3.3Het oordeel van de rechtbank
Aantreffen
Op 9 januari 2018 omstreeks 01:00 uur krijgt de politie een melding binnen dat een steekpartij in relationele sfeer heeft plaatsgevonden in een woning, dat de man in de woning de [adres] te [woonplaats] ligt en de vrouw zich in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zou bevinden. De politie komt ter plaatse. Verbalisant [verbalisant 1] ziet in de keuken op de vloer een vrouw met veel bloedverlies liggen en ziet dat er op de keukenvloer veel bloed ligt.De vrouw zegt tegen verbalisant [verbalisant 2] : ‘Hij heeft mij bedrogen’De vrouw blijkt te zijn: [verdachte] , verdachte.
In de woning van de buren op nummer [nummer] ziet de politie een man liggen in zijn boxershirt en T-shirt op zijn zij, zijn lichaam bijna volledig onder het bloed. Op nog geen meter afstand van de man ligt een bebloed mes.De betrokken verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] spreken de man aan, die hierop vervolgens verklaart dat hij de relatie met zijn vriendin had verbroken, dat zij hem hierop meerdere keren had gestoken met een mes, dat hij het mes had afgepakt en hierna met het mes zijn vriendin had gestoken. De man blijkt te zijn: [slachtoffer] .
Sporenonderzoek
Het mes stelden wij, verbalisanten, veilig. Op de foto’s 10 en 11 is te zien dat het lemmet grofweg 20 centimeter lang is en dat het lemmet op zijn breedst grofweg 5 centimeter is.
Forensisch onderzoek
Door de forensische opsporing is hierop onderzoek gedaan naar de bloedsporen in de woning op nummer [nummer] . Door hen zijn bloedsporen aangetroffen in de keuken, in de hal, bij de trap naar de eerste verdieping en op de eerste verdieping.De forensische opsporing heeft de volgende bloedsporen bemonsterd en voorzien van een SIN-nummer:
Spoornummer: PL0900-2018008645-126837
SIN: AAIG7948NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Traphekje hal boven, bovenzijde
Spoornummer: PL0900-2018008645-126838
SIN: AAIG7949NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Leuning naar beneden, trap eerste verdieping
Spoornummer: PL0900-2018008645-126843
SIN: AAIG7954NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Vloer overloop
Spoornummer: PL0900-2018008645-126844
SIN: AAIG7971NL
Spooromschrijving: Bloed Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Bloedspatpatroon gelijk bovenste tree trap
Spoornummer: PL0900-2018008645-126846
SIN: AAIG7970NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Grote bloedspat links naar beneden
Spoornummer: PL0900-2018008645-126847
SIN: AAIG7969NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Halverwege trap grote veeg
Spoornummer: PL0900-2018008645-126848
SIN: AAIG7967NL
Spooromschrijving: Bloed
Wijze veiligstellen: Wattenstaafje
Plaats veiligstellen: Bloedveeg binnenzijde achterdeur
De betrokken verbalisanten concluderen als volgt:
‘Gezien de bloedsporen in de woning en de aangetroffen positie van [verdachte] is het aannemelijk dat op de eerste verdieping een en ander is voorgevallen waarbij bloedend letsel is ontstaan. (…) Vanaf de overloop over de trap naar de eerste verdieping waren veel bloedspoorpatronen op de muur, trap en trapleuning zichtbaar. In de keuken waren bloedsporen zichtbaar die doen vermoeden dat in de keuken op de vloer een schermutseling heeft plaatsgevonden. Gezien het sporenbeeld op en rond de achterdeur en op de deurklink lijkt het aannemelijk dat iemand met bloedend letsel gepoogd heeft via de achterdeur de woning te verlaten. Wij zagen vanaf de voordeur een gestempeld bloedspoorpatroon over de oprit, door de tuinen, naar de buren op nummer [nummer] .’
Door het NFI is vervolgens onderzoek gedaan naar de bloedsporen die waren veiliggesteld door de forensische opsporing. Het volgend onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAIG7948NL#01 bemonstering (traphekje hal boven, bovenzijde)
AAIG7949NL#01 bemonster (leuning naar beneden, trap eerste verdieping )
AAIG7954NL#01 bemonstering (vloer overloop)
AAIG7969NL#01 bemonstering (halverwege trap grote veeg)
AAIG7970NL#01 bemonstering (grote bloedspat links naar beneden)
AAIG7971NL#01 bemonstering (bloedspatpatroon gelijk bovenste tree trap)
Het onderzoek leverde het volgende resultaat op:
Spoor
Aangetroffen
SIN
uitslag
Bemonstering bloed
Traphekje op
overloop, 1e verdieping
AAIG7948NL
DNA-profiel van een man, kan afkomstig zijn van [slachtoffer]
Bemonstering bloed
Trapleuning, trappenhuis
AAIG7949NL
DNA-profiel van een man, kan afkomstig zijn van [slachtoffer]
Bemonstering bloed
Vloer van overloop, 1e verdieping
AAIG7954NL
DNA-profiel van een man,
kan afkomstig zijn van [slachtoffer]
Bemonstering bloed
Bovenste trede trap
AAIG7971NL
DNA-profiel van een man, kan afkomstig zijn van [slachtoffer]
Bemonstering bloed
Uit bloedspat op de muur in het
trappenhuis
AAIG7970NL
DNA-profiel van een man,
kan afkomstig zijn van [slachtoffer]
Bemonstering bloed
Uit bloedveeg op de muur in het trappenhuis
AAIG7969NL
DNA-profiel van een man, kan afkomstig zijn van [slachtoffer]
Uit dit onderzoek volgt dat voornoemde bloedsporen die op de eerste verdieping zijn aangetroffen (trap, leuning, vloer overloop) en zijn veilig gesteld, DNA bevatten dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).
Letsel
Volgens de beschikbare medische gegevens medische gegevens waren er bij [slachtoffer] de volgende scherprandige huidklievingen:
- Twee rechts in de hals; één winkelhaakvormig, met afmetingen van circa 5 bij 5 cm, en één lijnvormig met een lengte van circa 4 cm. Eén van deze verwondingen had op basis van radiologische meting een wondkanaal van circa 5 cm, verlopende van rechts naar links en gering achterwaarts, reikend tot in de slokdarm.
- Eén aan de voorzijde van de borstkas, (..) met een lengte van circa 3,5 cm. (..)
- Drie rechts aan de rug, ter hoogte van de borstkas. De meest kruinwaartse verwonding had een lengte van circa 3,5 cm en had (op basis van radiologisch onderzoek) een aangrenzend wondkanaal van minimaal 7 cm (..) en kan gezien zijn lengte worden gekwalificeerd als steekwond.
- Twee zijwaarts aan de rechter bovenarm (..).
- Drie van circa 3 tot 4 cm aan het linker bovenbeen, waarvan er één zou reiken tot in de spier en twee ‘kleiner’ zouden zijn. (..)
Blijkens het medisch dossier was er een perforatie van de slokdarm, een ‘klaplong’ en een bloeding in de rechter rugspier.
Bij [slachtoffer] is een operatie (halsexploratie) uitgevoerd, waarbij een klein defect in de oesofagus (slokdarm) is geconstateerd.
Het letsel op de borst, in de halsstreek, op de rechterarm en aan de binnenzijde van zijn rechterhand is passend bij afweerletsel ten gevolge van het grijpen in een scherprandig voorwerp als bijvoorbeeld een mes. (..) Aan de achterzijde van de linker bovenarm werd een op een bijtwond gelijkende verwonding waargenomen.
Verklaring van [slachtoffer]
Ik liep naar de kleedkamer en ineens voelde ik een klap in mijn nek. Ik draaide me om en ik was aan het afweren, want ik zag dat zij nog meer klappen wilde geven. Op dat moment zag ik het mes en ik voelde bloed. Ik rochelde en het bloed gutste eruit. Ik heb het mes proberen af te pakken, of haar hand vast proberen te pakken zodat ze niet meer kon steken. Dat lukte niet. Dat was een hele worsteling. Ik zei: 'ik ga dood, ik ga dood. Laat me gaan, laat me gaan'. 'Nee' zei ze 'nee, nee.' We waren daar minuten bezig. Ik heb geprobeerd om haar hand vast te pakken zodat ze mij niet opnieuw kon steken. Soms lukte dat en dan had ze weer iets op mijn been of op mijn arm gedaan. Op een gegeven moment gleden wij de trap af. We kwamen beneden in de hal terecht. Op dat moment liet zij dat mes even los en verslapte haar kracht en kon ik dat mes pakken. Ik rende naar de keuken en pakte de sleutels om de deur open te doen en weg te komen. Dat lukte niet, zenuwen of wat dan ook, ik was zo in paniek. Ik stond aan die deur te rommelen en er gebeurde niks. Ondertussen kwam zij achter mij staan. Toen rende zij naar de lade met messen. Ik had nog het mes en ik denk ja, ik ga niet weer worstelen, ik moet weg zien te komen en ik heb tijd nodig om de deur open te maken, dus ik steek haar. Ze viel. Toen ze in de keuken op de grond lag, heb ik snel de voordeur open gedaan en ben ik naar de buren gerend.
Verklaring verdachte
Ik heb op 9 januari 2018 beneden een mes gepakt. Ik ben naar boven gegaan. Ik heb hem op de overloop op de eerste verdieping met het mes in de hals geraakt.
Wat is er gebeurd?
[slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) en verdachte hebben beiden een verklaring afgelegd over wat er op 9 januari 2018 gebeurd zou zijn. De verklaring van [slachtoffer] komt er in het kort op neer dat hij boven eerst van achteren is gestoken door verdachte, dat hij zich daarna heeft afgeweerd en geprobeerd heeft het mes te pakken, dat toen een worsteling is ontstaan waarbij hij nog een paar geraakt is en dat ze toen via de trap naar beneden zijn gegleden, dat hij toen heeft geprobeerd te vluchten via de keukendeur en haar daarna heeft neergestoken. Daartegenover staat de verklaring van verdachte, waaruit een ander scenario naar voren komt. Ter terechtzitting heeft verdachte over het meenemen van het mes naar boven verklaard dat zij een mes had gepakt om daarmee zichzelf, later in bed, van het leven te beroven. Toen zij naar boven was gekomen met het mes liep zij echter onverwacht bijna tegen [slachtoffer] aan, waarna [slachtoffer] haar een duw gaf en zij hem toen als in een reflex eenmaal met het mes ter hoogte van zijn hals heeft gestoken. Er ontstond toen een worsteling tussen hen waarbij zij elkaar over en weer gestoken hebben. Verdachte is op de overloop zelf ook meerdere malen met het mes geraakt.
De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk. Allereerst heeft verdachte wisselend en tegenstrijdig verklaard over de reden waarom zij een mes uit de keuken heeft gepakt. In haar eerste verklaring op 22 januari 2018 tegenover de politie heeft zij verklaard dat zij het mes had gepakt omdat zij de telefoon van verdachte met het mes stuk wilde slaan, maar dat toen zij bovenkwam direct een worsteling met [slachtoffer] ontstond en zij hem toen in die worsteling heeft geraakt. In haar tweede verhoor heeft zij verklaard dat zij met [slachtoffer] wilde praten maar bang voor hem was vanwege zijn woede-aanvallen. Om toch met hem te durven praten, heeft zij het mes had gepakt om zichzelf te beschermen. Deze laatste verklaring herhaalt zij bij de NIFP-rapporteurs. Pas bij de rechter-commissaris op 2 september 2019, ruim anderhalf jaar na het incident, heeft zij het hierboven scenario over de zelfmoord geschetst. Dit scenario heeft zij herhaald bij de reclassering in juli van dit jaar en ter terechtzitting op 9 september 2021. Gelet op de inconsistentie en tegenstrijdigheid in haar verklaringen hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring van verdachte dat zij het mes had gepakt met als reden om zelfmoord te willen plegen. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte over deze gang van zaken niet eerder had kunnen verklaren, terwijl zij uitgebreid in de gelegenheid is gesteld om hierover te verklaren.
Daarbij komt dat het scenario van verdachte niet wordt ondersteund door de resultaten van het verrichte forensisch onderzoek. Zo heeft zij verklaard dat zij zelf boven al behoorlijk door [slachtoffer] gestoken zou zijn, maar dit volgt niet uit het sporenonderzoek. Op de bovenverdieping alsmede op de trap is immers in geen van de bloedsporen die door de Forensische Opsporing veilig zijn gesteld, een match met het DNA-profiel van verdachte gevonden. Alle veilig gestelde bloedsporen op de bovenverdieping alsmede op de trap bevatten DNA dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard). Dat het bloed uit de verwondingen bij verdachte zou zijn gestelpt door haar bovenkleding acht de rechtbank - gelet op de hoeveelheid en de plaats van de geconstateerde steekverwondingen bij verdachte in combinatie met het hemdje dat zij die nacht droeg – niet aannemelijk.
Verdachtes scenario van een worsteling wordt bovendien weersproken door de aard en plaats van de verwondingen bij [slachtoffer] , in het bijzonder het geconstateerde letsel aan de rug van [slachtoffer] . Dit letsel van [slachtoffer] (3 wonden in de rug, waarvan in ieder geval 1 wond als steekwond gekwalificeerd kan worden) past namelijk niet bij de ter terechtzitting gegeven verklaring van verdachte over de wijze waarop de steekpartij zou hebben plaatsgevonden, te weten dat zij tegenover elkaar stonden, dat zij elkaar daarbij aankeken en toen in een worsteling kwamen waarbij het mes dan richting hem en dan richting haar geduwd werd waardoor zij geraakt werden). Daar komt nog bij dat er op de overloop geen bloedvegen zijn aangetroffen, terwijl dit wel past bij een worsteling, zoals door verdachte omschreven. In de nabijheid van de badkamerdeur werden uitsluitend passief gevallen bloedsporen aangetroffen.
De verklaringen van [slachtoffer] zijn daartegenover wel consistent. [slachtoffer] heeft vanaf zijn eerste afgelegde verklaring op 9 januari 2018 steeds hetzelfde verklaard over het incident. Daarbij komt dat zijn verklaring grotendeels wordt bevestigd door het sporenonderzoek en het bij hem geconstateerde letsel.
De rechtbank gaat dan ook uit van de lezing van [slachtoffer] en schuift de verklaring van verdachte terzijde.
Geen poging tot moord
Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is geweest van voorbedachten rade bij verdachte.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ komen vast te staan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar dat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342). Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Daarbij is van belang dat, met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, aan de vaststelling dat sprake is geweest van voorbedachte raad bepaaldelijk eisen worden gesteld en dat de rechter, met name indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering nadere aandacht dient te geven.
In dit geval kan niet worden vastgesteld dat verdachte in de nacht van 9 januari 2018 een mes heeft gepakt en naar boven is gegaan met het doel om [slachtoffer] om het leven te brengen. Hiervoor zitten onvoldoende aanwijzingen in het dossier. Zo is er geen duidelijkheid over de tijdspanne tussen de verschillende stappen van verdachte tot aan het moment van de confrontatie op de overloop van de eerste verdieping. Weliswaar heeft [getuige] , de voormalige partner van verdachte verklaard, dat verdachte hem zou hebben verteld dat verdachte het mes had gepakt om [slachtoffer] koud te maken, maar dit is onvoldoende om het bewijs op te baseren dat sprake is van voorbedachte rade. De getuige heeft verklaard over wat hij van verdachte heeft gehoord en bovendien is gebleken dat de relatie tussen hen beiden is geëindigd in een juridische strijd om alimentatie, zodat deze verklaring gekleurd kan zijn.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord. De rechtbank zal verdachte daarom van het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ vrijspreken.
Wel poging tot doodslag
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor gegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag.
Opzet
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van het slachtoffer, oftewel dat zij met haar handelen niet heeft bedoeld het slachtoffer te doden.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De gedragingen van verdachte, waarbij zij – gelet op het beschreven letsel bij [slachtoffer] – meermalen en met kracht met een flink vleesmes in de hals (een zeer kwetsbaar lichaamsdeel) en de rug en borst van [slachtoffer] heeft gestoken, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht geweest op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat het opzet van verdachte daarop was gericht. De rechtbank acht derhalve vol opzet bewezen.
Vrijspraak voor het laatste gedachtestreepje – het gooien met een boeddhabeeld
De rechtbank zal, zoals de raadsman heeft bepleit, verdachte vrijspreken van het laatste gedachtestreepje, dat ziet op het gooien met een (zwaar) boeddhabeeld. Uit het dossier volgt dat de politie die als eerste ter plaatse was, naast de vrouw in de keuken een omgevallen bebloed boeddhabeeld op de grond zag liggen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte het boeddhabeeld naar hem heeft gegooid toen hij in de keuken bezig was met de achterdeur, en dat hij het afgeweerd heeft. Verdachte heeft verklaard zich niets van een boeddhabeeld te kunnen herinneren. Het beeld is niet veiliggesteld voor forensisch onderzoek. Er is weliswaar een bloedspoorpatroonanalyse uitgevoerd naar de aangetroffen bloedspoorpatronen in de keuken, maar nu deze bloedsporen niet voor DNA-onderzoek zijn veilig gesteld en de patronen op meerdere wijzen kunnen zijn ontstaan, wordt de verklaring van [slachtoffer] op dit punt onvoldoende ondersteund. De rechtbank is derhalve van oordeel dat voor dit onderdeel van de tenlastelegging onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank het bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ niet bewezen acht en verdachte op dat punt zal vrijspreken en verdachte verder zal vrijspreken voor het laatste gedachtestreepje van het ten laste gelegde, dat ziet op het gooien met een (zwaar) boeddhabeeld.