegd op camerabeelden in het Drents Museum te Assen, waarbij hij meer aandacht zou hebben gehad voor de beveiligingssystemen dan voor de tentoongestelde schilderijen.
De rechtbank zal daarom de bewijsmiddelen van feit 1 gebruiken als steunbewijs voor feit 2 en de bewijsmiddelen van feit 2 als steunbewijs voor feit 1. De bewijsmiddelen worden aldus over en weer gebruikt als steunbewijs.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samengenomen bezien, is naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat het verdachte moet zijn geweest die betrokken is geweest bij de diefstal van de beide schilderijen.
Uit de onder de bewijsmiddelen opgenomen resultaten van DNA-onderzoeken, blijkt immers het volgende. Van een na de inbraak in ’t Hofje van Aerden aangetroffen spanband zijn bemonsteringen genomen die DNA-mengprofielen hebben opgeleverd. Van twee van die mengprofielen is berekend dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is dat dit DNA bevat van verdachte dan dat dit niet het geval is. Van delen van de lijst die na de inbraak bij het Singer museum zijn aangetroffen zijn eveneens bemonsteringen genomen die DNA-mengprofielen hebben opgeleverd. Van vier van die mengprofielen is berekend dat het ‘zeer veel waarschijnlijker’ (tussen de 10.000 en 1.000.000) is dat dit DNA bevat van verdachte dan dat niet het geval is. De rechtbank acht op grond van deze resultaten bewezen dat zowel op de spanband als op de lijst DNA van verdachte is aangetroffen.
De sporen op de lijst kunnen vanzelfsprekend als dadersporen worden bestempeld. Dit geldt ook voor de sporen op de spanband; het aantreffen direct na de diefstal van die aan een vlaggenmast bevestigde spanband, die vanaf een hoge muur naar de straat hing op een locatie waar kort daarvoor al een – kennelijk verborgen - uitschuifbare ladder was aangetroffen, brengt de rechtbank tot de conclusie dat die spanband door de dader(s) is gebruikt om het hoogteverschil tussen de museummuur en de straat te overbruggen.
Verdachte heeft geen enkel aannemelijk alternatief scenario gegeven voor de wijze waarop zijn DNA, anders dan door zijn betrokkenheid bij de diefstallen, op de lijst en de spanband is aangetroffen.
Medeplegen
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat er twee personen betrokken zijn geweest bij de diefstallen. Op de beelden is weliswaar een motor te zien, maar op geen enkel camerabeeld is te zien dat er twee personen op de motor zitten. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat tussen die twee personen in ieder geval geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, nu geen intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht van de bestuurder van de motor kan worden vastgesteld.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Zij overweegt daartoe dat uit de camerabeelden bij ’t Hofje van Aerden volgt dat een scooter met twee personen wegrijdt rond het tijdstip van de diefstal. Daarbij is te zien dat de persoon die achterop zit iets vierkants vasthoudt. Uit de camerabeelden van het Singer museum is gebleken dat een man op een scooter komt aanrijden. Vervolgens maakt hij een draai van 180 graden, doet de lichten van de motor uit en kijkt recht naar het museum. De combinatie van het rijgedrag, de gedoofde lichten en het tijdstip zijn omstandigheden die naar het oordeel van de rechtbank leiden tot de conclusie dat hier sprake is van een mededader van degene die op dat moment in het museum was. Uit hetgeen hierboven al is overwogen volgt dat verdachte steeds één van de daders is geweest. De uit de beschrijving van de camerabeelden volgende rol van de bestuurder(s) van de scooter(s) laat geen andere conclusie toe dan dat deze in een nauwe en bewuste samenwerking met de andere dader heeft gehandeld. De rechtbank merkt overigens op dat verdachte, die zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen en ter terechtzitting zijn betrokkenheid bij beide feiten heeft ontkend, geen aanknopingspunten heeft gegeven voor een andere – niet als medeplegen te kwalificeren - rolverdeling tussen beide personen.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank aldus van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan twee diefstallen in vereniging door middel van braak.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Verdachte heeft het onder 3 tenlastegelegde bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende
- een in de wettelijke vorm opgemaakt
- een in de wettelijke vorm opgemaakt
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
Verdachte heeft het onder 4 tenlastegelegde bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende
- een in de wettelijke vorm opgemaakt