ECLI:NL:RBMNE:2021:4512

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
C/16/526631 / HA RK 21-215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen voorgenomen splitsing van franchiseondernemingen en de ontvankelijkheid van de Franchisevereniging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de Franchisevereniging en Franchisenemers tegen de voorgenomen splitsing van 142 Eye Wish winkels door Brilmij. De rechtbank heeft de Franchisevereniging niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij geen eigen procesbelang heeft en niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 3:305a BW. De rechtbank oordeelde dat de Franchisenemers onvoldoende waarborgen hebben dat hun vorderingen op Brilmij na de splitsing zullen worden voldaan. De rechtbank concludeerde dat de Franchisenemers op dat moment geen vorderingen hadden waarvoor een waarborg moest worden gegeven, en verklaarde het verzet ongegrond. De proceskosten werden aan de zijde van Brilmij begroot op € 2.460, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een partij om voldoende belang te hebben bij een rechtsvordering en de voorwaarden die gelden voor verenigingen die collectieve belangen behartigen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummers / rekestnummers: C/16/526631 / HA RK 21-215
C/16526629 / HA RK 21-214
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 16 september 2021
in de zaak C/16/526631 / HA RK 21-215 van
1. de vereniging
EYE WISH FRANCHISENEMERS VERENIGING,
gevestigd te Roosendaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster sub 2] B.V.,t.h.o.d.n. EYE WISH OPTICIENS,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
3. de vennootschap onder firma
[verzoekster sub 3] ,t.h.o.d.n. EYE WISH OPTICIENS,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] en haar vennoten
[A], wonende te [woonplaats 1] , en
[B], wonende te [woonplaats 2] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster sub 4] B.V.,t.h.o.d.n. EYE WISH OPTICIENS,
gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
en in de zaak C/16526629 / HA RK 21-214 van
5. de vennootschap onder firma
[verzoekster sub 5] ,t.h.o.d.n. EYE WISH OPTIECIENS,
gevestigd te [vestigingsplaats 4] en haar vennoten
[C]en
[D], beide wonende te [woonplaats 3]
6. de vennootschap onder firma
[verzoekster sub 6] ,t.h.o.d.n. EYE WISH OPTICIENS
,gevestigd te [vestigingsplaats 5] en haar vennoten
[E]en
[F], beide wonende te [woonplaats 4] ,
verzoekers,
advocaat mr. D.J.A. van den Berg te Amsterdam,
en in beide zaken
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRILMIJ GROEP B.V.,
gevestigd te Soesterberg,
verweerster,
advocaten mr. E.D. van Geuns en mr. A.E. de Paepe, beide kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[belanghebbende] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 6] ,
belanghebbende,
niet verschenen.
De partijen worden hierna als volgt aangeduid:
  • verzoeker 1: Franchisevereniging
  • verzoekers 2 tot en met 6 gezamenlijk: Franchisenemers
  • verweerster: Brilmij
  • belanghebbende: [belanghebbende] .

1.Het procesverloop

1.1.
De procedure blijkt uit het volgende:
  • het verzoekschrift met nummer C/16/526631 / HA RK 21-215 houdende verzet tegen voorgenomen splitsing ex artikel 2:334l BW van verzoekers 1 tot en met 4;
  • het verzoekschrift met nummer C/16526629 / HA RK 21-214 houdende verzet tegen voorgenomen splitsing ex artikel 2:334l BW van verzoekers 5 en 6;
  • het verweerschrift van Brilmij in beide zaaknummers met conclusie tot ongegrondverklaring verzet ex artikel 2:334l lid 1 BW;
  • brief van verzoekers met aanvullende productie;
  • brief van verweerder met aanvullende productie.
1.2.
Voor de zitting heeft eiser sub 3, [verzoekster sub 3] en haar vennoten, haar vordering ingetrokken.
1.3.
Op 16 april 2021 is zitting gehouden in het gebouw van deze rechtbank voor de behandeling van beide verzoekschriften door de meervoudige kamer van de rechtbank bestaande uit: mr. A.A.T. van Rens, voorzitter, mr. S.H. Bokx - Boom en mr. J.P. Verboom, rechters, en mr. M.A. Jabari, griffier.
1.4.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • mr. D.J.A. van den Berg namens verzoekers
  • mr. [G] namens verzoekers
  • de heer [H] , [functie 1] en [functie 2] van Franchisevereniging
  • de heer [C] , vennoot van [verzoekster sub 5]
  • mevrouw [D] , vennoot van [verzoekster sub 5]
  • mr. E.D. van Geuns namens Brilmij
  • mr. A.E. de Paepe namens Brilmij
  • de heer [I] , [functie 3] GrandVision Benelux B.V.
  • de heer [J] , [functie 4] GrandVision Benelux B.V.
1.5.
Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen. De advocaten van verzoekers en verweerders hebben allebei een pleitnota overgelegd. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.6.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verklaart Franchisevereniging niet ontvankelijk in haar verzoek;
2.2.
verklaart in beide zaken het verzet ongegrond en heft dit op;
2.3.
veroordeelt Franchisevereniging en Franchisenemers in de proceskosten, aan de zijde van Brilmij tot op heden in beide zaken in totaal begroot op € 2.460, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van deze uitspraak, waarbij [verzoekster sub 3] en haar vennoten aansprakelijk zijn voor € 1.897;
2.4.
verklaart de beschikking voor wat betreft de opheffing van het verzet en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst af het meer of anders verzochte.

3.Waar gaat deze zaak over?

3.1.
Brilmij is van plan om 142 Eye Wish winkels in Nederland af te stoten, waaronder de winkels van Franchisenemers. Dit zal worden gerealiseerd door een afsplitsing in de zin van artikel 2:334a lid 3 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en het onderbrengen van de 142 winkels en de merknaam Eye Wish bij [belanghebbende] .
3.2.
De achtergrond van de afsplitsing is de goedkeuring door de Europese Commissie in maart 2021 van de verwerving van 70% van de aandelen door EssilorLuxottica N.A. in het GrandVision concern, waar ook Brilmij toe behoort. Aan die goedkeuring is voor Nederland de voorwaarde gesteld dat de merknaam Eye Wish en 142 winkels worden afgestoten.
3.3.
Franchisevereniging en Franchisenemers komen in verzet tegen de afsplitsing en stellen dat er onvoldoende waarborg is voor voldoening van de verplichtingen van Brilmij aan de 142 EyeWish winkels. Zij verzoeken de rechtbank te bepalen dat een waarborg wordt gegeven in de zin van een concerngarantie of een bankgarantie voor een bedrag van € 250.000 per winkel, in totaal € 35.500.000.
3.4.
Brilmij concludeert tot de niet ontvankelijkheid van Franchisevereniging en tot ongegrondverklaring van het verzet van de overige Franchisenemers.

4.De gronden van de beslissing

Vooraf

4.1.
De rechtbank begrijpt dat de grootste zorg van Franchisenemers eigenlijk is dat hun concurrentiepositie slechter wordt en dus hun inkomen en dat van hun collega franchisenemers onder druk komt te staan. De rechtbank begrijpt die zorg. In het kader van dit verzet is echter de vraag of Franchisenemers nog voldoende waarborg hebben dat hun vorderingen op Brilmij ook na splitsing zullen worden voldaan. Het voornemen om na de splitsing de aandelen in de nieuwe franchisegever ( [belanghebbende] ) van Franchisenemers te verkopen, is daarbij niet direct relevant.
Geen misbruik van recht
4.2.
Brilmij heeft aangevoerd dat Franchisenemers misbruik maken van het recht om verzet aan te tekenen omdat het hun helemaal niet gaat om het verkrijgen van zekerheid voor vorderingen maar om het versterken van hun onderhandelingspositie. Voor het vaststellen van misbruik van recht geldt een hoge drempel. Franchisenemers zijn nauw betrokken in deze afsplitsing omdat zij een langlopende franchiseovereenkomst hebben met Brilmij. Dat zij naast zorgen over de nakoming van verplichtingen door [belanghebbende] van hun huidige vorderingen ook andere (grotere) zorgen hebben, betekent niet dat zij misbruik maken van hun recht om in verzet te komen.
Franchisevereniging niet ontvankelijk
4.3.
Voorop staat dat Franchisevereniging geen eigen procesbelang heeft. Zij heeft zelf namelijk niets te vorderen van Brilmij. Een partij komt alleen bij voldoende belang een rechtsvordering toe (art. 3:303 BW). De wet kent daarop een uitzondering voor rechtsvorderingen [1] ingesteld door een vereniging (of stichting) met volledige rechtsbevoegdheid die strekken tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, als de vereniging de belangen in haar statuten behartigt en de belangen voldoende zijn gewaarborgd. De wet stelt in artikel 3:305a BW verdere voorwaarden.
4.4.
In dit geval voldoet Franchisevereniging niet aan de voorwaarden van artikel 3:305a BW. Zo is er onder andere geen toezichthoudend orgaan en geen algemeen toegankelijke internetpagina met de informatie die artikel 3:305a BW noemt. De algemene ledenvergadering van Franchisevereniging is niet te beschouwen als een toezichthoudend orgaan. De internetpagina van de Franchisevereniging (www.eyewishfv.nl) voldoet niet aan de eisen omdat de website niet toegankelijk is voor het publiek (de bezoeker wordt meteen gevraagd in te loggen) en daarmee ook niet valt te controleren of de in artikel 3:305a BW vereiste informatie daarop staat. De uitzondering van artikel 3:305a lid 6 BW geldt niet (geen rechtsvordering met een ideëel doel en voor een zeer beperkt financieel belang of de aard van de vordering is aanleiding om de voorwaarden buiten toepassing te laten). Verder hadden deze punten ook al in de verzoekschriften besproken moeten zijn (artikel 1018c Rv [2] ). Tot slot heeft Franchisevereniging onvoldoende duidelijk gemaakt waarom een collectieve zaak in dit geval efficiënter en effectiever is dan dat de franchisenemers zelf verzet aantekenen (artikel 1018c lid 5 sub b Rv).
4.5.
De slotsom is dat Franchisevereniging niet ontvankelijk is in haar verzoek. Dat brengt de rechtbank tot een inhoudelijke beoordeling van het verzet door Franchisenemers.
Juridisch kader
4.6.
Artikel 2:334k BW heeft het doel de belangen van schuldeisers te beschermen. Iedere schuldeiser die vindt dat hij wordt benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden kan van de partijen bij de splitsing verlangen dat een van hen zekerheid stelt of een andere waarborg geeft voor de voldoening van zijn vordering.
In deze procedure is het aan Franchisenemers om aannemelijk te maken dat zij schuldeiser van Brilmij zijn, dat zij na splitsing minder waarborg hebben voor hun vordering en dat zij de door hen gevraagde waarborg niet hebben gekregen (artikel 2:334k en l BW).
4.7.
Of er voldoende waarborgen zijn, moet getoetst worden door de situatie na de afsplitsing te vergelijken met de situatie vóór de afsplitsing. Daarbij kunnen alle waarborgen worden meegewogen, ook wettelijke.
Geen vordering Franchisenemers waarvoor waarborg moet worden gegeven.
4.8.
Op grond van artikel 2:334t BW kunnen Franchisenemers hun (eventuele) huidige vorderingen op Brilmij verhalen als [belanghebbende] niet zou nakomen. Op grond van de door GrandVision N.V. afgegeven verklaring ex artikel 2:403 BW, kunnen zij zich ook verhalen op GrandVision N.V. Het is de vraag of Franchisenemers op dit moment een vordering hebben op Brilmij.
4.9.
Het is niet nodig dat de vorderingen van Franchisenemers opeisbaar zijn, maar zij moeten wel voldoende concreet zijn. De vraag of een waarborg gesteld moet worden en zo ja voor welke bedrag, hangt immers af van de hoogte van de vordering. Franchisenemers hebben aangegeven dat Brilmij als franchisegever op grond van de franchiseovereenkomst bepaalde verbintenissen is aangegaan, waaronder de inrichting en bevoorrading van de winkel, verkoopondersteuning en publiciteit, levering van het huurrecht van de winkel en betaling van een goodwillvergoeding bij het einde van de franchiseovereenkomst. Op grond van die overeenkomst hebben Franchisenemers echter op dit moment nog geen vordering. Brilmij voldoet aan haar verplichtingen en had zelf, per 1 september 2021, een vordering op Franchisenemers (inclusief [verzoekster sub 3] ) van totaal € 286.894,24. Franchisenemers betalen de verschuldigde franchise fee en koopsom voor geleverde producties namelijk achteraf.
4.10.
Hoewel Franchisenemers hebben aangegeven dat zij ook vorderingen hebben op Brilmij zoals de aanspraak op inkoopbonussen en vergoedingen van verzekeraars van hun klanten, is niet gebleken dat Franchisenemers op enig moment per saldo een vordering op Brilmij hebben en evenmin tot welk bedrag dan. Dat [belanghebbende] in de toekomst haar verplichtingen op grond van de franchiseovereenkomst niet zou kunnen nakomen en daardoor bijvoorbeeld schadeplichtig zou kunnen zijn of dat Franchisenemers een eventueel recht zouden kunnen krijgen op vergoeding van goodwill, betekent niet dat Franchisenemers nu een vordering hebben op Brilmij, waarvoor waarborg moet worden gegeven in het kader van deze splitsing. Franchisenemers zijn op dit moment dus geen schuldeiser in de zin van artikel 2:334k BW die een waarborg kunnen verlangen.
4.11.
Terzijde merkt de rechtbank nog op dat de Europese Commissie als voorwaarde voor goedkeuring van de overname van een meerderheid van de aandelen in GrandVision N.V. door EssilorLuxoticca, kennelijk heeft gesteld dat de af te splitsen Eye Wish winkels waaronder die van Franchisenemers, een competitieve speler in de optieksector moet worden [3] . Daarvoor zijn eisen gesteld aan de minimale omvang van de af te stoten winkels en kennelijk ook aan de uiteindelijke koper/franchisegever. In zoverre ligt niet zonder meer voor de hand dat [belanghebbende] in de naaste toekomst niet zou kunnen voldoen aan haar verplichtingen als franchisegever.
4.12.
De rechtbank komt daarmee niet meer toe aan beoordeling van de overige voorwaarden voor toewijzing van de verzoeken van Franchisenemers.
4.13.
De slotsom is dat het verzet ongegrond is en wordt opgeheven.
Proceskosten
4.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij worden Franchisevereniging en Franchisenemers veroordeeld in de proceskosten. Deze worden in beide verzoeken gezamenlijk begroot op:
- € 1.334 aan griffierecht
- € 1.126 aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 563)
De door Brilmij gevraagde wettelijke rente wordt toegewezen. Voor de kostenveroordeling is [verzoekster sub 3] aansprakelijk voor € 1.897 (1 punt aan salaris minder).
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. A.A.T. van Rens, voorzitter, mr. S.H. Bokx - Boom en mr. J.P. Verboom, rechters, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan dit proces-verbaal is opgemaakt dat is verzonden op 17 september 2021.

Voetnoten

1.Dit geldt ook voor verzoeken, zie bijvoorbeeld OK 5 augustus 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ4684 (https://www.navigator.nl/document/id2bcd703494276edeb90a57c00c0d13c9?anchor=id-a924f9de13417ebe54e5bd533c460746), ARO 2009, 135 (https://www.navigator.nl/document/id157320090805200016634okaro2009135dosred),
2.Dat eveneens van toepassing is op dit verzoek. Artikel 1018c BW ziet namelijk specifiek op artikel 3:305a BW vorderingen dat, als geoordeeld, ook geldt voor verzoeken als in deze zaak.
3.Zie het persbericht van 23 maart 2021 van de Europese Commissie (bijlage 1 verweerschrift Brilmij) en ook sectie D van de Modeltekst van de Europese Commissie (bijlage 9 verweerschrift Brilmij).